Het Marokkanendrama

Juist 159 pagina’s heeft de Nederlandse journaliste Fleur Jurgens nodig om alle maar dan ook alle leugens in de afgrond te kieperen die politici en media nog altijd dagelijks gebruiken om het schofterige, criminele en racistische gedrag van vele jonge (maar ook minder jonge) mannen van Marokkaanse origine goed te praten (Fleur Jurgens: Het Marokkanendrama: Meulenhoff 2007; 15 €).

Zij bewijst keer op keer dat de vele problemen met Marokkanen veroorzaakt worden door “de verstoorde gezagsverhoudingen in het gezin, een opvoeding met achterdocht ten opzichte van Nederland, de islamitische huwelijksmoraal die moeders onmachtig maakt, een sterk eergevoel, een genetische aanleg (geef toe, dat is durven), aanpassingsstress, onderwijs- en kennisachterstand van ouders” (p.151). Eén oorzaak voor de hele ellende aanvaardt zij in geen geval: racisme van de autochtone bevolking, want dat is onbestaande tenzij in een paar zeldzame individuele gevallen.

Hebben de West-Europese landen dan geen fouten begaan? Ja wel degelijk, omdat ze te verdraagzaam zijn geweest, omdat ze Marokkaanse boeven niet direct lik-op-stuk gegeven hebben. In één hilarische pagina somt ze de top-tien op van de drogredenen die de houding van vele Marokkanen  vergoelijkt zoals ‘verveling’, ‘tussen twee culturen leven’, ‘negatieve praat over de islam’, ‘discriminatie wegens hun naam’, enz. Kortom, de top-tien van de leugenachtige clichés die nog altijd uit de mond rollen van de SP-a-Spirit collaborateurs (plus medialakeien) van de  georganiseerde misdadigersbende PS.

Fleur Jurgens heeft langdurig gesproken met zeventig mensen die dagelijks met Marokkanen en hun zorgen, aspiraties, ontsporingen en criminele daden in aanraking komen. Daar zijn politiemensen, welzijnswerkers, gezinstherapeuten, logopedisten, opvoeders, enz. bij. Velen van de gesprekspartners van Jurgens zijn trouwens van Marokkaanse origine. Jurgens staaft haar betoog met maar een paar cijfers, maar die zijn dan ook beklijvend.

Nederland heeft zeggen en schrijven zo’n 22.000 Marokkanen in de jaren zestig gerekruteerd en het grootste deel van deze groep is weer naar huis gekeerd. Toch zijn er in Nederland zo’n 314.000 Marokkanen en die zijn bijna allemaal gearriveerd in de jaren 80 en 90 via migratie en familiebanden. Daar is dus niemand bij die zich “kapot gewerkt” heeft om onze welvaart op te bouwen, en er is dus geen enkele reden om hen dankbaar te zijn en hen tot in der eeuwigheid uitkeringen te geven. Maar van alle Marokkaanse mannen in Nederland tussen 40 en 64 jaar heeft 62% wel een uitkering.

Nauwelijks 37% van de Nederlandse Marokkanen werkt, en dat is niet onlogisch want 7 op de tien Marokkaanse jongens tussen 17 en 23 verlaat de school zonder een bruikbaar diploma. Dat is bij ons niet beter, en in feite zou men iedere politicus die het woord “discriminatie” durft gebruiken als oorzaak van de Marokkaanse werkloosheid, moeten aanklagen wegens oplichting en zwendel. Het zijn zo’n leugens die Marokkkanse nozems maar al te graag gebruiken om hun grof crimineel gedrag te verschonen. De schuld ligt altijd bij de anderen, bij een slechte en bovendien zondige samenleving.

De gesprekspartners van Jurgens komen bijna allemaal met dezelfde conclusie: veel Marokkanen hebben niet de minste zelfkritiek. Daarenboven hitsen ze nog elkaar op gezien ze bijna allemaal in dezelfde wijken wonen; dat is een normaal verschijnsel bij migranten, maar het kon ook niet anders omdat nep-linkse politici 30 jaar lang hardnekkig weigerden een rem te zetten op het aantal migranten in wijken, sociale woningen of scholen. Dat heeft er ook toe geleid dat de dorpsmentaliteit van het Rif blijvend zijn intrede heeft gedaan. Daar is het de taak van de gemeenschap om voor de opvoeding buitenhuis te zorgen.

De meeste Marokkanen in Europa zien alleen andere Marokkanen en gaan naar Marokkaanse winkels. De heren bezoeken Marokkaanse theehuizen en kijken naar Marokkaanse zenders (“schotelcity” noemen de Nederlanders deze wijken) en denken dus dat ze nog altijd in Marokko wonen. Vele vaders moeien zich dus niet met wat de zoontjes buiten de deur uitspoken (de moeders moeten soms de toestemming aan hun zoon vragen om buiten te komen). En als het verkeerd afloopt (1 op 3 in de Nederlandse justitiële jeugdinrichtingen is Marokkaan) is het de schuld van de autochtonen die te soft zijn, die discrimineren, die het vaderlijk gezag ondermijnen en blablabla.

Deze leugenachtige prietpraat wordt volledig ontkracht door een andere realiteit: de situatie van vrouwen en meisjes. Die moeten niet proberen om ‘aanstootgevend gedrag’ te vertonen, zoals sigaretten roken of met andere jongens en mannen praten, want de keiharde sancties volgen onmiddellijk. Hier treden Marokkaanse mannen (en ook vrouwen) wel direct en onverbiddelijk op, want “de roddelcultuur en bedilzucht in de Marokkaanse gemeenschap is erg eensgezind (p.57).

Jurgens geeft daarenboven het ene na het andere voorbeeld van het racistisch (mijn woord) gedrag van veel Marokkanen. Sommige snotneuzen stelen als de raven op school. Nooit is er een Marokkaanse ouder, vertelt een schooldirecteur, die de school contacteert om te vertellen dat er iets niet pluis is. Veel Marokkanen spreken routinematig over ‘christenhonden’ als ze Nederlanders bedoelen. Anderen zeggen dat scholen per definitie niet deugen, want er staat een lerares voor de klas en een man moet niet naar een vrouw luisteren. Jurgens komt dan ook tot de conclusie dat de verheerlijking door links van de multikul verschrikkelijk veel kwaad heeft gedaan omdat het heeft bijgedragen aan de teloorgang van de universele moraal.

In deze zee van ellende komen uiteraard de mensen die geen problemen veroorzaken niet aan bod. Maar voor hen is het dubbel erg, want zij worden dikwijls gewantrouwd door hun landgenoten en door de autochtonen. De vroegere Marokkaanse buurvrouw van mijn moeder leert nu Nederlands met haar kinderen. Zij vestigde zich in Mechelen omdat ze als Brusselse verpleegster zag hoe de toestand daar verloederde. Ze miste haar familie en wou terugkeren, maar bleef tenslotte toch in Mechelen toen haar broer in Brussel ook het verkeerde pad opging tot hun beider moeder hem hardhandig en in het openbaar corrigeerde (iets wat volgens Jurgens  haast nooit gebeurt omdat in veel Marokkaanse gezinnen de zonen wel hun moeder mogen slaan, maar omgekeerd kan niet). De buurvrouw vertelde me onlangs dat ze zo bang is dat haar kinderen Brusselse toestanden zullen meemaken in Mechelen.

We lopen weer tien jaar achter bij Nederland. Een boek als dat van Jurgens is onmogelijk in Vlaanderen. In Nederland geeft een respectabele uitgeverij het uit en is het geschreven in opdracht van Politie en Wetenschap, een onafhankelijk onderzoeksprogramma van de Politieacademie. In Vlaanderen moet Marij Uijt den Bogaard die hetzelfde vertelt haar toevlucht zoeken tot The Brussels Journal van Paul Belien, want alleen iemand met connecties bij het Vlaams Belang durft haar bevindingen publiceren. In Vlaanderen houdt een nitwit als Dewael zich bezig met een wetsontwerp om Blood and Honour te verbieden; niet om wat ze doen, want daar valt weinig kwaads over te vertellen. Wel, omdat ze weerzinwekkende gedachten hebben. In Nederland laat de staatsveiligheid die onnozelaars met rust maar stelt wel dat: “onderbelicht is de provocerende en intimiderende rol van extreem-linkse groepen. Activisten uit anti-fascistische kringen beperken zich lang niet altijd tot verbaal geweld. In sommige steden achtervolgen ze en gebruiken ze persoonlijk geweld tegen (vermeende) rechtse extremisten.” (De Volkskrant, 27 april)

In Vlaanderen worden deze schoften, die altijd gesignaleerd worden bij migrantenrellen waar ze iedereen tot geweld aanzetten, met rust gelaten en zijn er geen problemen om het PVDA-geboefte in een Antwerpse districtsraad op te vrijen. In Nederland kunnen velen het bloed drinken van Geert Wilders, maar toen de indruk ontstond dat een Terrorismebestrijdingsdienst de volksvertegenwoordiger aanmaande zijn toontje wat te milderen, stond de hele Kamer (links inbegrepen) op de achterste poten om zijn absoluut recht op vrije mening als kamerlid te verdedigen. Arm Vlaanderen.