De Amerikaanse “Concentratiekampen”
From the desk of Jan Neckers on Tue, 2006-05-09 21:03
In 1985 ontmoette ik volksvertegenwoordiger Norman Mineta op Capitol Hill in Washington. Hij was van Japanse afkomst en werd later erg bekend omdat hij minister van vervoer was op 11 september 2001. Mineta vertelde me dat hij probeerde om Amerikanen van Japanse afkomst te vergoeden voor de ontberingen die ze tijdens de oorlog hadden geleden. Zo hoorde ik voor het eerst over de Amerikaanse “concentratiekampen” waar 120.000 mensen terecht kwamen.
Hun verhaal begint met de aanval op Pearl Harbor. Onmiddellijk begint het FBI Japanners maar ook Duitsers en Italianen te arresteren, hoewel er nog geen oorlog is tussen de US en Duitsland en Italië. President Roosevelt tekent een besluit dat de afstammelingen van “vijandige voorouders” zich moeten melden. Dat geldt in de praktijk alleen voor de 120.000 Japanners, van wie zo’n 75.000 de Amerikaanse nationaliteit hebben omdat ze in de VS geboren zijn. Afstammelingen van Duitsers en Italianen worden wel met rust gelaten. Dat zijn enkele tientallen miljoenen (Eisenhower bijv. is er zo eentje) die politiek gewicht in de schaal leggen en die ook goed geïntegreerd zijn. Nogal wat Amerikaanse Japanners spreken een belabberd Engels, als ze het al spreken. Ze wonen bijna allemaal aan de Westkust waar de Amerikanen een Japanse aanval vrezen. De overheid beslist dat de Japanners niet in “uitsluitingszones” mogen wonen; in de praktijk zijn dat al de kusten van de VS.
Vier maand later krijgen de Japanners de mededeling dat al hun rekeningen bevroren worden en nog eens twee maand later komt het bevel huis en haard te verlaten. Inmiddels laat de overheid kampen bouwen in het binnenland, bij voorkeur in afgelegen Indiaanse reservaten. De Japanners mogen alleen maar het hoogstnodige meenemen; in de praktijk dat wat ze kunnen dragen. Veel boeren moeten hun boerderij tegen een ridicule prijs verkopen tot groot plezier van hun (blanke) concurrenten. Ze arriveren in kampen met wachttorens, hekken en barakken. Die hebben geen individuele toiletten of keukens en gelijken nogal op de schandelijke Duitse Lager. Maar daar eindigt ook de vergelijking. Er is voldoende eten en er wordt niet gemarteld of geslagen. Alleen verzandt het leven vlug in een gruwelijke verveling.
Sommige kampcommandanten gedragen zich aanvankelijk niet al te best, maar de meesten weten dat er grote twijfels heersen over die deportatie. De baas van het FBI, Herbert Hoover, zegt dat er geen aanwijzingen zijn dat de Amerikaanse Jappen willen spioneren of saboteren. Vrij vlug mogen de kampbewoners naar buiten als ze ’s avonds maar terug zijn. Studenten zijn de eersten die de toestemming krijgen om weer naar hun universiteiten te trekken en daar ook te blijven. Toch is het wat te gemakkelijk om alleen “racisme” de schuld te geven voor de ellende. In ieder kamp zijn er organisaties aan het werk die geregeld relletjes veroorzaken of betogingen pro-Japan organiseren, maar het blijft bij wat passief verzet. 95% van de kandidaat-dienstplichtigen verklaren dat ze geen soldaat in het leger van Uncle Sam willen worden. 6000 Japanners geven hun Amerikaanse nationaliteit op en willen naar Japan terugkeren. De Amerikanen sturen inderdaad zo’n 1300 mensen terug in ruil voor Amerikaanse burgers in Japanse kampen. Een paar honderd Amerikaanse Japanners willen dienst nemen in het Japanse leger, maar ze vangen bot want de Japanners denken dat het spionnen zijn.
In de loop van 1943 wordt het duidelijk dat men maar weinig van de geïnterneerden te vrezen heeft. Japanners die zich buiten de “uitsluitingszones” willen vestigen mogen vertrekken. Vervolgens is het de beurt aan de mensen die Amerikaanse kennissen hebben die voor hen borg willen staan. Die mogen zelfs terug naar de Westkust. In totaal vertrekken verlaten 40.000 mensen de kampen. De meerderheid vertrouwt de situatie niet al te zeer en vreest voor het hachje als ze zo maar ergens in een stad of dorp opduiken, want iedere gemeenschap telt al doden in de oorlog tegen Japan. Maar in 1944 wordt het duidelijk dat Japan zal verliezen en dat de Amerikaanse Japanners geen gevaar zijn. Begin 1945 mag iedereen weer naar huis, tenzij men liever wacht op het einde van de oorlog die eind 1946 voorbij zal zijn zoals men op dat ogenblik nog denkt.
In heel de affaire heeft de Amerikaanse regering een ijzeren bureaucratische logica getoond. Alleen de Japanse Amerikanen van het vasteland zijn geïnterneerd. Maar op Hawai dat met Pearl Harbor het eerste slachtoffer van de Japanse agressie is en dat zoveel dichter bij het oorlogstoneel ligt gebeurt er niets. En toch zijn een derde van de inwoners van Japanse origine. Maar als men die mensen oppakt, gaan de meeste winkels dicht, is er te weinig personeel in de bedrijven en bij de overheid. Dus beslist de overheid direct dat alle inwoners goede Amerikanen zijn.Tijdens de oorlog zijn er al processen geweest die de Japanners verliezen. Het Hooggerechtshof oordeelt dat de regering gelijk heeft, maar na de oorlog komt de juridische machine eerst goed op gang. De geïnterneerden krijgen inderdaad een schadevergoeding, al is dat maar een schijntje van het geleden verlies. Tijdens de regering van Jimmy Carter volgt het officiële excuus en volksvertegenwoordiger Norm Mineta slaagt er in 1988 in om ieder slachtoffer of zijn/haar erfgenamen nog eens 20.000$ toe te stoppen. En sindsdien zijn er musea geopend, worden gedenkdagen georganiseerd en heeft Hollywood natuurlijk een paar goede films geproduceerd.
De Duitsers die tijdens de oorlog in Amerikaanse kampen terecht kwamen hebben echter nog altijd geen excuses of geld gezien. Ze waren natuurlijk veel minder talrijk want het betrof uitsluitend mannen met de Duitse nationaliteit, geen afstammelingen van Duitsers. Maar in veel gevallen werden ook hun Amerikaanse vrouwen en kinderen geïnterneerd. In totaal verbleven zo’n 11.000 Duitsers en hun familieleden in kampen. De Amerikanen waren hen liever kwijt dan rijk en stuurden er zo’n 2000 nach der Heimat (1.000 in januari 45) in ruil voor Amerikanen. Ze arriveerden er in de uitgebombardeerde en hongerige Duitse steden en werden er op hun beurt als Amerikaanse spionnen beschouwd. Na de oorlog probeerden de meesten naar de VS weer te keren en dat werd hun op alle mogelijke manieren zo moeilijk mogelijk gemaakt. Ze moesten 6 tot 7 jaren wachten, zelfs al hadden ze de Amerikaanse nationaliteit. In de VS zelf gingen de interneringskampen natuurlijk ook open maar alle geïnterneerden werden bedreigd. Ze moesten een formulier ondertekenen waarin ze geheimhouding beloofden over hun kampsituatie want anders werden ze alsnog gedeporteerd of verloren vrouw en kinderen de Amerikaanse nationaliteit. En ze kregen de raad om niet meer naar huis weer te keren en het maar elders te proberen.
Deze groep mensen heeft nooit enige compensatie gekregen omdat ze met te weinig waren, niet geconcentreerd op één plaats woonden en dus geen politiek gewicht hadden. Daarenboven waren ze blank en dus niet interessant voor de politiek-correcte media.