Raskenmerken: Wij Zijn Allemaal Zwart
From the desk of Koenraad Elst on Thu, 2007-03-01 10:57
Soms wou ik dat ik racist was. Ik zou dan eindelijk kunnen koketteren met de uitdrukking “politiek incorrect”, of voor insiders “PI”. Op feestjes zouden vrienden mij bij het vrouwvolk zo introduceren: “Dit is KE. Let op, hij is PI.” – “Ooh, wat spánnend!”
Maar helaas, ik kan het beter vinden met antiracisten. Die kunnen zo origineel uit de hoek komen met een frisse nieuwe kijk op de dingen. Zo predikte de Britse Commission for Racial Equality lange tijd dat alle minderheden “zwart” zijn. Niks geen “regenboognatie”, de diversiteitswaaier bestaat enkel uit afzichtelijk wit en mooi zwart. Wat doodernstig samengevat werd in de leuze: “Chinezen zijn zwart.” Zo had u het toch nog nooit bekeken, wel? Ja, wát uw liegende ogen ook mogen beweren, Chinezen zijn zwart.
Dat levert ons een tip op voor de werkzoekende lezer. De dag dat er raciale quota ingesteld worden, zoals het CGKR wil, kan je gewoon bij een werkgever binnenstappen, jezelf als neger voorstellen, en een job opeisen. Hij zal je toesnauwen: “Maar jij bént helemaal niet zwart!” Dat is het moment waarop jij de spelregels verandert: “Dit is toch wel het toppunt van blanke superioriteitswaan, dat jullie aan ons zwarten onze huidskleur willen voorschrijven! Wat een bevooroordeelde veralgemening, zoals jij daar de diversiteit van het zwart-zijn ontkent!” Als neger mag je toch wel zelf bepalen waaruit de negeridentiteit bestaat, niet?
Alle gekheid op een stokje, het wordt tijd om in ernst de grenzen van de racismewet af te tasten. Laat eens kijken hoever we kunnen gaan. Vandaag gaan we niet de rechtsgelijkheid van mensen ongeacht ras in vraag stellen. Ik zou dat niet uit mijn pen krijgen, niet omdat het niet mag, maar gewoon omdat het niet mijn overtuiging is. Voor mijn part mogen Japanners even goed aan de Olympische marathon deelnemen als Ethiopiërs. Ze zullen wel niet winnen, maar aan de start krijgen ze gelijke kansen. Geen racisme dus.
Echter, door de voortdurende uitdijing van het racismebegrip wordt het nu ook als fout aangevoeld om gewoon de observatie te formuleren dat negers gemiddeld betere hardlopers zijn dan Japanners. De vaststelling van een raciale ongelijkheid, dat is dus een grijze zone waar het racismeverbod uitgetest moet worden. En we hebben daartoe een voorbeeld gekozen dat niet aan de aandacht van de CGKR-meelezers zal ontsnappen.
Volgens de uitslagen van een hele reeks IQ-tests gepresenteerd in het roemruchte boek The Bell Curve van Richard Herrnstein en Charles Murray steken Asjkenazische Joden volle 15 punten boven het Euro-Amerikaans gemiddelde uit, dat zelf weer 15 punten boven het Afro-Amerikaanse ligt. Sommige professoren, feitelijke aanhangers van Sovjet-bioloog Trofim Lysenko, die het belang van erfelijkheid ontkende, vonden er niet beter op dan deze testresultaten te verwerpen door het begrip IQ zelf af te wijzen. Net als Hitler deed, want die zag met lede ogen hoe Joden veel te goed scoorden op IQ-tests. IQ, een zeer goede voorspeller van maatschappelijk succes, is één van de weinige verworvenheden die de psychologie boven de Freudiaanse voodoo uittillen en er een echte wetenschap van maken, maar lysenkoïsten zijn graag bereid om de wetenschappelijkheid op te offeren aan de politieke partijlijn.
Als niet-deskundige wil ik me niet in hun discussie mengen, dus zal ik de bewijzen elders zoeken, in de echte wereld ver buiten het IQ-labo: in de koude decemberlucht van Stockholm, op de jaarlijkse uitreiking van de Nobelprijzen. Joden vormen minder dan 0,3% van de wereldbevolking, maar wel 21,1% van de Nobelprijswinnaars gedurende de 20ste eeuw. Daarmee is niets antisemitisch noch filosemitisch gezegd: slimme mensen kunnen zowel goede als slechte mensen zijn. Maar het feit van hun gemiddelde hoge intelligentie is onbetwistbaar.
Nu zal het CGKR als alternatieve verklaring allicht aanvoeren dat deze cijfers het gevolg zijn van politieke druk, m.n. vanwege de “Joodse lobby”. Echter, Joodse winnaars zijn talrijker in de wetenschappelijke richtingen, waar erkenning van objectieve prestaties afhangt, dan in de opiniegevoelige sectoren “vrede” en “letterkunde”, waar politieke druk de resultaten kan beïnvloeden. Uitgesplitst: 17% voor scheikunde, 26% geneeskunde, 26% natuurkunde, 40% economie, 11% letterkunde en 11% vrede.
Geen enkele sociologische uitleg kan zulk extreem afwijkend resultaat afdoende verklaren. Als Joden het zoveel beter doen, is het omdat zij genetisch op intelligentie geselecteerd zijn, aldus de in brede (ook Joodse) kring aanvaarde theorie. In vroeger eeuwen was elke briljante Talmoedleerling een gegeerde bruidegom voor de dochters van rijke families. Het familiefortuin beschermde zijn kinderen dan tegen kindersterfte bij epidemieën en armoede, of kon hen in tijden van pogroms tegen het ergste indekken door politie of volksmenners om te kopen. Generatie na generatie konden de intelligentste Joodse mannen hun genen dus aan een talrijker nakomelingschap doorgeven dan de minder begaafden.
Ziedaar de eugenetische verklaring voor de Joodse superieure intelligentie van Norbert Wiener en J.B.S. Haldane. Let wel, politiek correcter is nauwelijks denkbaar: Haldane was een marxistisch bioloog en Wiener was een Joodse wiskundige die de grondslag legde voor de cybernetica in het kader van de Amerikaanse oorlogsinspanning tegen de nazi’s. Maar zij hadden de eerlijkheid om feiten onder ogen te zien en geen vrede te nemen met een flutverklaring. Genetische groepskenmerken, in ouderwetse terminologie ook bekend als raskenmerken, blijken reëel te zijn en maatschappelijke consequenties te hebben.
Maar misschien weet het CGKR het wel beter. Dan kan het, na de kruistocht tegen de werken van de sinds lang gestorven Jozef Rulof, ook de werken van wijlen Haldane en wijlen Wiener met terugwerkende kracht doen verbieden. De Mormonen bevrijden de stamboom van ketterse smetten door je voorouders postuum te dopen, het CGKR wist de foute gedachten uit ons collectief geheugen door oude schrijvers postuum als racist buiten de wet te stellen.