Waarom niemand De Croos Coalition of the Willing wil

Alexander de Croo stelde verleden week voor dat de «hervormingsgezinde» partijen N-VA, CD&V, Open Vld en MR overleg zouden plegen, als een soort Belgische variante van de Coalition of the Willing. Zijn doel was enige vooruitgang te brengen in de federale regeringsonderhandelingen, maar het is maar de vraag of zijn voorstel veel indruk maakte. Ligt overleg tussen deze vier partijen al moeilijk, dan lijkt een federale regering bestaande uit deze vier partijen al helemaal uitgesloten.

Aan de analyse van Open Vld-voorzitter Alexander de Croo dat de federale regeringsonderhandelingen ondertussen al meer dan een jaar aanslepen omdat er een Franstalig-links front bestaat dat elke hervorming in de weg staat kan eigenlijk weinig toegevoegd worden. Dat front blokkeert niet alleen elke mogelijke institutionele hervorming, maar ook de broodnoodzakelijke hervormingen zowel op het vlak van het sociaal-economische, het juridische of de migratie. En het kan niet ontkend worden dat alleen bij de partijen die hij opsomt, aangevuld met Vlaams Belang en LDD en met een (institutionele) nuance voor de MR, bereidheid bestaat om de verschillende pijnpunten daadwerkelijk aan te pakken.

Tegelijkertijd is het voor iedereen zonneklaar dat zo'n coalitie van N-VA, CD&V, Open Vld en MR er nooit zal komen, ook al heeft ze een flinterdunne meerderheid in de Kamer. Daar bestaan verscheidene redenen voor, en het is interessant die redenen even te overlopen. Ze zijn immers vaak veelzeggend, en helpen de huidige politieke impasse mee te verklaren. Bovendien verklaren ze ook waarom de hoop op een federale regering zonder N-VA aan Franstalige en Belgische zijde wel blijft bestaan, terwijl niemand een voorstel tot een regering zonder de PS – nochtans de échte prop in het systeem – serieus wil overwegen.

Laten we misschien beginnen bij Alexander de Croos eigen partij, de Open Vld. Want stel dat er morgen, op magische wijze, een regeringsakkoord op tafel zou verschijnen dat de partijprogramma's van de N-VA, CD&V, Open Vld en MR op voldoende wijze zou verzoenen, zou de Open Vld dan werkelijk als één man bereid zijn om in zo'n federale regering te stappen? Het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat een partijcongres haar fiat zou geven voor zo'n deelname, maar zonder slag of stoot zal dat waarschijnlijk niet mogelijk zijn. Het is immers duidelijk dat een aantal kopstukken in de partij – Guy Verhofstadt, Karel de Gucht en Patrick Dewael om ze niet te noemen – zich veel liever als voetveeg van de PS laten gebruiken dan in een regering met de N-VA te stappen die grote delen van haar partijprogramma zou kunnen uitvoeren.

Voor wie het zich niet meer herinnert: het was dit trio dat in 1999 paars-groen op de rails zette om «eindelijk» de toenmalige CVP van de macht te kunnen verdrijven. Het was dit trio dat vervolgens wel graag een deal met de toenmalige PSC afsloot om nog wat extra Vlaams geld naar het Franstalig onderwijs te sluizen, zodat de Franstaligen enkele jaren laten hun rol van demandeurs de rien konden opnemen. En het was ook dit trio dat de kiesdrempel invoerde, in de hoop de N-VA vroegtijdig dood te kunnen knijpen. Wie vandaag met de vinger wijst naar Yves Leterme als vader van het beruchte Vlaams Kartel dat Bart de Wever en de N-VA de noodzakelijke legitimiteit verschafte om uit te kunnen groeien tot de grootste partij van Vlaanderen, kent zijn geschiedenis niet. Zonder het verraad van de PSC, zonder de kiesdrempel, en zonder de financiering van het Franstalige onderwijs waardoor de Franstaligen demandeurs de rien konden worden zou de N-VA vandaag nooit een derde van de Vlaamse kiezers achter zich hebben kunnen scharen.

Ook bij de CD&V zou zo'n coalitie behoorlijk moeilijk liggen. Dat wat ooit doorging voor de Franstalige zusterpartij van de Vlaamse christen-democraten, de cdH, afwezig zou zijn in zo'n coalitie is daarbij slechts van ondergeschikt belang. Sedert Joëlle Milquet de partij omvormde tot een «humaan-democratische» partij die zich vooral gedraagt als een onderafdeling van de PS is er van nauwe banden tussen de twee nauwelijks nog sprake. Erger is misschien dat zo'n coalitie aan Franstalige zijde geen meerderheid zou hebben, en voor zo'n avontuur lijkt de CD&V mij nog niet klaar. Het is immers één zaak zelf in de federale regering te blijven zitten zonder een meerderheid aan Vlaamse zijde, maar een federale regering zonder meerderheid aan Franstalige zijde, dat is natuurlijk nog een ander pak mouwen. Wanneer de Vlaamse onderdanen op zulke grove wijze bij de bok gezet worden, levert dat natuurlijk wel enig mondeling protest op, maar uiteindelijk toch ook niet veel meer dan dat. Met de Franstalige burgers daarentegen haal je best zo geen toeren uit, tenzij je bereid bent het spel hard te spelen. Lees: de splitsing van België te riskeren. En men kan de Vlaamse christen-democraten veel verwijten, maar niet dat zij het spel ooit hard hebben durven spelen – of zullen spelen – tegenover de Franstaligen.

Dat laatste is overigens geen verwijt dat de CD&V alleen treft. Het was tenslotte toch de N-VA die zich in 2008 terugtrok uit de federale regering, en daarmee ook de Vlaamse regering, maar in 2009 wel bereid was om opnieuw tot de Vlaamse regering toe te treden. Netto resultaat voor de CD&V? Dat zij over de hele regeerperiode misschien een minister extra mocht benoemen in de federale regering, en dat was het dan. Als de partij vandaag niet van plan is zonder de N-VA in een nieuwe federale regering te stappen, of misschien correcter gezegd, dat standpunt blijft volhouden tot het in het «belang van het land en de bevolking» een ander standpunt inneemt, dan is dat niet omdat die partij de rechtstreekse reactie van de N-VA vreest. Het enige wat de partij doet aarzelen om opnieuw elke vorm van democratische welvoeglijkheid te overtreden is de mogelijke reactie van de kiezer bij de volgende verkiezingen. En dat dan nog in de eerste plaats omdat een verlies aan kiezers ook een verlies aan mandaten en inkomsten inhoudt. De mogelijkheid om aan de macht te blijven deelnemen, zeg maar de postjes, zal immers op zich ongeschonden blijven zolang men maar bereid blijft zich te onderwerpen aan de Franstaligen. Eens men bereid is een meerderheid aan Vlaamse zijde te laten varen, is uiteindelijk alles mogelijk.

De partij die misschien nog de beste redenen heeft om weigerachtig te staan tegenover een Coalition of the Willing, is de MR. Op het sociaal-economische vlak zijn er misschien wel veel raakpunten met de Vlaamse partijen, maar men kan zich anderzijds niet opwerpen als de kampioenen van de Franstaligheid en vervolgens als enige Franstalige partij in een federale regering stappen met nog niet een kwart van de Franstalige stemmen. De kans is trouwens reëel dat de «beweging» MR zelf niet eens ongeschonden uit zo'n regeringsdeelname zou terugkomen. FDF-voorzitter Olivier Maingain heeft immers een bloedhekel, op het ziekelijke af, aan de N-VA en Bart de Wever, en liet dat de afgelopen week ook goed merken. Met de recente uitbouw van FDF-afdelingen in Wallonië is een splitsing trouwens snel doorgevoerd, eventueel zelfs al vóór een regeringsdeelname van de MR.

Belangrijker nog is misschien dat de Franstalige media geen spaander heel zouden laten van de MR als ze het inderdaad zou aandurven toe te treden tot zo'n federale regering. (Kan men het zich aan Vlaamse zijde voorstellen?) En men kan speculeren wat het effect daarvan zou zijn op de Franstalige kiezer, maar uiteindelijk zou het wel eens kunnen dat dat niet eens relevant zou zijn. Het lijdt immers geen twijfel dat noch PS, noch cdH, noch Ecolo zoiets zomaar zouden laten gebeuren, en binnen de kortste keren voor voldongen feiten zouden zorgen via hun Fédération Wallonie-Bruxelles. (En opnieuw: kan men het zich aan Vlaamse zijde voorstellen?) En je zal dan maar de Franstalige partij zijn die toch nog geprobeerd heeft te collaboreren met de Vlamingen op het ogenblik dat de anderen de Belgische constructie finaal onderuit halen.

Dat laatste is ook de reden waarom er voor zo'n coalitie nooit een formateur aangesteld zal worden, laat staan dat ze de eed zou mogen afleggen bij de koning. Koning Albert II heeft het laatste jaar overtuigend bewezen dat hij weet met wie hij wel en met wie hij niet rekening hoeft te houden – en houdt. De PS behoort tot de eerste categorie, de N-VA tot de tweede. En men kan het de koning ook niet kwalijk nemen dat hij niet zomaar bereid is zijn eigen job op het spel te zetten. Waarom zou hij dat immers moeten doen? In de naam van de democratie? Alsof de Belgische monarchie, en trouwens België zelf ook, niet precies de negatie van de democratie zouden zijn.