Échte Splitsing Gerechtelijk Arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde Graag!

Brussel-Halle-Vilvoorde

Het is bijna –bijna– aandoenlijk de Franstalige onderhandelaars aan de poorten van Hertoginnedal te zien uitschruwelen dat rechtspraak in de eigen taal toch een mensenrecht is, en dat daarom het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde niet gesplitst mag worden. Er zijn namelijk ooit andere tijden geweest, of beter gezegd, die tijden zijn zelfs nog niet helemaal voorbij. Maar de splitsing die de Vlaamse onderhandelaars eisen, en de Franstaligen dus weigeren, is nog niet eens een échte splitsing, want de zes faciliteitengemeenten zouden nog steeds een beetje onder het tweetalige gerechtelijk arrondissement Brussel vallen, over de gewestgrenzen heen dus!

Laten we beginnen met het boekje van de Franstaligen eens open te doen, en daarbij ga ik dus niet eens terug naar de zaak-Coucke en Goethals. Kijken we gewoon even naar de toestand van het arrondissement van vandaag, en dan wordt het duidelijk dat het absolute mensenrecht dat de Franstaligen inroepen bijzonder relatief is naargelang het hen uitkomt. In Brussel zouden twee derden van de rechters minstens een functionele kennis van de andere landstaal moeten hebben (dat wil zeggen: kunnen begrijpen, niet recht spreken), maar voor de Franstaligen is al totaal onredelijk en voorbijgestreefd. Van de 104 rechters in de Rechtbank van Eerste Aanleg zijn er 72 Franstalig en 32 Nederlandstalig, en daarvan bewezen 31 Nederlandstaligen hun kennis van het Frans,en 36 Franstaligen hun kennis van het Nederlands. Je hoeft geen hogere wiskunde gestudeerd te hebben om hier een scheeftrekking op te merken. Bovendien zijn er 30 toegevoegde rechters, 26 daarvan Franstaligen. Zowel één Nederlandstalige als één Franstalige toegevoegde rechter heeft bewezen de andere taal te kennen, en we zullen maar zeggen dat dus netjes verdeeld is zeker? Toegevoegde rechters hoeven echter geen functionele kennis van de andere taal te hebben, en hun benoeming is slechts tijdelijk, maar «tijdelijk» is in Brussel een bijzonder rekbaar begrip als er Franstalige eentaligheid in het spel is.

Wat leren deze getallen? Dat rechtspraak in de eigen taal voor de Franstaligen het volgende betekent: in Vlaanderen rechtspraak in het Frans wanneer één van de betrokken partijen Franstalig is, en in Brussel rechtspraak in het Frans wanneer de rechter Franstalig is. De Vlamingen in Brussel weigeren dat echter te aanvaarden, en het is dan ook hun schuld dat er zo een grote gerechtelijke achterstand is, niet die van de eentalig Franstalige rechters die weigeren Nederlands te leren. Of daar intellectueel niet toe in staat zijn. Het zou in ieder geval goed zijn als één van de Vlaamse onderhandelaars deze feiten eens voor de voeten van de Franstalige onderhandelaars zou gooien wanneer zij nog eens aan de poorten van Hertoginnedal verklaren dat rechtspraak in de eigen taal een mensenrecht is.

Maar er is meer. Als ik het huidige splitsingsvoorstel lees, vraag ik me af of Guido Moons het wel bij het rechte eind heeft wanneer hij zegt dat de Vlamingen nog geen toegevingen hebben gedaan. Ik citeer letterlijk uit De Standaard van 2 augustus: «Een splitsing van het arrondissement houdt in dat de Franstalige rechtbanken alleen bevoegd zijn in Brussel en voor de Franstaligen in de zes faciliteitengemeenten.» Vergis ik me, of is dit een enorme uitbreiding van de faciliteiten? Feit is dat na zo'n «splitsing» de grenzen van de twee arrondissementen niet zouden samenvallen met die van de gewesten: het arrondissement Brussel zou immers ook «een beetje» tot in Vlaanderen reiken! Of wordt het arrondissement Halle-Vilvoorde ook bevoegd voor de Nederlandstaligen in Edingen, een faciliteitengemeente in Henegouwen die aan het arrondissement grenst? Rechtspraak in de eigen taal was toch een mensenrecht, niet?