Sluwe Duivel
From the desk of Paul Belien on Fri, 2006-04-28 23:59
20 april is een ongeluksdag voor de Vlamingen. Op die dag, exact 175 jaar geleden, klopte een delegatie Belgische revolutionairen in Londen aan bij prins Leopold van Saksen-Coburg om hem de Belgische kroon aan te bieden. Ze deden dat flink tegen hun zin, want ze hadden de Zuidelijke Nederlanden van de Nederlanden losgerukt met de bedoeling ze te laten annexeren door Frankrijk. Dat voornemen bleek echter op onoverkomelijke internationale weerstand te botsen, zodat graaf de Celles (een francofiele fanaticus die eigenlijk Antoine de Visscher heette) in het Nationaal Congres de memorabele woorden sprak: “Omdat het niet mogelijk is België aan Frankrijk te geven, geef ik het aan de duivel.”
Die duivel was dus Leopold, en hij aanvaardde het aanbod dankbaar. Het werd Vlaanderens ongeluk, want Leopold was een verdraaid sluwe duivel. Zijn geslepenheid en kennis van de menselijke zwakheden stelden hem in staat om België bij elkaar te houden, ondanks het feit dat hijzelf toegaf dat het een artificiële constructie was die onmogelijk bij elkaar kon worden gehouden. Metternich, de grote staatsman van die tijd, zou twee decennia later vol bewondering verklaren dat België een miskraam was, maar dat met een koning zoals Leopold elk land kan overleven.
Men moet Leopold inderdaad bewonderen voor het machiavellistische politieke vernuft en diplomatieke talent waarmee hij de artificiële constructie, die hem als inkomensbron in de schoot was geworpen, overeind hield. Het is spijtig dat Willem I (die overigens Leopolds achterkozijn was) niet een klein beetje van dat vernuft en talent bezat. Indien dat wel het geval was geweest, dan waren wij vandaag, ook staatkundig, nog Nederlanders geweest. Leopolds zoon, Leopold II, die zijn vader in sluwheid en intelligentie nog overtrof, en die een nog grotere duivel was, zei ooit dat een groot man niet noodzakelijk hetzelfde is als een goed man. Daarin had hij gelijk. Om in de politiek te slagen is grootsheid belangrijker dan goedheid.
Wanneer men het koninklijk nageslacht van Leopold bekijkt, stelt men vast dat dit nageslacht – op Boudewijn na – nooit door goedheid werd gekenmerkt, terwijl grootsheid, hetgeen een mate van intelligentie veronderstelt, alleen valt te ontwaren bij de eerste twee Leopolds, en enigzins bij de eerste Albert omdat die tenminste het verstand bezat (hij zei dat trouwens ook expliciet) om zich te omringen met mensen die verstandiger waren dan hij.
Wanneer men de levensverhalen leest van de Coburgers der 19de eeuw, verbaast men zich er inderdaad over dat deze ambitieuze en sluwe lieden de voorouders zijn van de dommen die sindsdien in Laken rondlopen.
Tentoonstelling
In het Duitse stadje Coburg, waar het Belgische vorstenhuis (dat eigenlijk Wettin heet) vandaan komt, zijn ze niet weinig trots op hun historische stadsgenoten. Vandaar dat vandaag, 29 april, een tentoonstelling wordt geopend (die nog tot 5 november loopt) over “onze” Leopold I: “Leopold & Europa: Liebe, Macht, Politik.” De tentoonstelling wordt gehouden in het slot Callenberg, de woning van prins Andreas, de huidige hertog van Saksen-Coburg en Gotha. Deze Andreas is een achter-achter-kleinzoon van de Britse koningin Victoria (wier moeder een zus was van “onze” Leopold) en van haar echtgenoot Albert. Victoria’s man was tegelijk haar kozijn, want hij was de zoon van Leopolds oudste broer – al zijn er aanwijzingen, die ik geloofwaardig vind, dat de werkelijke vader van Albert “onze” Leopold zelf was. Indien dit zo is, is niet alleen de huidige hertog maar ook de huidige Britse koningin Elizabeth een afstammeling van de eerste koning der Belgen. (Wie over dit alles meer wil weten, kan ik verwijzen naar mijn (Engelstalige) boek “A Throne in Brussels.” Er is inmiddels ook een paperback uitgave van het boek beschikbaar.)
De tentoonstelling in Coburg heet niet zonder reden “Leopold & Europa: liefde, macht, politiek.” Leopold slaagde erin om zijn familie, die tot de kleine Duitse adel behoorde, op de koningstronen van België, Groot-Brittannië, Portugal en Bulgarije te tillen. Hij deed dat, niet door veroveringen op het slagveld, maar door veroveringen tussen de lakens. Hij regelde immers, zowel voor zichzelf, als voor allerlei familieleden, huwelijken met beloftevolle partners die een troon in hun bruidsschat hadden zitten. Leopolds eerste huwelijk met de Britse troonprinses Charlotte had hem eigenlijk op de Britse troon moeten brengen, maar dat ging (helaas voor hem, en voor ons, Vlamingen) niet door omdat Charlotte in het kraambed overleed nog voor ze haar vader kon opvolgen.
Toen de Belgische revolutionairen in april 1831 prins Leopold in Londen kwamen opzoeken, greep die zijn kans, nadat hij kort tevoren de Griekse troon had afgewezen omdat Griekenland te ver van Londen verwijderd was. Brussel, daarentegen, was dicht genoeg bij Engeland gelegen om toe te kijken op de belangen van zijn nichtje Victoria en de uitgebreide Coburg-familie.
Uit Leopolds persoonlijke brieven blijkt dat hij België en de Belgen haatte. Hij verdoezelt niet dat hij alleen koning van België was omwille van het geld en omdat hij op die manier een gemakkelijk fortuin voor de familie kon vergaren. Na zijn dood wilde hij in de Britse koninklijke crypte in Windsor begraven worden tussen, zoals hij schreef, “mijn Engelse kinderen.” Leopold II, de hardvochtige, weigerde die wens van zijn pa echter in te willigen. Daarom ligt Leopold nog altijd in Laken. Ik stel voor dat we hem, zodra Vlaanderen onafhankelijk is, opgraven en naar Windsor sturen, waarmee we hem zijn laatste wens gunnen.