Grafschrift voor de Tamil-Tijgers
From the desk of Koenraad Elst on Tue, 2009-06-09 17:16
Op zondag 17 mei 2009 hebben de Bevrijdingstijgers van Tamil Ilam (LTTE) hun laatste communiqué uitgestuurd: “Ons lange strijd is aan zijn bittere einde gekomen.” Hun leider Velupillai Prabhakaran is door het Srilankaanse leger doodgeschoten en gecremeerd. Tijd voor een eerste nabeschouwing bij een ongewone beweging.
De Tamils behoorden, samen met ondermeer de Sikhs, tot de “verwende kinderen van het Britse rijk”. In de Britse rassentheorie golden zij als één van de sterke en betrouwbare bevolkingsgroepen die de voorkeur verdienden in de selectie van medewerkers met het koloniale bestuur. In Sri Lanka bemanden zij, en niet de Sinhalese meerderheid, de administratie. Vele Tamils werden hervestigd in andere Britse kolonies, omdat zij werklustiger waren dan de inheemsen. Daar is het hun na de dekolonisatie niet goed vergaan. In Myanmar en deels in Sri Lanka werden deze arbeidsmigranten of hun nazaten in de jaren ’60 collectief het land uitgezet. In Maleisië zijn zij fel gediscrimineerde tweederangsburgers. Alleen in Singapore floreren zij; het Tamil is er een officiële taal.
In Sri Lanka was er, naast de koloniale immigranten, al sinds vele eeuwen een Tamil-bevolking. Zij deelde in de klappen toen Sinhalese nationalisten zich tegen de erfenis van de koloniale Tamil-immigratie keerden. In de jaren ’50 begon het Tamil-Sinhalese conflict met de bevoordeling van Sinhalezen bij benoemingen (wat men elders affirmative action of regstellende aksie noemt), op termijn leidend tot de bijna-uitsluiting van Tamils; en met de opwaardering van het Sinhalees tot enige officiële taal. Tamil-zelforganisatie werd bemoeilijkt, hun politieke partijen verboden, honderden Tamils stierven in enkele geweldgolven. Uiteindelijk grepen zij naar de wapens, eerst amateuristisch en in verdeelde slagorde, nadien met de doortastende LTTE als voorhoede.
In een subcontinent vol religieuze conflicten was de LTTE opvallend genoeg een seculiere organisatie. Haar ideologische wortels liggen in de antibrahmaanse en atheïstische Dravidische beweging, die voor het eerst vorm kreeg in de Justice Party, opgericht te Madras (nu Chennai) in 1916. De brahmanenkaste had de leiding van de onafhankelijkheidsbeweging, en om die te verzwakken steunden de Britten deze partij van de middenkasten. “Dravidisch” is de naam van de Zuid-Indiase taalfamilie, terwijl de Noord-Indiase talen en het Sinhalees tot de Indo-Arische taalgroep behoren. Het dravidisme domineert sinds de jaren 60 de deelstaat Tamil Nadu, gesplitst in twee partijen die mekaar ononderbroken aan het bewind afgewisseld hebben.
De brahmanen waren in het zuiden strikt genomen uitheems, want “slechts” 15 tot 20 eeuwen eerder uit het noorden ingevoerd door Tamil-vorsten die zich de prestigieuze vedische beschaving wilden eigen maken. Vandaar dat Dravidisch nationalisme en antibrahmanisme samengingen. Alles wat brahmaans was, werd ostentatief verworpen, ondermeer het Sanskrit (Prabhakaran had zijn naam gedravidiseerd tot Pirapaharan), maar vooral alles wat naar religie rook. Het marxisme was hierin één inspiratiebron naast andere, reden waarom de huidige deelstaatpremier zijn zoon de naam Stalin meegaf.
Daarnaast was er bij de laagste kasten, zowel in Tamil Nadu als in Lanka, een sterke christelijke missionering. De LTTE had dan ook een christelijke component. Ondermeer de ideoloog Anton Balasingham en de zelfmoordterroriste die de Indiase premier Rajiv Gandhi mee de dood in nam, waren christen. LTTE-gesneuvelden werden niet naar hindoegewoonte gecremeerd, maar begraven. Een in Lanka overbekende cartoon toont een pater die bezweert dat hij niets met de Tijgers te maken heeft, terwijl van onder zijn soutane een tijgerstaart uitsteekt. Die christelijke connectie is heel nuttig gebleken in het verwerven van internationale steun.
Er wordt vaak beweerd dat ook Prabhakaran zich tot het christendom bekeerd had omdat zijn zoon de naam Charles Anthony kreeg. De reden daarvoor ligt elders: dit was de naam van een strijdmakker die kort voor de geboorte van Prabhakarans zoontje gesneuveld was, en die hij zo wilde eren. De LTTE-leider bleef voor zover bekend altijd trouw aan zijn seculiere overtuiging.
Dat roept vragen op over de grootste aanspraak op roem van de Tijgers, namelijk de pionierende inzet van zelfmoordterroristen. Godloochenaars als Richard Dawkins beweren dat het geloof in een hiernamaals tot zelfmoordacties motiveert. De terroristen zouden het doen voor die 72 hoeri’s of andere hemelse geneugten. De Tamil-Tijgers hebben bewezen dat je ook zonder dat geloof je leven kan geven om dat van anderen te nemen. Zij deden het voor een andere vorm van eeuwig leven, namelijk voor hun natie, het collectieve organisme dat de individuele sterveling overleeft. Misschien kan Dawkins dat feit gebruiken als illustratie bij een andere stelling van hem, namelijk dat het “zelfzuchtige gen” de individuen gebruikt als wegwerpinstrument om zichzelf doorheen de generaties in stand te houden.
Dit artikel verscheen op 3 juni in Tertio.