Dit Is Niet De Prijs Voor Een Democratie

Johan Vande Lanotte. Foto Creative Commons Pieter Morlion

Een samenvatting van de ‘nota Vande Lanotte’ viel te lezen via diverse artikelen in De Standaard. Na een eerste lezing ben ik van mening dat deze nota verticaal geklasseerd mag worden. Er zit onvoldoende vernieuwing in om echt te kunnen spreken van een staatshervorming of een nieuw politiek elan. Het blijft aanmodderen op de klassieke wijze… 

Het onderdeel politieke vernieuwing heeft de verdienste dat er sprake is van de invoering van directe democratie in de gewesten. Tevens wordt komaf gemaakt met het fenomeen van de schijnkandidaten. Er komt echter geen afschaffing van de Senaat. De toekomstige Senaat zal kleiner zijn met minder bevoegdheden. Het was beter geweest om de Senaat virtueel te laten vervangen door de deelparlementen. Men kiest dus niet voor een drastische vernieuwing van het federale parlementaire stelsel. Bovendien heb ik zo mijn bedenkingen bij de invoering van directe democratie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: vormt dit geen bedreiging voor de aanwezige Vlaamse minderheid?

Er bestaat blijkbaar onduidelijkheid rond de hervorming van Kamer en Senaat. De Standaard schrijft dat er in principe geen vervroegde verkiezingen kunnen komen, maar dat de Kamer wel met een tweederde meerderheid kan beslissen om zichzelf te ontbinden. Wat is het nu?  Oftewel gaan we naar een federaal legislatuurparlement, ofwel kan de Kamer kan zich vroegtijdig zelfstandig ontbinden.

Concreet betekent een federaal legislatuurparlement dat een federale regering kan vallen maar dat de ontbinding van de Kamer onmogelijk zal zijn. Een val van de regering leidt in dat scenario niet tot federale verkiezingen. Nieuwe federale verkiezingen zullen samenvallen met de regionale verkiezingen. Zo kan men gelijkaardige regeringscoalities vormen op federaal niveau en in de deelstaten, zodat deze laatste niet te ‘opstandig’ durven worden. Kortom, kiezer, voortaan kan u de gewestelijke verkiezingen niet langer hanteren als een ‘politiek signaal’ naar de federale beleidsmakers toe.

Het tweede hoofdstuk richt zich op de ‘bijkomende bevoegdheden‘. Het omvat een opsomming van over te hevelen bevoegdheden zonder hun financiële middelen, want die volgen pas tien jaar later, na een positieve evaluatie. Dit hoofdstuk vormt het aspect ‘borrelnootjes’ van de staatshervorming. Kleine bevoegdheden waarvan weinig mensen wakker liggen, zoals het verkeersreglement, de technische controle voertuigen, de kinderbijslag…

In de raden van bestuur van de NMBS zullen er vertegenwoordigers van de gewesten zetelen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krijgt dus ook een vertegenwoordiger, het nut hiervan zie ik niet in. De gemeenschapscommissies vormen de oplossing voor het probleem ‘Brussel’ bij de regionalisering van de kinderbijslag. De gewesten zullen administratieve rechtbanken kunnen oprichten, de strafuitvoering gaat naar de gemeenschappen, net als de jeugdbescherming. Het gerechtelijk arrondissement BHV zal gesplitst worden, en dat vinden ze bij De Standaard 'opmerkelijk'… terwijl dat een onderdeel is van dezelfde problematiek als de kieskring BHV. Kortom, extra rechtbanken en een borrelnoot op vlak van justitiebeleid.

Het is opvallend dat vooral kleine doch communautair beladen materies overgeheveld worden naar de gewesten of gemeenschappen. De echt gewichtige materies blijven federaal. Zoals verwacht komt er geen Vlaamse gebiedsuitbreiding door een regionalisering van de Noordzee. Moet de kust dan per se Belgisch blijven?

De nota wordt pas echt gevaarlijk in de hoofdstukken over Brussel en BHV. De Brusselse Minister-President wordt bevoegd voor de 'observatie en coördinatie' van de veiligheid in het gewest, aldus De Standaard. Hij moet een veiligheidsplan opstellen en de politiereglementen op elkaar afstemmen. Is dat niet de taak van de bestuursorganen van de politiezones, en van de gouverneur? De Brusselse gouverneur verdwijnt. Het hoofdstedelijk gewest zal bevoegd worden voor parkeerbeleid en mobiliteit… Dat is een stap in de richting van een Brussels stadsgewest en dus een ‘volwaardiger’ gewest. Dit lijkt mij een gevaarlijke politieke evolutie, vooral ingegeven door het feit dat de Franstaligen hun 19 Brussels baronieën niet willen opgeven. Je kan dan evengoed de 19 Brusselse gemeenten samenvoegen en in één stadsbestuur en politiezone onderbrengen.

Het gaat van kwaad naar erger met het voorstel tot invoering van een 'metropolitane gemeenschap' bestaande uit de drie gewesten en ‘gemeenten die wensen toe te treden’. “De metropolitane gemeenschap buigt zich onder meer over samenwerking wat betreft openbare werken, leefmilieu, ruimtelijke ordening en socio-economische kwesties”, aldus De Standaard.

De creatie van de metropolitane gemeenschap lijkt op een poging om te komen tot een symbolische uitbreiding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aangevuld met een symbolische ‘verdeling’ van Brussel tussen beide belangrijke ‘deelstaten’ onder het mom van de bevordering van ’samenwerking’ over de gewestgrenzen heen. Ik verwacht dat vooral Waalse gemeenten en de faciliteitengemeenten aansluiting zullen zoeken met deze metropolitane gemeenschap, en dat het geheel in de toekomst als argument zal gebruikt worden om de territoriale integriteit van het Vlaams Gewest aan te tasten en de Franstalige as ‘Wallonie-Bruxelles’ te versterken.

Er komt een splitsing van BHV, maar de inwoners van de zes faciliteitengemeenten in de Vlaamse rand rond Brussel krijgen de keuze om te stemmen “…in Brussel of in Vlaams-Brabant”, aldus De Standaard. Kortom, men ruilt de ene discriminatie in voor een andere, want men voert opnieuw een speciaal voorrecht in voor de inwoners van die specifieke gemeenten. Moeten ze zich fysiek verplaatsen naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, of kunnen ze stemmen op een tweetalige lijst vanop Vlaams ééntalig grondgebied?  In het laatste geval blijft er een mini-BHV bestaan. Als je in Vlaanderen komt wonen moet je de gevolgen daarvan dragen, dat betekent ééntalige kieslijsten binnen het huidige electorale systeem.

De benoeming van de burgemeesters is geen grondwettelijke materie, maar een administratieve aangelegenheid. Daarvoor is al een hoger gerechtshof bevoegd: de Raad van State. Daarnaast gaat men de omzendbrief-Peeters kelderen door de federale taalwet van 1966 te wijzigen. Onaanvaardbaar.

Het laatste hoofdstuk van de Nota Vande Lanotte draait rond de financieringswet, en werd samengevat door De Standaard. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krijgt 370 miljoen euro zonder enige positieve interne gewesthervorming. Fiscale autonomie onder de vorm van een gewestelijk deel (26 à 27%) van de personenbelasting is goed voor een bedrag van 15 miljard euro, naast een federale belasting. Met de gewestbelasting moeten de ingewonnen borrelnootjes bekostigd worden. Een extra ingewikkeld systeem met weinig responsabilisering en vooral een ingebakken solidariteit. Extra geld verkrijgen de gewesten enkel door efficiënter beleid…of door solidariteit. Waar is de responsabilisering?

Conclusie: De Franstaligen behouden hun ’solidariteit’ en krijgen een goed deel van hun Brusselse herfinanciering. Ze krijgen net als de Vlamingen extra bevoegdheden (borrelnootjes) en op sluikse wijze maakt men het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog meer een ‘volwaardig gewest’. In ruil krijgen wij – Vlamingen – borrelnootjes en een symbolische splitsing van BHV zonder de essentie van het probleem op te lossen. Er zit niets uitzonderlijks in, geen fundamentele hervorming. Als Franstalige zou ik de nota met beide handen grijpen en er het beste van maken. Het is nu afwachten op het einde van het ‘game of chicken’: wie zal er als eerste negatief reageren of toegeven?

“De bemiddelaar wijst er ook op dat het succes van deze staatshervorming niet zal afgemeten worden aan de omvang ervan, hoewel het om een omvangrijk pakket gaat volgens hem. ‘Het succes moet vooral gemeten worden door de manier waarop deze hervorming op alle niveaus gebruikt zal worden om oude en nieuwe problemen actief aan te pakken.’” Aldus Johan Vande Lanotte in De Standaard, ‘Dit is de prijs voor een democratie’.

De voorstellen lossen het fundamenteel communautair probleem ‘Brussel’ (en BHV) noch de diepgaande verschillen in beleidsvisie tussen Nederlandstaligen en  Franstaligen op.