Voor Wat Hoort Wat

“Hij kende ieders geheime verlangens,” schreef Gustave Stinglhamber, een medewerker van Leopold II, een eeuw geleden over deze grote Belgische vorst. Leopold, die investeerde in de Chinese spoorweg van Peking naar Hankow, wilde goedkoop aan rails komen. “Ik zag hem dus een brief schrijven,” vervolgt Stinglhamber, “naar een Belgische kapitalist die hij de titel van baron beloofde indien hij de rails zou leveren. En inderdaad, kort daarna werd die man een baron.”

Indien de dynastie in België wordt beschouwd als één van de belangrijke pijlers onder deze artificiële staat, dan is dat niet zonder reden. Kijk naar de baronnen en je kent de zolenlikkers.

In mei 1979 leidde een ontmoeting van koning Boudewijn met José Happart langs een autoweg nabij Luik tot grote verontwaardiging in Vlaanderen. Toen tien jaar later de verontwaardiging nog niet was weggeëbd, voelde Boudewijn zich verplicht zich te verantwoorden in een gesprek met journalist Hugo De Ridder. Die laatste bracht daar in 2001 in zijn boek “Geen blad voor de mond” verslag over uit. Boudewijn vertelde De Ridder dat zijn ceremoniemeester de ontmoeting met Happart had geregeld, maar dat de koning van niets had geweten.

Het volgende staat niet in het boek van de Ridder: de ceremoniemeester in kwestie was Christian de Posch. Tien dagen na de ontmoeting met De Ridder werd deze de Posch door Boudewijn tot baron benoemd wegens “bewezen diensten.” Zo erg kan hij Boudewijn dus niet in verlegenheid hebben gebracht door hem bij Happart te brengen.

Koekoek

Er bestaan gradaties in de adellijke titel die men kan krijgen. Een baron is méér dan een ridder, en een graaf méér dan een baron. Bovendien zijn sommige titels persoonlijk en andere overerfbaar, en sommige zijn alleen overerfbaar voor de oudste zoon, en andere voor alle kinderen. Zo kunnen de Coburgs de zolenlikkers permanent aan zich binden en kunnen ze, al dan niet willekeurig, gunsten uitdelen. Aldus werd midden vorige eeuw ene René Didisheim tot baron benoemd met een titel die uitsluitend overerfbaar was voor zijn oudste zoon Michel. Die laatste vertoonde opvallende fysieke gelijkenissen met Leopold III. Jaren later werd Michel Didisheim tot graaf verheven met een titel overerfbaar voor al zijn kinderen. De koekoek van Coburg zorgt voor zijn nageslacht, maar niet voor dat van de vogel in wiens nest hij zijn ei legt.

Maurice Lippens kreeg in 1998 eveneens een grafelijke titel overerfbaar voor al zijn afstammelingen. Daar was hij niet weinig fier op, want de titel in de familie Lippens was tot dusver alleen voorbehouden voor de oudste zoon, zodat niet Maurice maar wel zijn oudere broer, burgemeester Leopold Lippens van Knokke, zich graaf mocht noemen. Maurice had zes weken vóór hij zijn hoge titel kreeg de koning echter een “verjaardagsgeschenk” gegeven: hij had de Generale Bank overgeleverd aan Fortis in plaats van aan de Nederlandse ABN-Amro Bank. Bij die gelegenheid werd ook een andere edelman aan zijn “verplichtingen” herinnerd. Paul Buysse, die net een jaar tevoren tot baron was gemaakt, was bestuurder bij de G-Bank en vond de manier waarop de uitverkoop aan Fortis verliep ondanks het hoger bod van ABN-Amro, niet koosjer. Hij twijfelde er zelfs aan of hij er wel mee in kon stemmen. Edoch, de baron werd gemeld dat van hem verwacht werd dat hij “zijn verantwoordelijkheid zou opnemen.” En Buysse deed wat door de Coburgs van hun baronnen wordt verwacht: de vorst op tijd en stond een geschenk geven: bijvoorbeeld spoorwegrails, contacten met een Waalse bendeleider, een bank, een eredoctoraat of een havendok.

Schandvlek

Manu Ruys is de enige man die ik persoonlijk ken die ooit de titel van baron heeft geweigerd. Ruys wist dat men in België geen adellijke titel krijgt omwille van voorbije verdiensten, maar omwille van toekomstige verplichtingen. Rector Oosterlinck van de Leuvense universiteit is baron geworden omdat hij bereid was zijn universiteit te verlagen door de domste Coburger aller tijden tot eredoctor te maken. Met die blaam zal Leuven, ook na onze onafhankelijkheid, verder moeten leven.

Men kent de geheime verlangens van de Coburgs aan diegenen die zij in de adelstand verheffen. Philippe wilde doctor zijn, en vader Albert wilde een dok in de Antwerpse haven, zodat baron Delwaide de hint kreeg dat hij “zijn verantwoordelijkheid moest opnemen” door het Deurganckdok een nieuwe naam te geven. Delwaide bleek bereid zich publiek belachelijk te maken door voor te stellen om het dok naar Albert II te noemen, maar gelukkig konden de Antwerpenaars daar een stokje voor steken.

De baronnen en de graven zijn maar al te graag bereid om hun eer en de belangen van hun bedrijf, hun universiteit, hun haven, hun volk te verloochenen omwille van hun eigen “geheime verlangens” en die der Coburgs. Daarom vind ik dat wanneer Vlaanderen binnen afzienbare tijd een onafhankelijke republiek wordt, de adellijke titels behouden moeten blijven. Méér zelfs: wie een titel heeft moet verplicht worden hem te dragen als een schandvlek. Dan zal het volk zich blijven herinneren dat baron Oosterlinck de man was die een domkop tot eredoctor maakte, dat baron Buysse een privébank hielp uitleveren aan de laagste bieder, dat baron Delwaide het belangrijkste dok van Antwerpen wilde noemen naar een vader die niet naar zijn dochter omkijkt.

Fierheid

Ter gelegenheid van de “nationale feestdag” vroeg De Tijd (20 juli) aan baron Buysse wat hij zou doen indien hij op de stoel van Albert II zou zitten. Buysse zei dat hij de nationale fierheid wil aanwakkeren. De Vlamingen moeten wat meer Belg worden, zegt Buysse: het is beter onder de vlag van België de wereld tegemoet te treden dan onder die van Vlaanderen.

“Men zegt in Vlaanderen gemakkelijk dat de koning en de koninklijke familie meer met de franstaligen dan met de Vlamingen bezig zijn. Dat is onjuist,” aldus baron Buysse. Omdat we weten wie baron de Posch is, weten we dat baron Buysse liegt. Het is een leugen die hem ongetwijfeld nog tot graaf zal maken.