Christoffel Waelkens: "Ik Was Gelovig Voor Ik Wetenschapper Werd"
From the desk of Frans Crols on Tue, 2009-06-16 17:12
Een van de kwaadaardige grapjes van de Nieuwe Atheïsten is dat wetenschappers per definitie ongelovigen moeten zijn om onthecht, zonder vooroordelen, aan onderzoek te kunnen doen. Klopt dat? Bij het Instituut voor Sterrenkunde op de Heverlese wetenschapscampus van de KU Leuven niet. Christoffel Waelkens (54) onderzoekt daar de structuur en de evolutie van sterren. Hij is projectleider voor de Mercatortelescoop van Vlaanderen op de Canarische eilanden, heeft de wetenschappelijke leiding van verschillende Belgische projecten voor nieuwe instrumenten van het Europese Ruimtevaartagentschap. Professor Waelkens animeert een team van sterrenkundigen van veertig mensen. Op zijn kantoor hangt geen kruisbeeld, maar de K van de KU Leuven heeft zijn sympathie. Christoffel Waelkens stamt uit de traditie van het Vlaamse textiel langs vaders- en moederskant. De familie was katholiek en maatschappelijk actief en hij ging naar het Sint-Lodewijkscollege in Brugge. Heel positief was dat, oordeelt hij tot vandaag.
Christoffel Waelkens: “De karikatuur van het onderdrukkende katholieke onderwijs heb ik nooit ervaren. Ik word zenuwachtig van de zelfverklaarde Vlaamse intellectuelen en hun levenslange uitspinnen van de schoolfrustraties. Is dat geen pose? Ik kan tegen een klapje omdat ik familiaal en op school in een open christelijke traditie zat en een gelukkige jeugd had. Grieks-Latijnse was mijn richting en ik zou het opnieuw doen. Graag geef ik een voordracht voor classici over de wetenschap in de oudheid. De Grieken schreven niet alleen gedichten of epossen, maar plaatsten ook reeds de zon in het centrum van de kosmos. Mijn moeder had het boek “Welke Ster is Dat?” en dat verslond ik. Samen spraken wij over het heelal, de schepping, God, geloof en de vragen: hoe komt dat, wat is dat? Ik heb wat men soms smalend afdoet als “verhaaltjes” steeds aangevoeld als verwijzingen naar de ene Grote Verhaal. Tegelijk spraken de sterren mij aan. Sterren lokken de verwondering uit, brengen de wiskunde en de fysica dichtbij en prikkelen de lust om door te dringen in de mysterieuze kosmos. De wetten van de natuur laten toe om het heelal te peilen en dat fascineerde mij. Ik heb natuurkunde gestudeerd om in de sterrenkunde te kunnen belanden.”
Is de sterrenkunde van de KU Leuven kwalitatief hoogstaand?
Christoffel Waelkens: “Van mijn hoogleraar sterrenkunde mocht ik na mijn licentiaatjaren een nieuwe activiteit uit de grond stampen en dat lag mij als zoon van ondernemers. Dat eerste onderzoeksgebied is altijd mijn territorium gebleven: de evolutie van sterren. Door het bestuderen van trillingen kan je het inwendige van sterren peilen. Mijn opdracht was om de observationele astronomie in Leuven opnieuw levend te maken. De wiskundige interpretatie had de overhand gekregen op het kijken in de ruimte en dat laatste werd mijn taak. De studie van trillingen van sterren wordt nu gecoördineerd door mijn collega Conny Aerts en zij ontving vorige zomer een zeer grote Advanced European Research Council-beurs. Vlaanderen ontving drie dergelijke beurzen en wij hebben er dus één. In Europa staan wij in dat deelgebied van de astronomie aan de top. Ook in de andere domeinen waarin wij actief zijn, worden wij als competitief aanzien.”
Geloof en wetenschap gaan samen?
Christoffel Waelkens: “Ik was gelovig voor ik wetenschapper werd. Mijn geloof is niet het antwoord op een wetenschappelijke vraag. Ik werk wel in een onderzoekssector waarrond het grote publiek makkelijk de relatie legt tussen geloof en wetenschap, als zouden wij in onze research raken aan het scheppingsverhaal, het boek Genesis van de Bijbel. Genesis I is niet bedoeld als kosmologisch verhaal, alhoewel ik het graag hoor op Paaszaterdag. Genesis 3, het verhaal van de mens die God wil worden en goed en kwaad wil beheersen vind ik nuttige lectuur voor wetenschappers. Kosmologie gaat over alles en religie gaat ook over alles en hoe beiden consonant zijn, is dus een wezenlijke vraag. Uiteraard hoeft men niet gelovig te zijn om een goede sterrenkundige te worden. Wie zegt dat hij de kosmos maar begrijpt als hij de Bijbel gelezen heeft, is geen wetenschapper. Anderzijds, Moeder Theresa en pater Damiaan konden worden wie zij zijn zonder iets te kennen van de oerknaltheorie. Uit de grond van mijn hart bevestig ik dat er tussen mijn geloof en mijn wetenschap nooit een tegenstelling, een conflict is geweest. Veel van de tegengestelde standpunten gaan minder over God dan over het Godsbeeld dat men koestert. Een Godsbeeld is ingebed in zijn eigen tijd, terwijl God tijdloos is. Vooral in de Angelsaksische vakliteratuur, in boeken met titels als “God and the New Physics”, vertrekt de schrijver soms van een fundamentalistisch Godsbeeld, waarbij God beperkt wordt tot de ultieme oorzaak van de fysieke werkelijkheid. Is dat terecht? Kan het niet zijn dat het gehanteerde Godsbeeld fout is? Het is eigen aan de joods-christelijke religie dat men van God geen beelden maakt. Je mag God, een Hij of Zij, niet kleiner maken door hem te zien in functie van vragen die wij, mensen, stellen. Wel leert mijn wetenschap mij, dat wij, u en ik, producten zijn van dit heelal. Dat geldt voor de chemische stoffen waaruit wij bestaan maar ook voor onze concepten, want wij spreken met woorden en termen van ruimte en tijd. Die bestaan maar bij de gratie van ons heelal. Onze taal, ook onze wetenschappelijke taal, is beperkt en dus kunnen wij de ultieme waarheid niet onder woorden krijgen. Op het moment dat je een godsbewijs vindt is God een schepsel zoals alle andere, een deel van het universum, aanduidbaar, bewijsbaar en verliest hij wat zijn goddelijk statuut. In onze wetenschap ontdekken wij dat je de ultieme waarheid niet kan vinden wat niet bewijst dat zij wel of niet bestaat. Waarom geloof ik dan? Mijn opvoeding bracht de religieuze kiemkracht in mij.”
De internationale wetenschapper, een atheïst, Stephen Gould, sprak over geloof en wetenschap als gebieden met hun eigen leergezag. Zij overlappen mekaar niet?
Christoffel Waelkens: “Ik volg hem voor een groot deel en stel vast dat geloof en wetenschap twee terreinen zijn die hun eigen vragen opwerpen. De opvatting dat een vraag die de wetenschap niet kan oplossen geen goede vraag is, brengt geen oplossing en is een kringredenering. Het probleem van het religieuze is onder andere dat wij spreken met woorden die niet gemaakt zijn om over het “ultieme waarom” sluitende antwoorden te formuleren. Het religieuze taalgebruik is een metaforisch spreken. Je zou kunnen besluiten, als je over God niets kan zeggen, zwijg er dan over en dat is een verdedigbaar wetenschappelijk standpunt. Echter zoveel mensen zijn geraakt door God, Franciscus van Assisi is aangesproken door God en kan er niet over zwijgen. Mijn eigen prille geloofsgeschiedenis vind ik terug in de woorden van Guido Gezelle, “het eerste dat mij moeder vragen leerde, … als ik hakkelde, ongerief nog van woorden,… was “vader, geef mij een kruisken alstublieft”. Mijn vader was voor mij een grote autoriteit, verstandig, gelovig, oprecht en correct. Ik was toen ongeriefd van woorden, ik ben nog steeds ongeriefd van woorden om over God te spreken. We illustreren God met woorden en symbolen, dus in feite onvolkomen, maar de transcendentie is mij van in mijn jeugd nabij. Een godsbewijs vinden is God verlagen tot een bewijsbaar deel van het heelal, dan is er een afgeknotte God.”
Ziet u sporen van ontwerp in het heelal? De Grote Uurwerkmaker?
Christoffel Waelkens: “Neen, ik ben zeer allergisch voor Intelligent Design. Als de wetenschappers bepaalde dingen niet begrijpen mag je dat niet kortsluiten door daarin een godsbewijs te zien. Dat is struisvogelpolitiek en je mag God niet formuleren in functie van ons onbegrijpen. Fundamentalistische interpretaties, dus letterlijke interpretaties van de Bijbel zijn volgens mij heidens, God heeft dat zo niet gezegd en bedoeld. Als gelovige zeg ik tegen christelijke fundamentalisten, stop daarmee, je maakt van de Bijbel een idioot propagandaboek. Ik pik dat niet, het Boek is ook van mij.”
Kijken naar de sterren wekt de ontroering?
Christoffel Waelkens: “De observatie van de sterren, het plotse inzicht dat iets mooi in mekaar zit, is poëzie, is Gezelle . De astronomie ontroert zoals een schilderij ontroert, zoals een goed mens ontroert. Bij dergelijke ontroeringen kan de hunkering naar zingeving geboren worden. Wat voor mij niet wil zeggen dat een ongelovige niet diezelfde ontroering kan hebben. De ontroering is geen godsbewijs.”
Het universum scherpt het mystieke verlangen aan?
Christoffel Waelkens: “Mijn liefde voor de mystiek is door de sterrenkunde niet vergroot of verkleind. Ik kon uren naar de sterren kijken toen ik zeventien was en slikte toen een serieuze dosis mystiek. De mystieke gevoelens werden een achtergrondruis en op de voorgrond schoof de rationaliteit. Tel daarbij het management van een team, de dagelijkse sleur. Dus het is zeker geen zwijmelen.”
In de zuivere wetenschappen vindt men meer religieuze mensen dan in de menswetenschappen?
Christoffel Waelkens: “Dat weet ik eigenlijk niet. De exacte wetenschappen worden misschien eerder geconfronteerd met de grenzen van hun kennen en dat kan vragen over een werkelijkheid achter de werkelijkheid uitlokken en dus een openheid naar geloof.”
Bidt u?
Christoffel Waelkens: “Ik bid in de auto (lacht), met de handen op het stuur,en bid als ik wandel. Ik pratikeer in de parochiekerk van Tremelo met haar indrukwekkende foto van pater Damiaan. Lezen over godsdienst hoort bij mijn intellectuele leven, alhoewel ik dat te weinig doe. Mijn vrouw speelt mij af en toe een nieuw boek door. Aan de KU Leuven kunnen filosofisch-religieus geïnteresseerden met diverse achtergronden mekaar vinden. Lieven Boeve, leek en hoogleraar dogmatiek, animeert een discussiegroep. Toen ik studeerde ben ik twee weken lezend ondergedoken in een Trappistenabdij om na te gaan of een beschouwend leven mij zou passen. (lacht vrolijk) Neen dus.”
De wetenschap heeft de liturgische taal uitgehold?
Christoffel Waelkens: “Kerktaal is metaforisch en de beelden die zij gebruikt, zijn inderdaad cultuurgebonden, enige hertaling nu en dan kan nuttig zijn. Wat we vroeger de hemel noemden, noemen we nu het hiernamaals, de ruimtelijke duiding is verdwenen. We blijven het echter duiden als “nadien”, hoewel zowel tijd als ruimte begrippen zijn die bij onze materiële beperktheid, omgrenzing horen. Sint-Augustinus zei al: God is niet onderworpen aan tijd en ruimte. Als je dus modern wil zijn en niet meer zegt, hiernamaals, want dat is gedateerde taal, en je ruilt dat oude begrip voor een ander woord, wat heb je dan gewonnen? Onze taal is altijd te schraal voor het bovenzinnelijk en de gebruiker weet dat hij niet over letterlijke situaties spreekt. De Bijbel werd geschreven in een andere context, niet dus met de taal van de natuurkunde van 2009, van de quantummechanica. (bulderlacht) De Bijbel laten schrijven of herschrijven door een theoretisch natuurkundige zou ik ten stelligste afraden. Laten wij niet overdrijven over de kerktaal, na het Vaticaans Concilie is de liturgie aangepast en ik neem zelden aanstoot aan de zinnen die ik hoor.”
Heeft een gelovige een kerk nodig?
Christoffel Waelkens: “Als ze er niet was, zou je de kerk moeten uitvinden. Het Tweede Vaticaans Concilie definieerde de kerk als “het volk van God onderweg”. De ritus is belangrijk, de sacrale omgeving, de saamhorigheid onder de kerkgangers, de structuur van het kerkelijk jaar. In De Standaard lees ik, “Ik, Filip De Winter, ben vrijzinnig, want ik heb problemen met het instituut kerk”, wel, dat begrijp ik niet. Dat is een dwaasheid. Omdat je last hebt met een instituut is de problematiek van het hoe en het waarom van de wereld toc niet helemaal anders? Veel mensen zijn zo blij dat zij een alibi hebben om niet te hoeven nadenken. ’t Is de schuld van de paus, ’t is de schuld van kleine procenten aan priesters met pedofiele neigingen, ’t is de schuld van een onbekwame leraar godsdienst. Les excuses sont fait pour s’en servir, zegt men in het Frans. Al die kritiek op de kerk maakt mij meer kerkelijk, doet mij rebelleren tegen de flauwiteit, het luie van veel opmerkingen. De critici stellen zelf niks in de plaats. Franciscus van Assisi heeft een binnenkerkelijke revolutie ontketend, Christus deed dat op zijn manier. Ik voel mij goed in de traditie, zolang ze niet bang is zichzelf te bevragen.”
Pierre Teilhard de Chardin verbond de kosmos met de christologie?
Christoffel Waelkens: “In mijn familie waren er aanhangers van Pierre Teilhard de Chardin en Henri Bergson. Op welke methodologie steunt dat, vroeg ik mij snel af. Na een allereerste sympathie werd mijn mening dat er in zijn denken te veel intuïtie zit. In de wetenschap verklaren wij gevolgen vanuit oorzaken, Teilhard ziet oorzaken in functie van gevolgen en dweept met een soort ontwerpfilosofie en dat is geen wetenschap. Hij vermengt in mijn gelovige ogen de genres. Een grote synthese maken, betekent dat het geloof een bepaalde vorm van wetenschap impliceert en dat is niet ernstig. Ik noem het een nageboorte van de scholastiek: de droom van één groot wereldsysteem, waarmee alles gezegd is, waarin verklaring en zingeving verenigd zijn. Ik stel vast dat de wereld bestaat. Een wereld die er niet is zou ik niet kunnen vaststellen en of hij lukraak is of niet verandert mijn wetenschappelijke methode niet. Ik waarschuw tegen kringredeneringen en pleit voor nederigheid. Ik ben gelukkiger als ik een detail plots begrijp dan wel dat ik een prachtige, intellectuele, zweverige structuur als verklaringsgrond voorgeschoteld krijg. Ik kan leven met onzekerheden en verzet me tegen zelfoverschatting.”
In uw kantoor hangt geen kruisbeeld?
Christoffel Waelkens: “Bij mij thuis hangen er overal, niet hier. Waarom? Ik heb de verantwoordelijkheid om hier leiding te geven, te doceren, aan onderzoek te doen. Uiteindelijk heb ik hier een publieke functie en ik wil geen drempel opwerpen, men weet wel van mij dat ik gelovig ben.”
Dit artikel verscheen eerder in Tertio.