Vlaamse Onmacht In België
From the desk of Koenraad Elst on Sat, 2012-10-27 14:05
De Vives-economen hebben weer eens een monografie klaar met communautaire relevantie: Het genoom van de geldstroom. Vijf KUL- en Vives-economen behandelen de intra-Belgische en intra-Europese geldstromen tussen de gewesten, ook minder voor de hand liggende, zoals veroorzaakt door de nieuwe Financieringswet en door de fiscaliteit. De linkse pers heeft hierop als antwoord alleen de beproefde methode van de persoonlijke verdachtmakingen en noemt Vives een “N-VA-denktank” of erger; maar de harde cijfers blijven ongemoeid overeind.
Behalve het verder documenteren van de onrechtvaardige transfers van Vlaanderen naar Franstalig België, die nog veel groter blijken dan gedacht, toont dit boek het Vlaams-nationaal engagement van uitgever Pelckmans. Dat is nu veruit het belangrijkste publicatiekanaal van flamingantische boodschappen. Ook een andere nieuwe uitgave getuigt daarvan.
Jean-Pierre Rondas is sedert zijn pensionering bij de VRT uitgegroeid tot één van de scherpste pleitbezorgers van het Vlaamse zelfstandigheidsstreven. Dat betekent vooral: doorprikker van de belgicistische leugens waarmee de meeste media en de politici van de traditionele partijen vele Vlamingen en alleszins zichzelf in slaap wiegen. Hij is stichtend lid van de Gravensteengroep, die vanuit progressief standpunt argumenten aandraagt voor de Vlaamse zaak. Zijn nieuwste boek, De hulpelozen aan de macht, bestaat uit een aantal essays, gebaseerd op gelegenheidstoespraken en columns van de jongste twee jaar, over de collaboratie van de gevestigde partijen met het belgicistische plan.
CD&V
De foto op de kaft zegt het al: drie onervaren Vlaamse partijvoorzitters die bedremmeld op de achtergrond staan terwijl hun Franstalige collega’s triomfantelijk de onderhandelingen over de vorming van de regering van Elio di Rupo afsluiten. De “Vlaamse B-partijen” hebben door gebrek aan historische dossierkennis en zwak engagement voor hun gemeenschap de Vlaamse belangen uitverkocht. Aangezien de liberalen, socialisten en ook groenen sowieso voor de Vlaamse zaak verloren zijn, richt Rondas zijn pijlen vooral op CD&V. Dat was tot voor héél kort de Vlaamse volkspartij, niet al te recht in de flamingantische leer maar toch Vlaamsvoelend, geen rots in de branding maar wel een machtsfactor waar de Franstaligen rekening moesten mee houden.
In het verleden gaf CD&V al van weinig ruggengraat blijk, vandaag is ze “weggezakt in de Belgische staatsraison” (p.9). Terwijl Franstalige onderhandelaars aan hun eigen belangen denken, en überhaupt élke onderhandelaar met zekere doelstellingen naar de tafel gaat, hebben de christendemocratische en andere Vlaamse onderhandelaars eerst al weggegeven wat de tegenpartij hun vroeg bij wijze van voorafgaand “vertrouwenwekkend gebaar”. Vervolgens hebben zij in eigen kring bij wijze van “compromisbereidheid” het midden genomen van de vermoede desiderata van de overzijde en wat het doel van de onderhandelingen zou moeten zijn. Deze ruggengraatloosheid werd door de Noord-Belgische media aangemoedigd: sinds 2007 was “het aantal raadgevingen aangaande compromissen niet te tellen” (p.135), zij het dat “dit compromis zich alleen aan Vlaamse kant hoort af te spelen en, in de Vlaamse commentaren dan toch, zelden aan Franstalige kant” (p.137). Tenslotte namen onze akkoordenmakers aan de onderhandelingstafel nog eens het midden tussen dat intern compromis en het onverkorte standpunt van de tegenpartij. Met deze Vlaamse rekenkunde haal je zelfs in het beste geval maar ½³ ofte 1/8 van je wensen binnen, en met een Wouter Beke als onderhandelaar is zelfs dat nog geflatteerd. “Beke wil niet weten wat voor lot Dante hem in het Inferno van zijn Divina Commedia heeft toebedeeld.” (p.42)
In het onderhandelingsjaar 2007 stelde Jo Vandeurzen (CD&V) een agentschap voor dat de gelijke toepassing van de wetten in het hele land zou controleren en waarborgen. Dat is er natuurlijk nooit gekomen, zoals ook Hendrik Bogaerts voorstel om werk te maken van het confederalistisch grondwetsartikel 35 (dat de restbevoegdheden bij de deelregeringen legt) niets opgeleverd heeft. Maar zelfs de journalist in het geciteerde interview stelde hierover geen vragen aan Vandeurzen, en bleek zich niet bewust van het probleem dat de allermeeste belastingen en boetes in dit land door Vlamingen betaald worden. De Vlaamse politici en journalisten zijn zo onnozel dat ze bij hoog en bij laag ontkennen van bestolen te worden. De felheid die volledig afwezig is aan de onderhandelingstafel, is wel dubbel en dik voorhanden wanneer het erop aankomt, de Vlaamse critici te beliegen.
CD&V is de eerste van de “sloren”, de Vlaamse klassieke partijen die door hun Franstalige zusterpartijen in de steek gelaten zijn maar toch hun partner trouw blijven. Het wordt in Vlaanderen onvoldoende beseft (uit eergevoel moet men het verlaten-zijn wel verdringen), maar het separatisme is in België een Franstalig verschijnsel: de taalgrens, de splitsing van de partijen en van sommige vakbonden, de splitsing van de Belgische bevolking in taalrollen, de grendels en alarmbellen, en natuurlijk de separatistische erfzonde van 1830, zijn allemaal Franstalige initiatieven geweest.
Overigens heeft CD&V ook haar ziel verkocht in het financieel schandaal van ACW-Arco, zuilbelangen die zij heeft afgeschermd door een parlementair onderzoek te blokkeren. Rondas beveelt aan om je lidmaatschap van het ACV of de CM meteen op te zeggen en de christelijke zuil maar helemaal op te doeken.
Helpen
Na uniek lange regeringsonderhandelingen hadden de Vlaamse B-partijen zich door hun “redelijke” opstelling dermate verbrand, dermate hun eer verloren, dat Elio di Rupo tijdens zijn eerste ministerraad opriep om hen te “helpen” (p.16). Maar de schorpioen was dermate gewoon om gifbeten te geven, dat hij het niet kon laten, de kikker die hem over de stroom bracht, te doden. De Franstaligen waren dermate gewend om Vlamingen te minachten, dat zij voortgingen met de Vlaamse politici in hun hemd te zetten. De maatregelen tegen de Gordel 2012 in Sint-Genesius-Rode en Linkebeek waren volmaakt overbodig, Franstalige burgemeesters die hun Vlaamse vrienden wilden helpen, hadden ze zeker achterwege gelaten; maar nee, zij geneerden zich er niet voor, eens te meer te bewijzen dat de akkoorden in de rand geen pacificatie teweeg gebracht hadden. Daar stonden ze dan, Wouter Beke en Eric Van Rompuy die de Vlamingen in de rand verzekerd hadden dat, nu BHV “gesplitst” was, dit de Franstaligen tot aanvaarding van de Vlaamse gewestgrenzen gebracht had.
Rondas somt een hele reeks gebeurtenissen op waarmee Franstaligen hun spot en hoon te kennen gaven voor de Vlamingen, Vlaamse onderhandelaars inbegrepen. Francis Delpérée (CDH) bazuinde de waarheid rond, namelijk dat BHV niét gesplitst maar Brussel wel uitgebreid was, dus dat er in plaats van een compromis een Vlaamse nederlaag ter tafel lag. Kamervoorzitter André Flahaut belasterde de Vlamingen als geheel in een Frans onderzoek en kloeg er over hun “oververtegenwoordiging” in het Belgische staatsapparaat. Béatrice Delvaux van Le Soir kloeg dat de Vlamingen van de o zo redelijke Franstaligen de splitsing van BHV cadeau kregen maar dat er hunnerzijds zelfs geen “mer… mer… merci” afkon. (p.57) Enzovoort: niet bepaald schouderklopjes voor de “redelijke” Vlamingen.
De auteur neemt de verdediging op van Magda Michielsens, wier analyse van Mise au Point aantoonde dat dit programma aanzet tot haat. De Noord-Belgische pers wuifde haar besluiten weg als “onwetenschappelijk”, maar wat zij daar vond, is gewoon een feit. Neem bv. de botte leugen “dat de N-VA geen akkoord wil (over de verregaande compromisnota van De Wever wordt zedig gezwegen)” (p.109), of neem “de niet aflatende onderbrekingen; de uitlachtelevisie en de onderbuikverwijzingen; de verdachtmakingen en de vooringenomenheid (…) het venijn en tenslotte misschien wel de haat” (p.107). Hij besluit: “Het meest vooringenomen programma op de VRT is koorknapenwerk in vergelijking met wat Mise au Point klaarspeelt. Commentator Dave Sinardet mag zo vaak als hij wil het afgezaagde argument herhalen dat zulke zaken aan beide kanten van de taalgrens voorkomen; het is gewoon niet waar.” (p.107 ) Wat hem opviel was trouwens dat “de meest haatdragende Franstaligen juist de humoristen waren”. (p.111) Aan de toog zijn de Franstaligen nog veel vijandiger dan in het parlement.
Belgicisme
Politici van SP.a en CD&V worden geciteerd als zeggend dat de vier kleurpartijen het over de meeste zaken eens zijn. Zij verschillen nauwelijks nog van elkaar. Figuren van de antipolitiek, zoals muzikanten Koen en Kris Wouters van Clouseau, cabaretier Bert Kruismans of kunstenaar Jan Fabre, maar ook de genoemde eenheidspartijen, vinden in het belgicisme hun “ersatz-ideologie”, hun “troostideologie voor de geknakte idealen”, maar dan “vermomd als morele houding” (p.10).
De huidige strategie van het belgicisme is er vooral op gericht, de gemeenschappen te fnuiken en hun grondwettelijke bevoegdheden te laten usurperen door de gewesten. Pro-Vlaams zijn de gemeenschappen, de indeling in volkeren, pro-Belgisch de gewesten, de indeling in grondgebieden: “Daarom zijn mensen als Guy Vanhengel en Bart Eeckhaut er ook zo verheugd over dat de Vlamingen in Brussel niet meer over een directe vertegenwoordiging beschikken. ‘Vlaming’ zijn betekent immers tot een ‘gemeenschap’ behoren, en net deze filosofie wordt verworpen door de grote ideologische gelijkmaker, het belgicisme.” (p.55)
De belgicisten hebben echter niet aan de implicaties gedacht: “Schakel de gemeenschapsidee uit (omdat ze zogezegd België verscheurt en subnationaliteit kweekt etcetera) en stel daarvoor inderdaad de Gewesten in de plaats, dan zal men ontzettend veel grendels moeten verzinnen om deze entiteiten nog bijeen te houden, of om een secessie van een Gewest (dat dan geen belang in of bij België meer zal hebben) te verhinderen.” (p.56) Verban de Vlaamse Gemeenschap uit Brussel en zij heeft geen Brusselse reden meer om België in stand te houden.
Als de Vlaamse onafhankelijkheid van de Vlamingen moet komen, zal zij nooit verwezenlijkt worden. De paranoia van de Franstaligen die van de Vlaamse beweging alleen hun eigen schrikbeeld kennen, samen met hun inhaligheid, brengt de splitsing echter dichterbij. Ook internationale ontwikkelingen, vooral die in Catalonië, Baskenland en Schotland, scheppen een momentum voor separatisme. Toch bevat dit boek geen bespiegeling over, laat staan een pleidooi voor Vlaamse onafhankelijkheid. De auteur beperkt er zich toe, met zeldzame luciditeit de werkelijke verhouding in het koninkrijk te schetsen en de welig tierende belgicistische leugens te weerleggen. Wat de Vlaamse natie daarmee aanvangt, moet zij zelf weten.
Jean-Pierre Rondas: De hulpelozen van de macht. Het federale graf van de Vlaamse regeringspartijen, Pelckmans, Kapellen 2012, 151 blz.
Vives-monografie: Het genoom van de geldstroom. Een wetenschappelijke ontrafeling van interregionale transfers en hun economische impact. Pelckmans, Kapellen 2012, 111 blz.