Wetenschappelijk Impressionisme: Sinardisme?

Verschillende mensen wezen me op 11 juni 2009, via korte mailtjes en sms-jes op een opiniestuk van Dave Sinardet in De Standaard (‘De Flamingant van Kontich’, DS, 11 juni 2009, p. 23). “Of ik het al gelezen had?” (Neen dus) en “of dit geen reactie waard was?”. Daarvoor moest ik het stuk natuurlijk eerst gelezen hebben en dat was niet het geval. Sinardet is professor aan drie universiteiten en mag zich, met zijn tweewekelijkse bijdrage ‘Bruggen Bouwen’, tot het selecte kransje van vaste columnisten van De Standaard rekenen. Opgerukt dus naar de krantenboer op de hoek om een exemplaar van de Effie Award winnende krant op te kop te tikken en meteen gretig beginnen bladeren op zoek naar de gezaghebbende ‘opinie & analyse’-pagina’s van de kwaliteitskrant bij uitstek.

Dat Sinardet meent over de wetenschappelijke bewijzen te beschikken dat communautaire motieven “met een vergrootglas te zoeken waren” in de campagne 2009 en het communautaire bijgevolg slechts een marginale obsessie is van een marginaal deel van het Vlaamse electoraat (minder dan 10%), is één zaak: het gaat immers om een ‘wetenschappelijke conclusie’ van een interuniversitair kiezersonderzoek nog uitgevoerd tijdens deze campagne. Anders wordt het wanneer de auteur stelt dat een “kwalitatieve enquête” (een wetenschappelijk camouflagewoord dat in de gammawetenschappen vaak moet dienen om de kunst van het wetenschappelijke impressionisme te dekken; Sinardet noemt het zelf genuanceerd “een wat bot instrument”) - “stukken verfijnder is dan een verkiezingsuitslag”. Het is maar wat je met elkaar vergelijkt natuurlijk, maar plots begreep ik glashelder de vreemde passage in één van mijn mails over dit stuk, waarbij een enigszins verontruste schrijver aan mij signaleerde dat “ons enkel nog rest om omheiningen rond de faculteiten op te trekken waar professor Sinardet doceert”.

Om de motieven en beweegredenen van de kiezer die zondag 7 juni hebben gespeeld te doorgronden en na te gaan waarom ruim één op vijf kiezers er voor N-VA hadden gestemd, trok de professor, in het kielzog van een journalist, op empirische wijze naar de Antwerpse randgemeente Kontich. Neen, niet met wetenschapsjournalist Dirk Draulans of Gerard Bodifee, maar met Dirk Vanoverbeke van Le Soir. Ter plekke overvielen de onderzoeker en de onderzoeksjournalist de plaatselijke bevolking met de vraag waarom zij voor N-VA hadden gestemd. Een greep uit de academische en quasi ‘representatieve’ vaststellingen: “volstrekt niemand wist dat de partij voor een onafhankelijk Vlaanderen staat. Sommigen schrokken toen we hen daarover inlichtten, enkelen weigerden het zelfs te geloven. Zelfs dat de N-VA nogal Vlaams kan genoemd worden, was niet iedereen duidelijk.” Met andere woorden, genoeg empirisch bewijsmateriaal om Kontich tot achterlijk gebied uit te roepen, er de verkiezingsuitslag ongeldig te laten verklaren en bij de volgende verkiezingen terug het capacitair stemrecht in te voeren. “De wanhoop nabij, botsten we dan toch op iemand botsten (sic) die spontaan Vlaamsgezind uit de hoek kwam.” Het stuk vermeldt niet of de man meteen administratief werd aangehouden. Wellicht niet, want de kiezer in kwestie bleek Open VLD te hebben gestemd, hetgeen zonder meer als een verzachtende omstandigheid kan worden ingeroepen. “Het is de enige échte communautaire kiezer die ons pad kruiste”, zo rapporteert de professor hypothesebevestigend, om daarna de besluiten dat “een middagje Kontich geen enkele wetenschappelijke pretentie heeft.” Hoezo? “Misschien moeten we maar eens een uitgereide kwalitatieve studie opzetten om zo via diepte-interviews de zoektocht naar de soms ondoorgrondelijk lijkende wegen van de kiezers verder te zetten”, zo suggereert Sinardet. Blijkbaar was het interuniversitair onderzoek naar stemmotieven dat uitwees dat volgens de auteur “minder dan 10% van de Vlaamse kiezers om communautaire redenen stemt” dus ook een wetenschappelijke maat voor niets. Een ongewilde bekentenis van formaat, overigens.

Als de column nu nog was gesigneerd door André van Duin, dan hadden we nog enige zingeving aan deze tekst kunnen toeschrijven. Maar wellicht zegt het stuk meer over de belabberde staat van het wetenschappelijk personeel aan sommige universiteiten dan over Vlaamse kiezer. Het inzicht dat ze bij De Standaard de ingezonden columnstukken niet meer nalezen en enkel nog selecteren ‘op naam, faam en reputatie’ is een andere al even verontrustende ontwikkeling. Enig lichtpunt bij dit verbijsterend academisch georeer, is dat de onderzoeksjournalistiek in Vlaanderen blijkbaar weer helemaal terug is.

In academische milieus bestaat er een woord om de vaststellingen van Sinardet aan te duiden: selectieve waarneming. Ik stel echter voor om deze troebele, impressionistische observatie-oefening en redeneerkunst in het vervolg aan te duiden met het begrip ‘Sinardisme’.