Nadeel en Nut van het Engels

Het is officieel: Paul Belien kiest definitief voor de Engelstalige journalistiek. Nee, niet om Vlamingen met Engelse catch-phrases en buzz-words om de oren te slaan zoals Jürgen Verstrepen doet, maar om het internationale publiek te informeren. Sidder en beef, Coburgs, want via het Engels heeft hij veel meer invloed op de wereldopinie, en die kan op kritieke momenten een factor worden in de Belgische politiek. Maar impliciet geeft hij toch een getuigenis dat het nut van het Nederlands maar beperkt is. Zo gaat dat met flaminganten.

Nu, ik ben geen haar beter, nooit geweest zelfs. Ergens in de jaren ’80, daags nadat het KUL-studentenblad Veto een artikel van mijzelf tegen de dreigende verengelsing van het hoger onderwijs had gepubliceerd, moest de onderwijscommissie Oriëntalistiek beslissen over mijn aanvraag om mijn thesis in het Engels te mogen schrijven. De professoren deden er niet moeilijk over, maar hebben natuurlijk wel gelachen. Ik had echter het vooruitzicht op zak om mijn thesis zonder veel moeite te kunnen omwerken tot een boek dat in India uitgeefbaar zou zijn, terwijl geen hond een Nederlandse versie zou gelezen hebben.

Voor mijn onderzoek verbleef ik een tijd aan de Benares Hindoe Universiteit. In de regio woedde toen een rel over de beslissing van de deelstaatregering om de proef Engels in de examens voor de administratie af te schaffen. Alle smeulende taaleisen werkten zich nog eens in het nieuws. “Angrezi hatao”, “weg met het Engels”, scandeerden voorstanders van het Hindi, moedertaal van zo’n 40% van de Indiërs, tweede meest gesproken huistaal op aarde, en volgens de grondwet India’s “nationale verbindingstaal”. Tamils met hun oude cultuurtaal stelden meteen voor om wat op Engels bespaard werd aan promotie van het Tamil te besteden. Van achter mijn cursus Comparative Grammar of Hindi and Tamil volgde ik de commotie met sympathie, en in mijn eerste artikel in de Indiase media (Varanasi Pioneer) betuigde ik mijn steun aan de moedertaalbeweging; in het Engels.

Veel heeft het niet geholpen. Achteraf bekeken kan het zelfs de laatste stuiptrekking van het Indiase taalnationalisme geweest zijn. De afschaffing van het Engels als bestuurstaal, die volgens de grondwet in 1965 had moeten plaatsvinden, was toen door de Engelstalige elite gesaboteerd, maar recente ontwikkelingen hebben de positie van de inheemse talen veel ernstiger ondermijnd. Er zijn massamedia, een filmindustrie en een degelijke opiniepers in het Hindi, maar nauwelijks wetenschappelijke tijdschriften, en het Engelstalig onderwijs is in volle opmars. Volgens de vooraanstaande linkse sociologe Madhu Kishwar is de belangrijkste discriminatie in het beroepsleven niet die op basis van kaste en ouderlijke rijkdom, maar van Engelskundigheid of het gebrek daaraan.

Voor Vlamingen allemaal déjà vu, natuurlijk. Een internationale taal met prestige lazert de inheemse taal omver, en dit met gretige medeplichtigheid van de inheemsen zelf, want zij willen hun kinderen de beste kansen bieden via onderwijs in de taal van de elite. Het is toch zo dat Brussel verfranst is? Vandaag speelt zich overal, van Delhi tot Kaapstad, iets gelijkaardigs af: de verwoestende opmars van het Engels. Ook dichter bij huis, want in Nederland hebben talloze middelbare scholen nu een tweetalig programma, dus met sommige algemene vakken in het Engels. Enkelen doen al de volgende stap, bv. de linksliberale D’66-fractieleidster Lousewies van der Laan voedt haar enig kind ook thuis in het Engels op.

Veel sympathie kan ik voor dat mechanisme niet voelen, en mijn hart is nog altijd bij de schijnbaar verloren zaak van de inheemse talen. De inmiddels overal opdringende verengelsing van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen kan zeer wel een sociologische beweging op gang brengen naar een volledige verzaking aan het Nederlands. Twintig jaar geleden waarschuwde François Mitterrand al dat onder de Europese talen het Nederlands het sterkst in zijn voortbestaan bedreigd wordt door het Engels. En toch zou juist het Nederlands in België op minstens één punt zijn voordeel kunnen doen met meer Engels, namelijk om het Frans in Brussel terug te dringen.

Rakel eens dat idee op om Brussel als EU-hoofdstad een viertalig statuut te geven. Nederlands en Frans zitten er al, Duits is één van onze nationale talen, en Engels behoeft geen verdere rechtvaardiging. Het moet niet moeilijk zijn om hiervoor de steun te krijgen van politici uit EU-lidstaten waar het Engels of het Duits de (of een) officiële taal is. Als beschroomde nieuwkomers en met hun grotere wetsgetrouwheid zullen zij niet aan de bestaande evenwichten willen tornen en dus het behoud van het Nederlands in gelijkwaardigheid met het Frans waarborgen, beter dan het FDF en de “Vlaamse Brusselaars” het nu doen.

Het enige zinnige bezwaar is: waarom slechts viertalig? Eigenlijk zou een Bretoen of een Slovaak toch ook in eigen taal moeten terecht kunnen in zijn hoofdstad. Maar omdat dit alternatief niet erg praktisch is, zal het allicht niet op de besluitvorming wegen. Al die Hongaren of Esten die op school Engels en misschien wat Duits maar natuurlijk geen Frans geleerd hebben, zullen zo’n viertalig Brussel een goede zaak vinden. Zelfs de Noord-Belgische arrivisten van de Dansaertstraat kunnen er gezien hun kosmopolitische pose geen bezwaar tegen maken. De enige serieuze tegenstand zal dus van Frankrijk en Franstalig België komen. En die zouden we met een Brits-Duits bondgenootschap toch moeten aankunnen. Herinner u Waterloo.