Links, Rechts
From the desk of Koenraad Elst on Wed, 2006-09-06 21:53
Een gouden oude in het politieke geschrijf is de bespiegeling over de definitie van “links” en “rechts”. Althans in niet-linkse media, want links heeft in deze helemaal geen identiteitscrisis. “Wie meent dat de begrippen links en rechts achterhaald zijn, is zeker niet links”, zei de Franse filosoof Emile-Auguste Chartier (alias Alain) reeds in de jaren ’20. Ja, zo oud is de rechtse weigerachtigheid tegenover het etiket “rechts”. Dus als je probeert om het brandmerk “rechts” van je voorhoofd te wissen, denk dan vooral niet dat je origineel of slim bent door de links/rechts-tegenstelling zinloos of niet-toepasselijk te verklaren. “Ni gauche ni droite” is hoe de Israëlische geschiedkundige Zeev Sternhell de ideologische opstelling van de autoritair-nationalistische bewegingen uit het interbellum noemt, degene die nu “extreemrechts” heten.
Voor een juist begrip van deze termen moeten we hun ingewikkelde relatie wat ontrafelen. In het ideologische spectrum en ook elders staan twee tegenpolen vaak in een asymmetrische verhouding. Zo kan je wel een vrouwenbeweging oftewel feminisme hebben, maar een daaraan tegengestelde mannenbeweging (“masculisme”) is onzin. Je kan wel een betoging houden tegen het kapitalisme, maar een betoging pro kapitalisme (wat niet hetzelfde is als een betoging tegen het communisme, pro politieke vrijheid enz.) is onuitgegeven. Je kan een zelfhulpgroep opzetten voor diabeteslijders, maar een vereniging voor niet-diabetici bestaat natuurlijk niet. Je kan het licht uitdoen om duisternis te scheppen maar niet omgekeerd.
Welnu, de tweedeling links/rechts is ook zo’n asymmetrisch paar. Zij is zelf een linkse uitvinding, die slecht past in het discours van de zogenaamde rechterzijde. Je hebt wel Groen-Links, die Linkspartei, Gauches Unies enz., maar partijen die “rechts” in hun naam voeren, zijn rariteiten. Hoogstens etymologiseert een rechtse stukjesschrijver eens over hoe vele talen “rechts” met vaardigheid en rechtschapenheid associëren, “links” (Latijn sinister) met onhandigheid en valsheid. Om van de nood een deugd te maken.
Links is een veel duidelijker en ééndimensionaler begrip dan rechts. De centrale waarde voor links is gelijkheid, punt. Vervolgens kunnen er wat familieruzies zijn over op welke manier we die nastreven en hoever we daarvoor bereid zijn te gaan, maar alle linksen zweren bij gelijkheid. Rechts is meerdimensionaal, want er zijn uiteenlopende waarden die allemaal vormen van ongelijkheid impliceren en daarom door links als de vijand en dus per definitie als rechts beschouwd worden. Linkse polemisten situeren ter rechterzijde ondermeer de racisten, de klerikalen, de liberalen (die iedereen gelijke startkansen gunnen maar wel zeer ongelijke eindresultaten), de nationalisten, en de conservatieven. Natuurlijk verklaart Bart De Wever in een uiteenzetting over zijn eigen conservatisme (Knack, 23-8) dat hij zich in het politieke centrum bevindt; en werpen liberalen als Karel De Gucht en Marleen Vanderpoorten het etiket “rechts” ver van zich. Maar da’s dus typisch rechts, zie hoger.
Ter vergelijking even terug naar de andere polariteiten met hun asymmetrie. Je kan het licht in zeven kleuren ontbinden, de duisternis heeft er maar één. Er worden wel artikels gewijd aan “de vrouw in China”, “de vrouw in de oorlog”, enz., want vrouw-zijn is blijkbaar een voldoende identiteit op zich, terwijl mannen in dergelijke beschouwingen veel specifieker geprofileerd worden. Links is evenzo een duidelijke politieke identiteit, rechts niet. Er is geen rechts tout court, het is altijd: “Welk rechts?”
Dit is niet altijd zo geweest. Terugkijkend kunnen we zeggen dat links ooit één duidelijke vijand had, en dat de vraag toen luidde: “Welk links?” Iedereen heeft wel gehoord dat links en rechts in de Assemblée tijdens de Franse Revolutie de plaatsen aanduidden van de meest revolutionaire resp. de meest behoudende vleugel. In ieder geval mogen we zeggen dat links oorspronkelijk de waarden van de Franse Revolutie vertegenwoordigde: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Rechts was het Ancien Régime en in de 19de eeuw de Restauratie, de Sainte Alliance van religieus gelegitimeerde multi-etnische monarchale rijken. Dit machtsstelsel werd uitgedaagd door drie ideologieën die elk één van de slagwoorden van de Revolutie belichaamden: liberalisme, socialisme en nationalisme. In die context waren zij alledrie links.
Een gemeenschappelijk element dat in die tijd veel belangrijker was dan het sociaal-economische was de tegenstelling tussen klerikaal en antiklerikaal. Het Italiaanse nationalisme dat een einde maakte aan de pauselijke staat, was dus bij uitstek links. In sommige landen, vooral Ierland en Vlaanderen, wist de Kerk een aanvankelijk liberaal nationalisme te recupereren, maar in essentie was het nationalisme onmiskenbaar verbonden met de toenemende assertiviteit van het volk tegenover de supranationale politieke en religieuze elites. Ook socialisme en liberalisme waren, zeker in de katholieke (minder in de Angelsaksische) wereld, antiklerikaal en in die zin links. De genoemde VLD-politici hebben dus anachronistisch gelijk als zij zich niet rechts willen laten noemen.
Maar naarmate de macht van de godsdienst taande en de industrialisering de sociaal-economische ongelijkheid op scherp stelde, verschoof het centrum van het debat. Het groeiende socialisme ging de linkse identiteit monopoliseren en het liberale begrip “vooruitgang” herdefiniëren in de zin van “meer gelijkheid”. Het brandmerk “rechts” treft vandaag ook liberalen en nationalisten. Zelfs socialisten van een tijd geleden, ruwe kerels die met feminisme en met homo’s de spot dreven, zouden nu als rechts gelden wegens het steeds verder uitdijen van de gelijkheidseis tot nieuwe groepen.
Rechts is echter niet verplicht om het linkse spel mee te spelen. Links mag elk beleid van “sociale afbraak” dan rechts noemen, toch kunnen rechtse partijen sociale thema’s tot de hunne maken en bepaalde groepen verdrukten een stem geven. Dit vormt het succes van “extreemrechtse” nationaal-populistische partijen, die een nieuw soort klassenstrijd voorstaan, nl. van de verweesde nationale onderklasse tegen de globalistische bovenklasse. Iemand uit dat milieu verklapte mij recent zijn geheim: “Vecht niet tegen de linkerzijde, word de linkerzijde.”