Zwart Schuld: Afrikaanse en Arabische Slavenhandel

In zijn boek “Out of America” is Keith Richburg, de zwarte baas van de buitenlandredactie van de gezaghebbende Washington Post, zo gedegouteerd over de ellendige situatie in Afrika en het miserabele leven van veel Afrikanen dat hij zichzelf een vreselijke gedachte toestaat. Hij kan zich met wat inlevingsvermogen het vreselijke lot van zijn voorouders voorstellen op het ogenblik dat ze naar Amerika getransporteerd worden om de rest van hun leven in slavernij door te brengen. Maar hij bekent eerlijk dat hij huivert bij de gedachte dat de slavenhandelaars zijn familie niet hadden opgepakt.

Dan zou hij nu ook een van die gefrustreerde vroegoude arme Afrikanen zijn in de plaats van een gerespecteerde en dikbetaalde journalist bij een van de belangrijkste kranten ter wereld. Sommige Amerikaanse zwarten waren woedend omdat Richburg waarheden schreef die ze besmuikt onder elkaar vertellen, maar die niet openbaar mogen worden.

Nog zo iemand die de woede opwekt, zij het dan in Frankrijk, is de historicus Olivier Pétré-Grenouilleau wegens zijn genuanceerde stukken over de slavernij. Sommige Franse afstammelingen van slaven hadden al geld of minstens een voorkeursbehandeling geroken en natuurlijk vonden zij onmiddellijk een klankbord bij de media om hun zogenaamde woede en verdriet te noteren, al denken zij er in geen duizend jaar aan om Afrikaan tussen de Afrikanen te worden. Maar Olivier Pétré beschrijft de slavenhandel vrij nuchter en werpt ‘en passant’ een paar van de klassieke clichés omver, en dat is per definitie racisme en fascisme en u kent het liedje wel.

Pétré bewijst bijv. dat de slavenschepen maar zelden gevuld waren met mensen die op elkaar in het ruim gestouwd waren en daar in de verschrikkelijkste omstandigheden leefden en crepeerden. Slaven waren niet goedkoop en de handelaars dachten er niet aan hun kapitaal te vernietigen. Meestal waren er meer doden bij de bemanning dan bij de slaven. Typisch voor anti-racisten is de realiteit dat zij meestal zelf de grootste racisten zijn. In dit geval gaan ze er dan weer van uit dat vroegere Afrikanen onnozele kinderlijke idioten waren die naïef in zo’n Europees schip stapten of ergens een verdwaalde neger verkochten in ruil voor een spiegeltje en twee kralen.

In de werkelijkheid waren de Afrikanen zeer goede handelaren die perfect de kopers tegen elkaar uitspeelden om de prijs op te drijven. Er was namelijk niet alleen de Europese slavenhandel die de ongelukkige Afrikanen naar Amerika transporteerde. Daar zijn natuurlijk al duizenden boeken over geschreven maar over de twee andere transporten is zeer weinig gepubliceerd. Er was ten eerste de belangrijke slavenhandel in Afrika zelf; van, voor en door Afrikanen. Die leverden al slaven aan het Romeinse rijk en zelfs aan China. Maar die leverden ook op het eigen continent. Heel West-Afrika waar verscheidene goed georganiseerde Afrikaanse rijken waren, had slaven om het land te bewerken of als bediende in de huishouding.

Zwarte slavenhandelaars moesten behoorlijk wat belasting betalen. De Ghanese historica Akosua Perbi botste jarenlang in eigen land op de omerta bij traditionele chefs, maar geleidelijk ontdekte ze toch de waarheid. Alleen al in Ghana waren 63 slavenmarkten en lang nadat de slavernij afgeschaft was in het Westen en verboden door de Britse kolonisator ging de slavenhandel toch nog door. Ze ontmoette in 1975 nog vrijgelaten slaven. Haar conclusie is dan ook duidelijk. Toen de indianen massaal in de Cariben stierven door hun gebrek aan immuniteit, zochten de Nederlanders, Portugezen en Engelsen naar arbeiders om hen te vervangen. Ze vonden in heel West-Afrika competente Afrikaanse handelaars en een systeem van slavenhandel dat al 1500 jaar bestond. De Europeanen konden zelf niet overleven in Afrika en stierven zelfs aan de kust aan tropische ziektes. Ze deden dus altijd een beroep op Afrikaanse handelaars. Maar er moest behoorlijk betaald worden, want de Europeanen kwamen vrij laat op de markt. De Afrikaanse chefs en koningen hadden ook slaven nodig en daarenboven bestond er al eeuwen een belangrijke handel met de islamitische wereld.

Het is moeilijk om een juist cijfer op die trafieken te kleven, maar de historici denken dat zo’n 12 à 14 miljoen mensen naar Amerika versleept werden. Waarschijnlijk kwamen nog meer mensen bij de Arabieren terecht, zij het over meer eeuwen gespreid. In Marokko (waar de slavernij eerst in 1920 afgeschaft werd door de Fransen) is men nogal discreet over de echte reden van de prachtige forten in het binnenland. Die lagen meestal op de slavenroutes waar de handelaars hun menselijke goederen binnenstouwden om te verhinderen dat concurrenten of bedoeïen hen ’s nachts overvielen. Slaven voor Noord-Afrika hadden geluk, want de afstand was nog te belopen. Zo’n 6 à 20% van de sukkelaars in die karavanen stierven voor ze ter plaatse waren. Maar er was ook de verschrikkelijke route door de Sahara naar Cairo of naar de havens van Oost-Afrika. De meerderheid van de gevangen genomen mensen stierf voor ze arriveerden.

Sommige van die zwarte slavenhandelaars slagen er in reusachtige rijken te stichten en spelen een rol in de eigen geschiedenis. Leopold II richt ter wille van humanitaire en wetenschappelijke redenen allerlei verenigingen op die Midden-Afrika verkennen. Leopold is meestal de enige aandeelhouder en Stanley sluit in de naam van de koning en zijn vereniging zo’n 400 annexatieverdragen met Kongolese chefs. Om conflicten tussen de Europese landen te vermijden organiseert Bismarck in 1885 een conferentie in Berlijn. Leopold gebruikt weer het humanitaire argument. De VS hebben hem inmiddels al als soeverein van Kongo erkend, want de Amerikanen  willen dat de slavenhandel die heel oostelijk Kongo terroriseert eindelijk stopt (en misschien kunnen ze de eigen negers wel naar Kongo sturen). Tenslotte gaan de andere landen schoorvoetend akkoord met de nieuwe staat van Leopold; ook omdat hij belooft dat Kongo geen invoerrechten zal heffen op om het even wat.

Leopold heeft geen geld en soldaten genoeg om het reusachtige land waar hij op papier de baas is te veroveren. De later Oostprovincie en Kivu worden beheerst door Tippo Tip die in slaven en ivoor handelt. Leopold benoemt de man dan maar tot gouverneur van die provincies. Wanneer Tippo Tip na een tijdje weigert het ivoormonopolie aan de koning te gunnen, breekt er een oorlog uit (herinner u Lippens en De Bruyne). Drie jaar lang wordt er gevochten. Tippo Tip is niet achterlijk. Hij kent iets van aardrijkskunde en internationale politiek. Hij weet dat zijn tegenstanders meer dan wat Europese avonturiers met een troep zwarte soldaten zijn. Achter hen staat het immens machtige Europa en hij laat tenslotte zijn rijk in de steek en vlucht.

In Katanga heeft de slavenhandelaar M’siri de macht. Zijn hoofdstad heeft zelfs 15.000 inwoners. Iedereen beschrijft hem als een bijzonder wreedaardige vent die met veel plezier de afgehakte hoofden van zijn tegenstanders wegschopt. Jarenlang terroriseert hij een reusachtig gebied tot de Vlaamse officier Omer Bodson hem doodt (en op zijn beurt door een zoon van M’siri vermoord wordt). Leopold II heeft inmiddels die veldtochten tegen de slavenhandelaars als voorwendsel gebruikt om toch tolrechten in Kongo te heffen. In het grootste deel van Afrika stopt de slavernij eerst als de Europese staten erin slagen om echt op het terrein zelf hun gezag te laten gelden in de kolonies die zij op papier bezitten.

Tientallen jaren lang leren de kinderen op school dat dit één van de verdiensten van de kolonisatie is. Vanaf de jaren 60 verhuist de klemtoon naar de Europese slavenhandel en “vergeet” men de Afrikaanse en de Arabische slavenhandel die minstens even verwoestend waren. In het multiculturele tijdperk krijgen de kinderen terecht ook les over de grote Arabische politicus, filosoof en historicus Ibn Khaldoen (14de eeuw). Als kind van zijn tijd had hij geen bezwaren tegen de slavernij. Zwarte slaven vond hij heel gewoon want “de enige volkeren die de slavernij aanvaarden zonder naar hun vrijheid te verlangen zijn negers wegens hun lagere kwaliteit als mens want zij staan dichter bij het dierlijke.”