Een Geval Van Tolerantie
From the desk of Koenraad Elst on Fri, 2010-06-11 21:40
Een dossier waarin progressiviteit en multiculturalisme kletterend met elkaar botsen, is dat van de homorechten. In de vroegere homohoofdstad Amsterdam gaan trendy homo’s nu op de loop voor Marokkaanse potenrammers. Stiekem trotseren zij de afkeuring van hun linkse vrienden door voor “islamofobe” partijen te stemmen.
Het progressieve axioma van een onverbiddelijke vooruitgang in één richting, namelijk naar meer vrijheid en gelijkheid, wordt zwaar op de proef gesteld. In Europese wetgevingen winnen de homo’s nieuwe rechten, ondermeer het recht om te trouwen, zelfs om kinderen te adopteren, en om tegen discriminatie beschermd te worden. Maar in de straten van Europa moeten zij voor hun hachje vrezen. En in meer en meer gebedshuizen, namelijk in moskeeën, moeten zij dulden van uitgekreten te worden voor “erger dan honden en varkens”. Homohaat behoort immers tot de cultuur van sommige nieuwe medelanders, dus moet hij in het kader van de heilige diversiteit geëerbiedigd worden.
Buiten Europa zijn de homorechten ook in de wetgeving op hun retour. Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen waar de islam of het christendom sterk staat, verharden de bestaande discriminaties tegen en zelfs bestraffing van homoseksuelen. Drie van de vier soennitische rechtsscholen leggen aan homo’s de doodstraf op, en nogal wat moslimstaten voeren ze ook uit. Donorlanden van adoptiekinderen laten ongegeneerd weten dat zij vies zijn van het idee dat hun kinderen in een gezin met twee moekes of, erger nog, met twee vakes zouden terechtkomen. Progressisten juichen het toe dat zwarten leidinggevende functies bekleden in de Anglicaanse Kerk, maar moeten het beleven dat deze raciaal uitverkorenen juist de conservatiefste standpunten innemen in ethische dossiers, en ondermeer de normalisering van homoseksualiteit blokkeren. De antiracistische held Robert Mugabe rechtvaardigt zijn bestraffing van gays (homo’s, maar letterlijk “vrolijk”) aldus: “They may be gay in America, but they will be sad people in Zimbabwe.”
Tegen die achtergrond stelt men tegenwoordig de gelijkheid en erkenning van de homoseksuele optie voor als onvervreemdbaar deel van de Europese waarden en identiteit. Pim Fortuyn belichaamde dit discours, Ayaan Hirsi Ali wilde het in een volgende islamfilm tot uitdrukking brengen, en een Nederlandse voorlichtingsfilm over de eigen cultuur ten behoeve van kandidaat-immigranten bevat een scène van kussende homo’s op straat. Dat zou hier zo tot de oer-Europese zeden behoren.
Critici van de “islamofobie” stellen echter dat Europa tot voor kort weinig verschilde van de islamwereld inzake de afkeuring van de homoseksualiteit. Enerzijds is de golf van terechtstellingen van homo’s in landen als Iran en Afghanistan een erg recente verharding die contrasteert met een vroegere “hypocrisie”, d.w.z. formeel veroordelen maar oogluikend tolereren. Of zelfs openlijke tolerantie: ondermeer in de genoemde twee landen behoorde de knapenliefde sterk tot de feitelijke nationale traditie, en werd zij veelvuldig en openlijk bezongen in de poëzie. In Lahore, Pakistan, staat een monument voor de soefi-dichter Sjah Hoessain en zijn lustknaap Madho Lal.
Anderzijds bestrafte de wetgeving in Europese landen tot voor kort evenzeer homoseksuele handelingen, bv. bij Oscar Wilde. Het Nieuwe Testament schrijft geen specifieke bestraffing voor (anders dan de islam is het christendom immers geen wetstelsel) maar bij monde van Paulus veroordeelt het hen wel, wat maatschappelijke discriminatie in de hand werkte. De hedendaagse linkerzijde wil het graag vergeten, maar het Sovjetsysteem duldde de “bourgeois-decadente afwijking” evenmin. Ook in periodes van grotere tolerantie, met name in het Romeinse rijk, was er volstrekt geen erkenning van homoseksualiteit als gelijkwaardige relatievorm. Die gelijkheid in haar moderne vorm heeft trouwens nergens bestaan: ook waar de homoseksuele geaardheid maatschappelijke erkenning genoot, zoals bij de Indianen, was zij gekoppeld aan scherp onderscheiden maatschappelijke functies.
Zelfs de moderne tolerantie jegens homoseksualiteit veronderstelt niet dat men haar als gelijkwaardig goedkeurt. Freudianen zijn altijd voorvechters geweest van de “seksuele revolutie”, maar hun goeroe Sigmund Freud beschouwde de gelijkslachtige liefde wel als een afwijking. Vandaag zien vele christelijke en andere pleitbezorgers van een ethisch réveil in dat de vroeger gebruikelijke repressie tegen homo’s eigenlijk een gevaar vormde voor de gezinswaarden. Zij leidde ertoe dat menige homo, als hij al geen priester werd, voor de façade met een vrouw trouwde, haar ongelukkig maakte, en uiteindelijk haar en hun kinderen toch nog in de steek liet. Dan is het beter om homoseksueel partnerschap een wettelijke plaats te geven. Dat is precies wat men “tolerantie” noemt: iets afkeuren maar het bij wijze van minste kwaad toch een plek onder de zon gunnen.
Meningen zijn vrij, en men hoeft niet positief over homoseksualiteit te denken om tot de Europese beschaving te behoren. Bescherming tegen agressie en een welbegrepen tolerantie als concrete gedragsnorm zijn echter Europese verworvenheden die tegen de multiculturele verdwazing verdedigd moeten worden. Homo’s mislopen een hoop plezier, maar dat is nog geen reden om hen te stenigen.