Tibet na Tiananmen

Wat betekenen opgang en ondergang van de Chinese democratiebeweging voor de Tibetanen? Eigenlijk niet veel, want Chinezen van alle politieke gezindten zijn het over één ding eens: Tibet is ene onvervreemdbaar deel van China.

Twintig jaar geleden maakten soldaten van het Volksbevrijdingsleger een einde aan de democratiebeweging van Chinese studenten op het Plein van de Hemelse Vrede. Ze deden dat op ouderwetse manier met geweren en tanks. De communistische gerontocraten, vaak nog veteranen van diverse oorlogen en repressiecampagnes, waren gewend aan de aanblik van hopen lijken en begrepen de kouwe drukte daarover in de wereldmedia niet. De Britse oud-premier Edward Heath, een Realpolitiker met een hekel aan beginselen en dissidenten, betuigde kort nadien bij Deng Xiaoping zijn sympathie voor de repressie, echter met voorbehoud inzake de nogal ruwe middelen. Hadden ze soms geen waterkanonnen in Beijing?

België als modelstaat had Deng de weg kunnen wijzen. De Belgische bestuursklasse, dié weet tenminste hoe ze de oppositie eronder moet krijgen. De dag dat België echt uiteenvalt zal zij misschien naar geweld grijpen, maar voorlopig weet zij de status-quo te handhaven zonder één kogel te verspillen. Zelfs waterkanonnen komen er sinds “Leuven Vlaams” niet meer aan te pas. In de plaats daarvan zorgen adeltitels, égards in de media, subsidies van de Koning-Boudewijn-Stichting en andere voordeeltjes voor de collaboratie van mogelijke rebellen.

Een jaar of wat nadien belegden voortvluchtige Chinezen een bijeenkomst inde Kleine Aula te Leuven. De gastheren hadden er ook een Britse spreker van de Tibet Support Group uitgenodigd. Die kon bij de Chinezen echter geen applaus wekken. Zij bleken echt een “loyal opposition”: fel tegen de regering van hun land, maar nog feller vóór het belang van het land zelf.Al die bestrijders van de dictatuur van de Chinese Communistische Partij moesten niets weten van de Dalai Lama met zijn (zoals PvdA-voorzitter Ludo Martens het genoemd had:) “Nobelprijs voor de imperialistische vrede”.

Zij wezen erop dat de gehechtheid van de Chinezen aan Tibet los staat van het communisme. Je kan dat vandaag volop vaststellen in de postcommunistische herleving van het boeddhisme: Chinezen beschouwen de Tibetaanse traditie als deel van hun eigen traditie (zoals Franstalige Belgen aan Vlaanderen gehecht zijn als een deel van hun nationale eigenheid, onderscheiden van de Franse). De belangrijkste tempel in Beijing is van Tibetaanse signatuur, en de patroonsgod van de stad is er één met woeste Tibetaanse trekken. De anticommunistische Chinezen daagden de Britse spreker uit met de vraag: “Zou jij, zou de Dalai Lama, instemmen met een democratische oplossing van de kwestie-Tibet, namelijk een referendum in de hele Volksrepubliek over de afscheiding van Tibet?” Zoveel direct-democratische gezindheid, daar had de pleitbezorger van Tibet niet van terug.

Het gaat in het bij uitstek democratische Zwitserland tenslotte ook zo. De grenzen tussen kantons kunnen gewijzigd worden, een dorp kan zich losmaken uit zijn kanton en zich bij een ander aansluiten, maar dan moeten de kiezers in het hele kanton dat goedkeuren. Alsof je de Walen laat meebeslissen over de uitroeping van de Vlaamse onafhankelijkheid. Ook de Vlaamse separatisten rekenen op dat beginsel om de gemeenten van de Brusselse rand tijdens de Belgische boedelscheiding bij Vlaanderen te houden. Tegen de Franstalige droom van een overheveling van losse gemeenten na gemeentelijke referenda zweren zij bij het internationale respect voor bestaande bestuursentiteiten.

De Chinezen gingen niet zo ver om de bestaande repressie tegen het Tibetaanse separatisme te steunen, maar die is ook niet nodig om Tibet bij China te houden. Tenslotte kunnen ook de weldaden van het kapitalisme de Tibetanen aan China binden en hun Tibetaanse identiteit doen vergeten. Wat vandaag op het terrein ook gebeurt: Tibetaanse jongeren “houden meer van disco dan van Tibetaanse volksdans. (…) Ze willen niet elke dag gebedsmolentjes draaien en zich prosterneren voor Boeddhabeelden. Ze zoeken promotie naar hogere posities in het bestuur, concurreren met elkaar om een flat te bezitten in betonnen gebouwen met elektriciteit, stromend water en toiletten. Ze zijn erop uit Chinees en Engels te leren, liever dan de Tibetaanse taal, omdat ze willen deelhebben aan het nationale en wereldwijde sociaaleconomische leven”, zo schrijven Xu Mingxu en Yuan Feng, twee Chinese expats in de VS (geciteerd door Eric Hulsels: “Free Tibet?”, Streven, mei 2009).

Betekent dit dat ze minder nationalistisch worden? Enerzijds zie je dezelfde moderniseringstendens evengoed bij Tibetanen buiten de Volksrepubliek, zoals ik bv. heb kunnen vaststellen aan de Tibetaanse universiteit te Sarnath (de geboorteplaats van het boeddhisme), dat toch bij uitstek een haard van Tibetaans separatisme blijft. Anderzijds moet je als Vlaming toegeven dat dezelfde modernisering hier wél samengegaan is met een verzwakking van de Vlaamse beweging. Belgavox-belgicisten speculeren bij uitstek op de roes van globalisering en digitalisering om de Vlaamse jeugd voorgoed hun wortels te doen vergeten. Zelfs de verengelsing van de cultuur, hoewel op zich onheilspellend voor de status van het Frans, zien zij daarom als een bondgenoot.

Kunnen de Tibetanen hoop putten uit de tendens bij ontvlaamste Vlamingen om nu op andere dan nationalistische gronden toch voor Vlaamse onafhankelijkheid te kiezen? Misschien niet, want in België speelt een factor die in het huidige China ver te zoeken is: rien ne va plus. China heeft meer troeven om de Tibetanen blijvend tot berusting in hun verlies van zelfstandigheid en eigenheid te bewegen. Het is een succesverhaal en nog steeds beloftevol. Dat geldt niet voor België.