Kansarmoede in het Onderwijs. Brengt Geld de Oplossing?
From the desk of Marij Uijt den Bogaard on Mon, 2007-03-12 09:12
Vanaf 1 september 2008 krijgen de Vlaamse scholen extra geld voor leerlingen die het thuis niet breed hebben, geen Nederlands spreken, met laag opgeleide ouders, of in een moeilijke buurt wonen. De steun hangt niet enkel van de gezinssituatie af, maar ook van de buurt waarin de kinderen opgroeien. De nieuwe vorm van financiering is een plan van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.a). Hij wil meer solidariteit tussen de scholen creëren. De subsidies worden verdeeld volgens de kenmerken van de leerling: een school met veel zwakke leerlingen krijgt meer geld, zo meldt Gazet van Antwerpen.
Ik stelde me bij het lezen van dit bericht de vraag of ik de enige ben die de gebruikte indicatoren voor kansarmoede ook als graadmeter tot integratie ziet. Wie geen Nederlands spreekt, is niet geintegreerd. Taal is de eerste voorwaarde voor integratie. De oorzaak – gebrekkige integratie van ouders en gezinnen – moet eveneens worden bekeken, want dit leidt tot kansarmoede voor hun kinderen. Het is goed dat de school daaraan tegemoet komt, maar niet als ouders passief in hun gebrek aan integratie kunnen blijven hangen.
Wie geen Nederlands spreekt en laagopgeleid is, heeft geen startkapitaal aan de poort tot de arbeidsmarkt en belandt in een uitkering. Een uitkering is niet breed, dat beperkt de keuze van wonen, zo belanden kansarmen samen in vaak oudere stadswijken, die door deze bevolkingssamenstelling veranderen in aandachtswijken.
Willen we in de toekomst minder leerlingen die “het moeilijk” hebben, dan moeten we kijken naar de migratiestromen, aangezien het niet beheersen van taal een indicator voor kansarmoede is. De kraan hoeft niet dicht, en ook mag je trouwen met wie je wilt, maar wees actief bezig met je integratie, in plaats van de verantwoordelijkheid door te schuiven naar de staat, die behalve voor lessen Nederlands en inburgering, moet zorgen voor opleiding, voor een baan, en extra ondersteuning omdat de situatie van de ouders tot kansarmoede leidt.
De overheid heeft echter geen enkel excuus om aan de realiteit voorbij te gaan. Tussen de groepen kansarmen die geen Nederlands spreken, zitten vele moslims die als huwelijkspartner naar Vlaanderen komen, evenals familieleden die al of niet legaal hier zijn.
Natuurlijk wil dit niet zeggen dat het moslim-zijn gelijk is aan kansarmoede. Toch moeten we durven erkennen dat er soms een duidelijk verband is tussen kansarmoede en traditionele islam. Durf daarnaar kijken en erover praten. En vooral: Durf eisen stellen aan de bestaande subgroepen en nieuwkomers zelf!
Fatima, gooi de salontafel aan de kant en leer Naima en Rachida alvast wat Nederlands! Wacht niet op subsidies maar leer hen alvast eenvoudig Nederlands om te gebruiken in de winkel en op straat. Mehmet, ga niet weer tussen Turken in een vzw zitten maar neem Aziz mee naar je Vlaamse buren, en overtuig hem van de noodzaak zelf en actief in het dagelijks leven enige kennis van de taal te veroveren. Ouders, leer je kinderen van kleinsaf ook de taal die later de toekomst en hun slaagkansen in onderwijs bepaalt.
Zoek contact met mensen buiten je eigen groep, luister niet enkel naar de imam die tijdens de vrijdagpreek het thema “omgaan in diversiteit” bespreekt. Ik citeer uit een vrijdaggebed in een willekeurige Antwerpse moskee en gepubliceerd op internet:
Gelovigen moeten elkaar opzoeken, gehechtheid tussen gelovigen.
Dit is één van de belangrijkste en sterkste wapens tegen het verdrijven van de shaytan [de duivel]. De shaytan is immers zwak als de gelovigen gehecht samen zijn, en sterk bij één afgezonderde gelovige! De shaytan is uit op de gelovige die steeds alléén is en nooit bijeenkomsten opzoekt. Daarom is het ook van belang dat de moslim elke kans benut tot het opzoeken van moslimbijéénkomsten (bidden in moskeeën, ghoetba’s, lezingen, verenigingen, bezoekjes, etc…)
Dit bevordert integratie niet. Vreemd genoeg wordt in het citaat “alleen zijn” gelijkgesteld aan “niet in gezelschap zijn van andere moslims.” Omgaan met andersdenkenden wordt niet aanbevolen. Waarom durven wij de islamitische gelovigen hierop niet aanspreken? Waarom zeggen wij hen nooit: “Die segregatie zorgt juist voor jullie kansarmoede. Meer met Nederlandstalige mensen omgaan vergroot je mogelijkheden om de taal te leren, om ons te kennen in al onze diversiteit.”
Of de boodschap van de imam al dan niet vanuit religieus standpunt te verdedigen is, daar hebben wij als niet-moslims geen boodschap aan. Wel aan de overvolle aandachtswijken waar moslims onder elkaar blijven conform de aanbeveling van de imam, geen Nederlands leren en daardoor kansloos zijn op een steeds ingewikkelder arbeidsmarkt, met als gevolg dat hun kinderen nu via scholen vanwege kansarmoede extra middelen nodig hebben.
Wij moeten daarom met mensen die deze vorm van islam verkondigen de discussie aangaan. Wij moeten eisen durven stellen omdat hun visie tot segregatie leidt die zich ook maatschappelijk doorzet waardoor binnen onze samenleving kansarmoede ontstaat. Bij traditionele moslims worden hun kansen in de samenleving bepaald door de mate van vrijheid waarin zij hun overtuiging kunnen aanpassen aan de verwachtingen van de samenleving. Daarom hebben wij het recht om te verlangen dat moslims, indien zij in ons land willen blijven, binnen hun geloof die vrijheid krijgen.
Die regel geldt voor iedereen. De Antwerpse joodse gemeenschap is hier een goed voorbeeld van. De orthodoxe joden beleven een strikte religie binnen de verwachting van de samenleving. Hun jongeren hangen niet op straat rond, zijn geen doelgroep binnen politioneel en justitieel welzijnswerk, hun kinderen haken niet massaal af op school, niemand maakt zich ernstige zorgen over de oververtegenwoordiging van joodse burgers binnen de statistieken van bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen. Daarmee beantwoordt de joodse gemeenschap perfect aan de verwachting van de samenleving. Zij passen hun overtuiging zo aan dat er geen maatschappelijk probleem door ontstaat. Daarom krijgen zij zoveel vrijheid als nodig is om hun levenswijze vrij te kunnen beleven in de Antwerpse diversiteit.
Vaak wordt door de moslims naar de joodse burgers gewezen: “Zij mogen dit of dat wel.” Inderdaad, omdat er met de joden geen maatschappelijk probleem ontstaat of massale kansarmoede. We stellen de islamitische overtuiging niet in vraag om moslims te beledigen of te beleren, maar vanwege de zorgwekkende maatschappelijke evoluties die we zien. Wij zijn de vijand van de islam niet, maar ook geen kritiekloze medestander. Het debat gaat niet om traditionele moslims tegen anderen. Ook niet om de ideologie tussen links en rechts. Het debat gaat over toenemende kansarmoede en over schoolkinderen die “het moeilijk” hebben. Het overheidsbeleid moet daarbij dringend ook de invloed van het milieu opnemen in de analyse van kansarmoede. Anders is het dweilen met de kraan open.
Immigratie is vandaag vaak het gevolg van gezinsvorming en familiehereniging. Gezien de betekenis van een islamitisch huwelijk, waar de liefde na afsluiting van de verbintenis komt, is het niet vreemd dat deze vorm van migratie sterk ontwikkeld is. Het past in het islamitisch denken over partnerkeuze, maar daarom nog niet in de visie van onze samenleving. Binnen onze samenleving is het huwelijk het gevolg van liefde, en niet andersom. Meer aandacht voor de maatschappelijke gevolgen van deze migratie kan ertoe leiden dat kinderen minder hulp nodig hebben, minder kansarm zijn.
Wij moeten de moslims in ons midden aanspreken op de kosten die hun visie op het huwelijk voor de samenleving meebrengt. Is dit discriminatie? Volgens mij niet. Individuele vrijheid om je partner te kiezen wordt een maatschappelijk probleem als de meeste partners volgens hier gehanteerde indicatoren kansarm zijn.
De kansarmoede van de islamieten in ons midden leidt tot veel meer dan een probleem van het “moeilijk” hebbende kind binnen onderwijs. De ervaring van een iets oudere leerkracht, voor er massale islamitische kansarmen waren, zegt misschien wel wat. “Vroeger,” vertelt de man, “was het ook lastig om ouders te vertellen dat hun kind niet geslaagd was. Maar na een gesprek kwamen we er meestal uit. Ouders accepteerden je oordeel. Als onderwijzer bepaal jij wat en hoe. Voor dat oordeel was er respect. Maar nu? Nu komt de hele familie, direct ben je een racist, je krijgt beledigingen naar je hoofd en soms word je zelfs bedreigd. Nou, ik laat die jongen er dan door, dan ben ik van het hele probleem af.”
Ook een lerares getuigt: “Sommige jongeren van Marokkaanse afkomst gedragen zich echt vreselijk slecht. Je bent gewoon de vijand, enige motivatie is er niet meer bij. Dat vreet aan je, die lastige klassen, want met een paar wordt constant de hele les verstoord. Maar als je dan je Marokkaanse collega aanspreekt, die vaak islam onderricht, zegt die dat het aan jou ligt. Die collega’s verdedigen die jongens. Dan voel je jezelf helemaal in de kou staan,” aldus de lerares.
Lost extra geld voor onderwijs dit probleem op? Nee. Niet voor de leerkrachten en nog minder voor leerlingen zelf. De oplossing is niet nog meer aandacht vanuit het onderwijs alleen. Als we echt willen dat het met die jongeren beter gaat en de groep niet groter wordt, moeten we met de laagopgeleide, het niet breed hebbende ouders uit de aandachtwijken aan tafel. Desnoods met een tolk, want als we moeten wachten tot iedereen voldoende begrijpend Nederlands beheerst om een genuanceerd gesprek over de toekomst van hun kinderen binnen het onderwijs te bespreken, hebben we straks allemaal een baard.
Het middenveld kan hier een rol opnemen. Vandaag lijkt het of dit middenveld enkel bestaat uit verenigingen die segregatie op basis van etnische origine of levensovertuiging in stand houden, in plaats van integratie bepleiten.
De groepen die zich afsluiten zijn ondertussen zo groot dat er twee soorten armen ontstaan, waarbij vooral de autochtone armen, die wel Nederlands spreken, zich verdrongen voelen door al die vreemden. Dit leidt tot racisme, zeker wanneer er een sterk gevoel van verdringing is zoals binnen sociale woningen.
Als vanaf morgen iedereen binnen die subgroepen van migranten consequent zoveel mogelijk Nederlands praat, en anderen aanzet om dit ook te doen, zullen hun nakomelingen veel meer kansen maken, hun vermogen om via taal kennis op te doen zich veel beter ontwikkelen en tot betere resultaten op school leiden.
Als ouders die kansarm zijn vanwege hun vreemde origine, hun kinderen opvoeden in overeenstemming met de verwachtingen van de samenleving, en niet enkel met die van eigen gesloten subgroep, nemen de kansen van hun kinderen spectaculair toe. Het is niet enkel een probleem van geld, maar van mentaliteit, motivatie en openheid. Vooral moet er een discussie komen met imams die vanuit koran beweren dat segregatie goed is en integratie des duivels. Anders kunnen we blijven dweilen, op order van goedmenende politici die aan “harm reduction” doen, maar ondertussen blind blijven voor grote lijnen, adequate aanpak en gestructureerde betrokken- en verantwoordelijkheid.