Groen Rechts

Marcel Rutte is een toffe gast. Kort vóór hij voorzitter van de Nederlandse rechtsliberale VVD werd, heb ik hem in het Haagse Madurodam ontmoet op de Nacht van de Geschiedenis, waar wij beiden spreker waren. Mijn praatje zal hij zich niet herinneren, want hij moest er na het zijne meteen vandoor, zo gaat dat met belangrijke mensen. Maar ik het zijne dus wel: heel zinnige dingen over een sociaal beleid dat niet op overheidsbemoeienis en gepamper berust maar de zelfredzaamheid bevordert. Zoiets als wat Theodore Dalrymple schrijft maar dan in het Hollands.

Ik ben er dan ook gerust in dat hij het goed voor heeft met zijn verrassende omhelzing van de groene agenda. Hij wil echt wat doen aan de milieuproblemen van vandaag en overmorgen. Dat is wel allerminst origineel, behalve voor een man in zijn positie. Telkens ondernemers zich gehinderd en bedreigd voelden door opdringerige milieureglementen, konden ze altijd op de VVD rekenen. Geert Wilders heeft al aangekondigd dat zijn partij PVV die rol nu wil overnemen: radicaal nee tegen betutteling en klimaathysterie.

Dat Rutte in de Nederlandse context het woord “groenrechts” in de mond nam, was natuurlijk een uithaal naar de partij Groen-Links, begonnen als opslorping van enkele hippe pacifistische, groene en post-provo-partijtjes door de Communistische Partij Nederland. Volgens Rutte is er niets intrinsiek links aan milieuzorg. Veeleer het tegendeel, gezien de milieuramp die de communistische regimes op hun grondgebied aangericht hebben. Toch wist Groen-Links partijleidster Femke Halsema in haar commentaar op Rutte’s nieuwe marsrichting niets beters te bedenken dan dat de schuld voor de vervuiling bij het kapitalisme en de ongelijkheid ligt.

Rutte is blijkbaar onwetend van het feit dat de term “groenrechts” in een deel van het Nederlands taalgebied ietwat aangebrand is. Ik heb dat woord voor het eerst weten gebruiken door Guy De Maertelaere, een bezadigd ambtenaar en redacteur van het Vlaamse nieuwrechtse tijdschrift Teksten, Kommentaren en Studies. Hij doelde daarmee op het intrinsiek conservatieve karakter van milieubehoud, dat één logisch geheel vormt met het behoud van gemeenschapsstructuren, volkskunst en ander erfgoed. Hij bekritiseerde in de Vlaamse ecolo-partij Agalev (“Anders gaan leven”), nu Groen!, de contradictie tussen hun strijd voor natuurbehoud en hun meeloperij met het destructieve multiculturalisme.

De Maertelaere is altijd een pleitbezorger geweest van kleine zelfbesturende gemeenschappen, diametraal het tegendeel van de autoritaire eenheidsstaat waar het fascisme naar streefde. Net als prof. Etienne Vermeersch en andere groenen verkiest hij bevolkingsdaling (“meer mens met minder mensen”) boven het natalisme van de nationalisten en van de Hitlers en Ceaucescu’s (“Schenk dem Führer ein Kind”). Toch heeft een Vlaamse ochtendkrant hem ooit in die aartsfoute hoek proberen te plaatsen. Hij geeft immers ook een éénmansblad uit dat Gwenved heet, Keltisch voor “paradijs”, maar etymologisch te ontleden als “witte wereld”, of desgewenst “blanke wereld”. Foei, zeggen dus de mensen die door hun racismekleurige bril overal racisme zien.

De krant nam hem verder op de korrel omdat hij over Jean-Marie Le Pen’s kritiek op het aantal zwarten in de Franse voetbalclubs geschreven had: “Le Pen gaat nog niet ver genoeg.” Meer dan dat werd er niet geciteerd, de lezer moest er zelf maar als vervolg bij denken: “…we moeten die negers niet alleen uit de voetbal weren, maar ze meteen in de gaskamer gooien. Apartheid is niet genoeg, holocaust moet het zijn!” In werkelijkheid had De Maertelaere betoogd dat niet alleen spelers uit andere werelddelen geweerd moeten worden, maar gewoon allen die niet uit de eigen streek komen. Laat de Gentse ploeg het maar zonder spelers uit Luik of Limburg doen en uitsluitend onder de Gentse jeugd rekruteren. Geen voetbaltransfers meer, niet uit Afrika maar zelfs ook niet uit Antwerpen, dat is gewoon de toepassing van het groene ideaal van localisme en kleinschaligheid.

Dat neemt niet weg dat de term “Groen Rechts” hier en daar ook echt in racistisch vaarwater terecht gekomen is. Hij is de voorbije jaren toegeëigend door een Antwerps groepje waarvoor het etiket “extreemrechts” niet echt overdreven was (inmiddels opgegaan in het Nieuw-Solidaristisch Alternatief). Hun leider was uit het Vlaams Belang gezet nadat hij de Oost-Aziatische echtgenote van een VB-volksvertegenwoordiger beledigd had. Op een flamingantische debatavond over het groene thema hoorde ik eens allerlei mensen die nooit zelfs maar aan “Plant een boom” meegedaan hadden, zich voorstellen als milieuzorgers. Bij de tweede zin van hun betoog verschoof hun aandacht echter naar een ander soort vervuiling van hun leefomgeving: “Vreemde soorten verstoren de biotoop van de inheemse soorten, bv. de migranten…” Daar zien we een spiegelbeeld van de kaping van het ecologisme door extreemlinks: het sympathieke groene imago moet dienen als glijmiddel voor een ander gedachtegoed.

De enige in die kring die ecologisch echt deskundig leek, was een hoogbejaarde heer over wie ik sindsdien vernomen heb dat hij spreker is op Hitler-verjaardagsfeesten. En dat moet niet verwonderen. Het eerste politieke ecologisme, te onderscheiden van een al ouder cultureel gedweep met “terug naar de natuur”, was dat van de nazi’s. De grote pionier was Walther Darré, nazi-landbouwminister en schepper van de uitdrukking “bloed en bodem”. De nazi’s beschermden de Edelweiss en andere kostbare soorten, ze begonnen met milieueffectrapporten, voerden de eerste campagnes tegen het roken, deden aan herbebossing en verboden wreedheid tegen dieren. Zelfs in hun moderniseringsprojecten vermeden zij om al te veel met de natuur te morsen: bij de aanleg van autosnelwegen werd niet pal door bergen geboord of de reliëflijnen van het landschap verstoord, maar werd harmonie met de omgeving betracht.

Daarmee hoeft verder niets gezegd te zijn. Dat de nazi’s als eersten op het gevaar van roken wezen, impliceert niet dat er iets fouts is aan de huidige inperking van het tabaksgebruik. Maar het feit van het nazi-milieubeleid verdient wel wat grotere bekendheid. In het boek van Luk Sanders en Carl Devos, ed.: Politieke ideologieën in Vlaanderen (2007), behandelt het hoofdstuk over het Vlaams-nationalisme uitgebreid de collaboratie, hoewel die slechts een korte episode was na ruim honderd jaar onberispelijk democratische Vlaamse beweging; maar over de nazi-antecedenten van het ecologisme vinden we er geen woord. Daar ligt dus een open doelkans voor eco-skeptici om de antifa-retoriek van de bij het haar getrokken nazi-toespelingen nu tegen de groenen te richten: “Hitler was óók een groene, en we weten waar dát toe geleid heeft…”

Naar verluidt had Adolf Hitler geen kinderen, maar zijn kleinkinderen zijn nog steeds in ons midden. Enkelen noemen zich groenrechts, maar de groenlinkse variant is tot nader order veel talrijker, en heeft ook een veel langer palmares van antidemocratische en gewelddadige acties. Mogelijks slaagt Marcel Rutte erin om de milieuzorg voorgoed uit die extremistische sfeer te halen en de term groenrechts respectabel te maken. Of de term te doen vergeten en daadwerkelijk milieubewarende verwezenlijkingen voor te leggen.