De Echte Mohammed
From the desk of Koenraad Elst on Fri, 2007-03-23 00:18
Het weekblad Knack wil, in het woord van Rik Van Cauwelaert, de “angsten en vooroordelen” over de islam wegwerken. Daarom verblijdt het ons met de Historia-bijlage “Achter de sluier van de islam”. Naast de voorspelbare inleiding tot de basisbegrippen, de moslimkalender en de integratieproblematiek, bevat zij enkele opmerkelijke bijdragen.
In het bijzonder wil ik het stuk over “Leopold II en de Arabische slavenhandel” aanbevelen. Leopold II werkte in Oost-Kongo van harte samen met de Arabische slavenhandelaars, en het was slechts om oneigenlijke winstgerichte redenen dat hij nadien een ontypische bezieling voor de bevrijding van de slaven begon te vertonen. Na de onderwerping van de (niet heel hard terugvechtende) Arabieren en hun veelal geïslamiseerde zwarte collaborateurs, schakelde Leopold dit hele netwerk gewoon in zijn nieuwe exploitatiepolitiek in. De slavernij was afgeschaft, maar de negers kregen nog steeds van de zweep, gehanteerd door dezelfde opzichters. Hier had ik graag het detail vermeld gezien dat, zoals Hilde Eynikel ooit aangetoond heeft, de fameuze afgehakte handen te maken hadden met de islamitische straf voor diefstal, zijnde het niet opleveren van de rubberquota.
Minder aanbevolen is de bijdrage “De historische Mohammed”. Het onderwerp is belangrijk genoeg en kan op twee niveau’s benaderd worden. De spitsfilologische benadering, die hier helemaal niet aan bod komt, stelt de bronteksten van de islam radicaal in vraag. Tot voor kort nam iedereen aan dat Mohammed “in het volle licht van de geschiedenis” geleefd heeft. Maar de oudste biografieën (Sira) en collecties aan overleveringen (Hadieth) van de profeet dateren van meer dan een eeuw na zijn dood. Mochten dat slechts vrome heiligenlevens zijn, dan zou men die meteen als onhistorisch afwimpelen. Maar inhoudelijke elementen wijzen op hun historiciteit, ondermeer het feit dat zij vele politiek en theologisch nutteloze details bevatten, en vooral dat zij ook problematische en weinig flatterende feiten vermelden. Anderzijds is een eeuw een lange tijd, en mogelijks zijn allerlei gegevens over andere mensen met die over Mohammed vermengd geraakt, zodat deze eerder als een literaire composietfiguur in de overleveringen verschijnt.
Een handvol geleerden, vooral in Duitsland (maar we moeten ook de Nederlander Hans Jansen en de Vlaming Jan van Reeth vermelden), stellen de overlevering daarom volledig in vraag. Sommige van hun hypothesen zijn nogal verbluffend, bv. dat de zuiver religieuze delen van de Koran eigenlijk gearabiseerde christelijke hymnen uit het Aramees of Syrisch zijn. Eén voorbeeldje heeft inmiddels de media gehaald, nl. de suggestie van Christoph Luxenberg dat de 72 maagden die de djihaadstrijder in de hemel opwachten eigenlijk witte druiven zijn, een stomme vertaalfout. Een heel radicaal denkspoor is dat Mohammed helemaal niet bestaan heeft, en dat men achteraf dat personage afgeleid heeft uit het slecht begrepen zinnetje “mohammed rasoel Allah”, “geprezen is de gezondene van God”, wat eigenlijk over Jezus ging. Men zou hem dan een biografie bijeenverzonnen hebben zodanig dat zij de talloze onduidelijke passages in de Koran begrijpelijk maakt.
Het volledig nieuwe perspectief dat deze denkschool geopend heeft, en dat de grond onder de voeten van de hele islam weghaalt, is bij moslims nog praktisch onbekend. “De historische Mohammed” betekent daar, en ook bij onze opruimers van vooroordelen, gewoon de wetenswaardigheden over het leven van de profeet die vermeld zijn in de Hadieth en onrechtstreeks ook in de Koran. En die leveren al genoeg stof voor controverse. Zoals aan onbevangen lezers welbekend, komt Mohammed eruit naar voren als een man die van zichzelf geloofde dat hij goddelijke boodschappen doorkreeg, en die stapsgewijze heel Arabië dwong om dit geloof te onderschrijven, daarbij ook gewelddadige middelen niet schuwend. Voor belanghebbenden is het dus zaak, aan dit minder sympathieke relaas een witwassende draai te geven.
Niet-moslims gebruiken daartoe een aantal beweringen die bij moslims in veertien eeuwen nooit opgekomen waren. De Knack-redactrice beweert bijvoorbeeld dat in Mohammeds tijd sociale vernieuwers opstonden om de onrechtvaardigheden van de nieuw-rijke Mekkaanse burgerij te verhelpen: “Mohammed was een van hen. Maar hij werd wel de grootste. In 611 kreeg hij zijn eerste visioen. De aartsengel Gabriël bracht hem boodschappen, die Mohammed plechtig voordroeg.”
Let op de klakkeloze overname van de geloofsuitspraak dat Gabriël aan Mohammed boodschappen bracht, wat zijn onbevangen tijdgenoten als een hallucinatie beschouwden. Er is weinig hoop voor de integratie van moslims tenzij die gezonde sceptische zienswijze opnieuw gemeengoed wordt. Maar merk vooral de raamvertelling op: dat Mohammeds profeetschap nodig was in antwoord op de sociale onrechtvaardigheid in Mekka. De onbewezen implicatie dat de Arabische maatschappij na Mohammeds machtsgreep rechtvaardiger was dan ervoor, laten we even buiten beschouwing.
Het punt is: hier schiet de vrijzinnige Knack-redactrice de islam te hulp met een wereldse verklaring die op de Westerse lezer moet inwerken maar aan moslimgelovigen totaal niet besteed is. En die op de feiten past als een tang op een varken. Bij sociale onrust staan wereldse hervormers op, een Jacob van Artevelde bijvoorbeeld, daar is geen goddelijke openbaring voor nodig, laat staan een nieuwe religie. Als iemand Gods stem meent te horen, dan heeft hij doorgaans grootsere ambities dan een beetje sleutelen aan de maatschappijstructuren.
Hier en daar maakt Mohammed eens een smalende opmerking over de Mekkaanse burgers, polemisten zetten immers altijd graag mekaars gebreken in de verf. Maar het refrein dat in Koran en Hadieth duizend keer herhaald wordt, heeft niets met sociale wantoestanden te maken. Het is een aanval op de ongelovigen, de polytheïsten en atheïsten en ook op de monotheïsten die Mohammeds zelfbeeld van profeet niet aanvaarden. Wat Mohammed in beweging bracht, was niet een meningsverschil over de maatschappij-ordening, maar de aan God toegeschreven eis tot totale onderwerping in gedachte, woord en daad.