Duits Staatsburgerschap Betekent Iets, Belgisch Niets

Op 18 juli vernietigde het Duits grondwettelijk Hof in een uitvoerig gemotiveerd arrest (tevens beschikbaar in een Engelse samenvatting) de Duitse wet tot uitvoering van het Europees kaderbesluit inzake het Europees aanhoudingsbevel en uitleveringen tussen de Europese lidstaten (PDF). Uit de motivering kan worden afgeleid dat in Duitsland - meer dan bij ons - het staatsburgerschap nog iets betekent: het Bundesverfassungsgericht bewaakt de (meer)waarde ervan en verplicht tot positieve discriminatie van de eigen burgers.

Eurofiele commentatoren hebben er opgelucht op gewezen dat het arrest het Europees kaderbesluit zelf niet strijdig verklaart met de Duitse grondwet (dat was wel de mening van één van de rechters in een afwijkende mening, een "dissenting opinion"), maar enkel de Duitse omzettingswet. De Duitse wetgever wordt verplicht de wet te herschrijven op een wijze die grondwetsconform is, maar het hof meent dat het mogelijk is dat te doen binnen de marges die het kaderbesluit laat aan de lidstaten. Het Hof diende dus ook niet te zeggen wat de gevolgen zouden zijn mocht het kaderbesluit zelf strijdig zijn met de Duitse grondwet; er zijn wel een aantal andere zaken aanhangig voor het Hof waar dergelijke vragen wel aan bod komen.

Niettemin is het arrest toch bijzonder interessant in die zin dat er wel degelijk in de motieven grenzen worden gesteld aan de europeanisering en denationalisering van het recht en de soevereiniteit. En vooral omdat het arrest duidelijk stelling neemt over de betekenis die nationaliteit of staatsburgerschap moet hebben in een rechtsstaat. We parafraseren dan ook de belangrijkste overwegingen in dat verband.

Zo stelt het Hof (ov. 64) dat de Duitse nationaliteit het recht geeft om door de eigen overheid niét uit de eigen territoriale rechtsorde te worden verwijderd en in het bijzonder niet te worden uitgeleverd aan een andere overheid of rechtsorde. Een correlaat hiervan is wel dat de staat het recht heeft eigen burgers te vervolgen voor misdrijven in het buitenland begaan (op voorwaarde natuurlijk dat de Duitse strafwet dat misdrijf uitdrukkelijk strafbaar stelt ook wanneer het in het buitenland wordt begaan). Aan dit recht worden zeer enge grenzen gesteld: een uitzondering geldt slechts voor uitlevering aan een andere EU-lidstaat of een internationaal gerecht, en op voorwaarde dat het misdrijf hoofdzakelijk in het buitenland werd begaan.

De Duitse omzettingswet werd vernietigd omdat ze het ook mogelijk maakte een Duitser uit te leveren aan Spanje voor hoofdzakelijk in Duitsland zelf begane beweerde misdrijven. Het Hof benadrukt dat het een fundamenteel element is van de grondwettelijke orde, dus van de rechtsstaat, dat de overheid verplicht is de eigen staatsburgers (met Duitse nationaliteit) op te nemen en te beschermen, en dat het een correlaat daarvan is dat de staat evenzeer het recht heeft om buitenlanders uit te wijzen (ov. 66). Ook kan een eigen burger niet worden uitgeleverd voor feiten die naar Duits recht geen misdrijf uitmaken.

Het Hof herinnert er ook aan (ov. 74) dat het Europeesrechtelijk verbod van discriminatie op grond van nationaliteit (dat enkel discriminaties van burgers van EU-lidstaten verbiedt, en niet de discriminatie van niet-Europese burgers), géén algemeen beginsel is, maar slechts geldt binnen de specifieke regels van het EU-recht, in het bijzonder de regels van vrij verkeer (van personen, goederen, diensten e.d.m.).

Het Hof herinnert er eveneens aan (ov. 83) dat de fundamentele vrijheid van de burger een Verlässlichkeit van de rechtsorde vereist, dus vereist dat hij zich op de rechtsorde kan verlaten, en heel in het bijzonder dat de burger niet kan vervolgd worden voor daden die op het ogenblik waarop hij ze beging niet strafbaar waren volgens de wet van die plaats dan wel volgens zijn nationale wet. Maar de rechtsstaat vereist meer (ov. 85), namelijk dat een vermeend misdrijf in eigen land begaan niét door een vreemd gerecht kan worden beoordeeld, dat een burger voor zo'n gedraging niet mag worden onderworpen aan een strafprocedure in een vreemd land, in een andere taal, met een andere procedure, een cultureel verschillende context en/of een ander strafrecht.

Weliswaar is een zeker vertrouwen in elkaars rechtsstatelijkheid tussen de EU-lidstaten op zijn plaats, maar die wederzijdse erkenning kan volgens het Hof niet betekenen dat de grondwettelijke waarborg van fundamentele rechten, die de Duitse grondwet verschaft, kan worden ingeperkt. De mogelijkheid wordt dus opengelaten dat de Duitse overheid oordeelt dat de rechten van de verdediging in een andere EU-lidstaat onvoldoende zijn beschermd (en dat dit ook werkelijk zo is, kan men natuurlijk al afleiden uit het feit dat er regelmatig EU-lidstaten door het Europees Hof voor de Mensenrechten worden veroordeeld omdat hun strafprocedure niet aan de vereiste normen voldoet).

Het editoriaal van het Duiste weekblad Die Zeit heeft het fijntjes over de gevaren van een delocalisatie van de strafvervolging:

Schon jetzt ist es üblich geworden, des Terrorismus Verdächtigte nach Spanien abzuschieben, weil dort das Machtgefälle zwischen Anklägern und Beschuldigten steiler ist als hierzulande. Die Globalisierung lädt eben nicht nur Lohnarbeit und Kapital dazu ein, sich die günstigsten Standorte zu suchen, sondern offenbar auch die Strafverfolgungsbehörden. Doch was der Ökonomie billig, ist dem Rechtsstaat nicht in jedem Falle recht" (Gero von Randow, "Büffet gesperrt: Der Bürger muss wissen, woran er ist".
Vertaling:
Nu reeds is het gebruikelijk terrorismeverdachten naar Spanje af te schuiven, omdat de machtsverhouding tussen openbare aanklager en beschuldigde daar een stuk steiler is dan hier. De globalisering nodigt niet alleen arbeid en kapitaal uit om de goedkoopste lokalisatie te zoeken, maar ook de strafvervolgingsoverheid. Maar wat goedkoop is voor de economie, is daarom nog geen recht voor de rechtsstaat).

Nog sterker: volgens het Hof geeft de Duitse nationaliteit elke Duitser het recht op deze bijzondere rechten, die verder reiken dan de rechten van vreemde staatsburgers. De Duitse wet werd ongrondwettig geacht precies omdat ze de Duitse burgers op dat vlak niét beter behandelt dan buitenlanders. Met andere woorden, de verplichting van de overheid om Duitse burgers te beschermen houdt een verplichting tot positieve discriminatie in van de eigen burgers (zie ov. 90). De Belgische inquisitie (*) zal wel erg groen en paars lachen als ze dit leest. Meer nog, in België beweren wat het Duits Grondwettelijk Hof stelt is een misdrijf, is verboden door de racismewet zoals ze "geïnterpreteerd" wordt door de Belgische rechters.

Misschien wel de interessantste overwegingen van het Hof betreffen stellingen over de betekenis van de nationaliteit die de problematiek van uitlevering en strafprocesrecht te boven gaan. Het Hof waarschuwt er zeer uitdrukkelijk voor dat in het licht van de Duitse rechtsstaat, een EU-burgerschap de Duitse nationaliteit niet kan vervangen. Het mag een aanvullende betekenis hebben, maar mag het nationale burgerschap niet devalueren. De betekenis van de Duitse nationaliteit mag er niet door worden aangetast. Een Europese regel die buitenlanders - zelfs enkel EU-burgers - stemrecht zou toekennen voor het Duitse parlement zou daarom ongrondwettig zijn en kan om die reden niet.

Dat alles zegt natuurlijk iets over de waarde van het Belgisch staatsburgerschap vergeleken met het Duitse. De betekenis of waarde van een nationaliteit bestaat immers uit de som van alle zaken die men wél heeft met die nationaliteit en niet zonder.

In Duitsland mag het dan al zeer moeilijk zijn om de Duitse nationaliteit te verkrijgen, maar wat men dan verkrijgt heeft dan ook iets te betekenen. De Heer Darkazanli, Duitser van Syrische oorsprong, zal het intussen wel beseffen: dankzij de positieve discriminatie van Duitsers, die evenzeer geldt voor genaturaliseerde Duitsers, zit hij niet in een Spaanse cel. Il y a a encore des juges à Karlsruhe ...

Ook op dat vlak schiet België als staat en rechtsstaat dan ook duidelijk te kort. In vele opzichten betekent de Belgische nationaliteit steeds minder. Ze is zowat de gemakkelijkst te verkrijgen nationaliteit ter wereld, wat al op de geringe waarde ervan wijst, ze biedt bijzonder weinig meerwaarde - nu het kiesrecht weer verder is opengesteld voor niet-staatsburgers - en ze geeft geen recht op positieve discriminatie. Integendeel, de Belgische nationaliteit hebben houdt een verplichting tot zelfnegatie in, een verplichting de eigen nationaliteit waardeloos te vinden, aangezien het volgens de Belgische onrechtspraak verboden is te pleiten voor enig voorrecht voor de burgers met die nationaliteit. Voorwaar een bemoedigend vertrekpunt voor een land dat zijn 175e verjaardag meent te moeten vieren.

(*) Dit artikel verscheen op de opiniepagina van De Tijd van 22 juli 2005. In De Tijd werd "de Belgische inquisitie" veranderd in "Het Belgische gerecht". De redacteur had blijkbaar niet door dat met de Belgische inquisitie niet zozeer het gerecht wordt bedoeld als het van de Eerste Minister afhankelijke Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding (CGKR).