Naar een N-VA-éénpartijstaat?

Gisteren werden de resultaten van een nieuwe peiling van La Libre Belgique en RTBf gepubliceerd. Opmerkelijkste resultaat was ongetwijfeld dat de N-VA deze keer voor het eerst meer dan veertig procent haalt. Voor een goed begrip: de laatste keer dat een politieke partij in Vlaanderen nog een score van boven de veertig procent haalde ligt ondertussen al meer dan dertig jaar achter ons.

Willen we toch maar beginnen met een kleine relativering. Voor deze peiling werden 2.707 kiezers ondervraagd, en de peiler geeft daarom een foutenmarge van 3,3% op. Concreet betekent dit dat Groen met een score van 7,5% zowel onder de kiesdrempel als boven de tien procent zou kunnen zitten. Het is goed dit in het achterhoofd te houden, ook bij de monsterscore van 40,1% die de N-VA deze keer haalt. Zo bekeken levert deze peiling niet zo heel veel nieuws op, maar bevestigt de reeds gekende trends.

Concreet: de N-VA scoort al een hele tijd goed, en blijft dus goed scoren. In mei scoorde de partij al 38,6%, en verleden jaar in december klokte de partij bij deze peiler al eens af op 39,8%. Statistisch gezien is dat zo goed als hetzelfde resultaat als nu, maar psychologisch is het verschil tussen 39,8% en 40,1% natuurlijk wel veel groter dan drie luttele tienden van een procent. Vraag is of de partij niet té goed scoort om op de avond van 14 oktober niet met een psychologische kater te blijven zitten, ook al wordt er winst geboekt ten opzichte van de federale verkiezingen van 2010.

Op die manier zitten de drie traditionele partijen CD&V, sp.a en Open Vld met deze peiling iets veiliger, al is het natuurlijk geen pretje om grofweg genomen slechts een derde van de score van de grootste concurrent te halen. Zelfs wanneer alle drie de federale regeringspartijen hun stemmen bij mekaar leggen komen ze nog een lengte te kort om de N-VA te evenaren. En ook al weigeren ze nú mee te gaan in de strategie van de N-VA om van de lokale verkiezingen een nationale test te maken, dan zal slechts een kleine achteruitgang tegenover 2010 volgende maand toch snel uitgelegd worden als een grote overwinning voor de partijen «die niet aan de kant zijn blijven staan». De verbetenheid om door te gaan tot 2014 (en daarna) zal er zeker niet door verminderen.

De enige troost waaraan de drie federale regeringspartijen zich misschien wat kunnen optrekken is dat ook de oppositiepartijen Vlaams Belang en Groen niet bepaald in goede doen zijn. Vlaams Belang blijft rond de tien procent slabakken, en Groen halverwege diezelfde tien procent en de kiesdrempel. Veel beterschap lijkt er ook voor hen voorlopig niet in te zitten.

Het is misschien opmerkelijk dat er nog steeds geen rem staat op de groei van de N-VA in de peilingen. Nu partijvoorzitter Bart de Wever samen met de kilo's ook een deel van zijn charmes verloren zou zijn, is het toch merkwaardig dat geen van de andere partijen van dit «charmevacuum» kan profiteren om zich wat te herstellen of zelfs winst te maken tegenover 2010. Het is misschien een noot waar de andere partijvoorzitters zich eens over zouden kunnen buigen wanneer ze 's avonds laat in de wagen terugkeren van één of andere landelijke verkiezingsmeeting.

Een simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement leert dat de N-VA alom dominant zou worden, en maar liefst 56 van de 124 zetels zou behalen. Dit zijn er slechts 7 te weinig om op eigen houtje een regering te kunnen vormen! Samen met het Vlaams Belang levert dit trouwens een stevige zogenaamde V-meerderheid op. Volgens deze peiling zijn de voorwaarden voor de «Maddens-hypothese» waar ik het enige tijd over had virtueel vervuld, en zou het enkel nog een kwestie van politieke wil zijn om in 2014 een republikeinse Vlaamse regering te vormen. Afwachten toch maar of het ooit zover zal komen, en dan denken we niet alleen aan de foutenmarge van deze peiling.

Kijken we tot slot nog eens over de taalgrens. Daar is het duidelijk dat de PS op verlies staat terwijl grootste concurrent MR een beetje uit een dal lijkt te klimmen. CdH en Ecolo staan status quo tegenover de laatste federale verkiezingen, maar beide partijen hebben betere tijden gekend. Een partij die het opvallend goed doet in deze peiling is Démocratie Nationale (het vroegere Front National) met een score van 6,7%. Het is echter niet de eerste keer dat extreem-rechts in Wallonië een opflakkering kent om vervolgens weer van de radar te verdwijnen, onder meer omdat extreem-rechts er nog steeds haar ergste vijand is.

Het is nu uitkijken naar de volgende peilingen –De StandaardVRT en Le Soir–, en verder uiteraard de verkiezingen van 14 oktober. Wat dat betreft zijn het mijns inziens niet de gemeenteraadsverkiezingen die een graadmeter zullen zijn voor de federale regering, maar wel de provincieraadsverkiezingen die veel minder onderhevig zijn aan de effecten van lokale populaire burgemeesters en allerhande lijsten en ad hoc-kartels. In dat opzicht is de N-VA-strategie om van de lokale verkiezingen een nationale test te maken een blunder. Ik zou ze immers de kost niet willen geven, de voorzitters van gemeentelijke N-VA-afdelingen die zelf een CD&V-burgemeester in hun gemeente best wel zien zitten, of, zoals in Ieper, zelfs samen met CD&V naar de kiezer trekken.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en Wallonië sedert 2006 (PDF).