De Londense regering Huysmans-Jaspar

Ik heb al vaak de lof gezongen van e-thesis; de site waar afgestudeerden in alle richtingen hun eindwerk kwijt kunnen tot stichting van het algemeen. Ik grasduin daar geregeld in want er zijn soms interessante deelstudies te vinden. Maar het werk van de historicus Joris van Eetvelt over Marcel-Henri Jaspar volgt het leven van deze interessante Brusselse liberaal van de wieg tot het graf.

Jaspar wordt in 1901 in Schaarbeek geboren met een gouden lepeltje in de mond. Zijn vader is Ernest baron Jaspar, een rijke architect. Zijn oom Henri (katholiek) is in het interbellum eerste-minister of minister van Buitenlandse Zaken en Financiën. Marcel-Henri verblijft tot zijn 18de bijna voltijds in het buitenland, vooral in Frankrijk. Zijn vader moet hem zelfs verbieden de Franse nationaliteit aan te vragen. Na de 1ste wereldoorlog studeert hij rechten aan de ULB en stort zich in de politiek. Hij is een links-liberale logeman met veel goede contacten bij de socialisten. In 1932 wordt hij in de Kamer verkozen en hij verzamelt zo’n 5 à 6 linkse liberalen rondom zich die het conservatieve partijestablishment tegen de schenen schoppen met hun sociale eisen. Maar dat links geflirt gebeurt ook om de oude krokodillen van de liberalen, Paul Hymans en Paul-Emile Janson, op stang te jagen en hen zo vlug mogelijk buiten te zetten.

Jaspar is een opvliegende vent die temperament met plat opportunisme combineert en die volgens zijn tegenstanders over lijken gaat om minister te worden. Hij slaagt erin om de regering de Broqueville te doen kapseizen omdat de liberale minister van Justitie Paul-Emile Janson min of meer bereid is de nieuwe wet op het gebruik der talen enigszins fatsoenlijk toe te passen. Jaspar is de klassieke vooroorlogse fransdolle liberaal, maar tevens een van de weinigen die behoorlijk Nederlands gestudeerd heeft.

In de 2de regering van Paul van Zeeland gaat zijn droom eindelijk in vervulling. Hij wordt gedurende een jaar minister van vervoer en realiseert zeer weinig, maar het valt iedereen op dat zijn verhouding met de vakbonden goed is. De regering valt en Jaspars intieme vijand Janson wordt eerste-minister (de laatste liberale premier voor Verhofstadt) en dus krijgt hij de bons. Eerst in de 2de regering Pierlot is hij er weer bij met een nieuw departement Volksgezondheid. Op de protocollijst staat hij met zijn nieuw ministerie op de laatste plaats, maar de dreiging uit Duitsland geeft hem gewicht want hij is verantwoordelijk voor de eventuele evacuatie van de burgers. In de praktijk gebeurt er niets, bestaat er geen enkel plan want Leopold III en de hele regering durven ter wille van de heilige neutraliteit geen bewoners uit de oostelijke provincies evacueren voor er een inval is, al weet iedereen dat een eventuele aanval uit Duitsland en niet uit Frankrijk zal komen.

Vanaf de 10de mei 1940 heerst dan ook de volledige chaos op de wegen. Honderdduizenden slaan op de vlucht voor de Duitsers, bevreesd dat de Wehrmacht zich zo beestig zal gedragen als de troepen van de keizer. De regering maakt het nog wat erger door iedereen tussen 16 en 35 jaar die nog geen soldaat is het bevel te geven naar West-Vlaanderen en later naar Frankrijk te vluchten. Op de 18de mei kiest de regering dan zelf het hazenpad naar Le Havre, met uitzondering van de topministers die rond koning Leopold blijven cirkelen. Jaspar is dan al druk bezig zijn Franse politieke kennissen aan te spreken om hen te vragen voor de Belgische vluchtelingen te zorgen die inmiddels al bijna met 2 miljoen zijn. Hij vestigt zich tenslotte zowat op eigen houtje in het mooie Cahors in de Dordogne omdat in de omgeving de meeste vluchtelingenkampen zijn.

Na de capitulatie vergadert de regering her en der in Frankrijk en Jaspar krijgt het een en ander te horen. Terwijl Pierlot, Spaak en Vanderpoorten zich concentreren op hun zo belangrijke ruzies met Leopold, hield Jaspar zich met onnozele pietluttigheden als de ellende van een paar miljoen vluchtelingen bezig en nam hij zelfs beslissingen op het terrein van zijn collega’s. Vooral Vanderpoorten toont zich een onbekwame  kommaneuker die boos is omdat Jaspar vluchtelingenlijsten had opgesteld; een soort burgerlijke stand en de bevoegdheid van de grootvader van Patrick Dewael en Marleen Vanderpoorten.

De regering verklaart de krijgsgevangene Leopold onbekwaam om nog verder te regeren en schaart zich verder aan de kant van de Geallieerden. Maar de ministers geloven nauwelijks hun oren als ze eerst op het laatste ogenblik vernemen dat Frankrijk ook zal capituleren, want niemand nam de moeite hen van de realiteit op de hoogte te brengen. De regering bereidt zich officieel voor om naar Londen te vertrekken, maar in feite willen de meeste ministers gewoon naar huis. Op 18 juni wil eerste minister Pierlot zijn ontslag aanbieden en allen gaan akkoord op uitzondering van Jaspar, minister van Financiën Gutt (een Jood) en minister van Koloniën De Vleeschauwer.

Jaspar verlaat woedend de vergadering en de andere ministers schrijven zijn razernij niet toe aan zijn bekende vooroorlogse antinazihouding, maar aan het feit dat hij met een Jodin getrouwd is. Jaspar en zijn vrouw schepen zich in naar Londen. Hij verbreekt de ministeriële solidariteit, maar neemt geen ontslag want hij weet zeer goed dat hij dan in het UK als een “nobody” arriveert.

In Londen krijgt hij een koude douche. De ambassadeur wil geen onderhoud met Churchill regelen. Wel krijgt hij naar het voorbeeld van De Gaulle de mogelijkheid om een toespraak te houden op de BBC. De ministers in Frankrijk liggen in een deuk wanneer ze horen dat deze vrijmetselaar eindigt met: “Moge God België en zijn bondgenoten beschermen.” Zijn oude vijand Janson vindt het juridisch achterpoortje: Jaspar heeft zichzelf uit de regering gezet omdat hij zijn post verlaten heeft.

Op 27 juni verklaart de regering Pierlot dat ze de strijd opgeeft, maar ze wordt gered omdat Leopold weigert een politieke daad te stellen en het ontslag te aanvaarden. Op 4 juli arriveert De Vleeschauwer dan in Londen en die krijgt wel het oor van Churchill omdat hij Kongo kan aanbieden voor de oorlogsinspanning. Maar de Brit vindt één minister wat weinig en dringt er op aan dat de rest van de regering ook komt en laat verstaan dat hij anders nog altijd Jaspar achter de hand houdt, want die zegt dat hij ook een volwaardig en legaal minister is. De dag daarna vormt die inderdaad een regering met Camille Huysmans als mogelijke eerste-minister (een bekende van de Labour-ministers) en met namen als Max Buset en Isabelle Blum; een feitelijke logeregering.

De Britten wachten af, want De Vleeschauwer is inmiddels weer naar het continent vertrokken om zijn collega’s te overtuigen, en erkennen geen van beide regeringen. Huysmans en Jaspar krabbelen terug en durven zich bij nader inzien toch geen regering in ballingschap noemen. Ze richten dan maar een “Nationaal Comité” op naar analogie met De Gaulle en in de hoop dat de erkenning later komt. Maar in augustus arriveren De Vleeschauwer en Gutt en die hebben de belofte van Spaak en Pierlot op zak dat ze ook komen.

Jaspar schrijft brief na brief naar zijn “Waarde Collega’s”. Gutt antwoordt met “Mijnheer de Volksvertegenwoordiger”. Jaspar zet zich tenslotte helemaal buitenspel met een berucht artikel in een Engelse krant over Pierlot die hij “The Apostle of Defeat” noemt. In oktober zijn Pierlot en Spaak eindelijk in Londen en Churchill erkent hen als wettige regering. Gutt wil Jaspar volledig negeren, maar Spaak heeft meelij met zijn logebroeder met wie hij nog aan de ULB studeerde. Hij stelt voor Jaspar gevolmachtigd minister (een rang lager dan ambassadeur) te maken bij de Tsjechoslovaakse regering in ballingschap. Jaspar aanvaardt en voelt zich duidelijk op zijn gemak in het circuit van cocktailparty’s, diners en overbodige nota’s. Na de oorlog vertegenwoordigt hij vijf jaar België bij Juan Peron en hij wordt tenslotte ambassadeur in Zweden; een functie die speciaal voor hem gecreëerd wordt. Hij bereikt tenslotte de absolute top (niet qua belangrijkheid maar qua prestige in La Belgique van die tijd): ambassadeur in Parijs bij zijn oude oorlogsgezel De Gaulle. Tot zijn pensioen geniet hij 7 jaren lang van de ontvangsten, recepties, drinks enz. Hij sterft in 1982.