Het Witte Goud

Geschiedenis is niet zomaar een vak. Iedere generatie politici en intellectuelen probeert er gebruik en vooral misbruik van te maken om het huidige gelijk te onderstrepen. De laatste 20 jaar vond je de oplichters vooral bij de politiek-correcten: een paar bekende voorbeelden. Toen Actueel nog bestond, interviewde een hijgerige telexscheurder een historicus die zojuist in een werkje had aangetoond hoezeer Antwerpen in de 16de eeuw had geprofiteerd van de toestroom van buitenlanders. Zorgvuldig waren alle referenties geschrapt naar de goede opleiding van die Portugezen en Italianen (die bv. het dubbel boekhouden introduceerden), naar het kapitaal dat ze met zich meebrachten. Alleen het feit dat ze geen Brabanders waren, was een punt van verrijking. De vergelijking met de toestroom van buitenlandse gelukszoekers lag voor de hand.

Nog een nieuwe historische verworvenheid is de klemtoon op de rol van de Franse koloniale troepen in de eerste wereldoorlog. Bedoeld zijn dan vooral de Marokkaanse soldaten die inderdaad heel wat gesneuvelden telden. Ook hier is de politiek-correcte les duidelijk: we hebben onze vrijheid deels aan deze mensen te danken en moeten dus stoppen met zagen en klagen over de Marokkaanse nazi’s die bejaarde Vlaamse mensen overvallen.

Nog een dooddoener is het vingertje dat naar de Castiliaanse onverdraagzaamheid wijst. Filips II schopte nogal wat Morisco’s (Arabieren uit vooral Andalusië) buiten omdat deze fanaticus niet kon velen dat er islamieten in zijn rijk woonden. Nu was er bij Filips altijd een godsdienstige component in zijn beslissingen, maar er was ook altijd een praktische reden waarover politiek-correcten zedig zwijgen. Na de inname van Granada in 1492 kregen de moslims die in Castilië bleven godsdienstvrijheid. Lang duurde dat niet want onder koning Carlos I (jawel, keizer Karel) werd de islam verboden zonder dat men in de realiteit iets deed. Onder Filips werd de wet wel toegepast wat tot een korte opstand leidde. De islamieten werden eerst met geweld over heel Spanje verspreid en tenslotte wreedaardig aan de deur gezet. Daarmee was het land eindelijk helemaal katholiek én was de vijfde colonne eindelijk opgeruimd. Spanje was immers tegen wil en dank de voornaamste leverancier van het witte goud.

Noord-Afrika (Marokko, Algiers, Tunesië, Libië) had buiten de landbouw en de plaatselijke ambachten maar één grote industrie: de slavernij. In al deze landen waren de grote havens kapersnesten waar tientallen reders met elkaar concurreerden om zoveel mogelijk ongelukkigen aan te voeren om het zware en dikwijls dodelijke werk te doen op de velden of in de plaatselijke mijnen. Uiteraard waren de dorpjes aan de Spaanse en Italiaanse kusten ideaal voor korte en winstgevende raids. Iedere Vlaamse toerist in Spanje kent wel de vele wachttorens aan de kust die moesten waarschuwen tegen de Noord-Afrikaanse slavenhandelaars. Vooral in Spanje zat de schrik er diep in. De islamieten hadden nooit de reconquista aanvaard omdat gebied dat ooit in de naam van ouwe allah veroverd is, altijd islamitisch moet blijven. Bij raids werden de moslims natuurlijk gespaard en meer dan één leverde de informatie om de christelijke buren naar Afrika te verschepen. De echte reden waarom Filips de Morisco’s over heel Spanje verspreidde is dus logisch: haal ze van de kusten af zodat ze niet meer kunnen collaboreren.

Slavernij was een dure zaak voor Europa, want iedereen die geen arme boer was, kon zijn vrijheid kopen. In de Noord-Afrikaanse havens waren kloosterordes en diplomaten aanwezig die de hele dag niets anders deden dan slaven bezoeken, losgelden afspreken met de slavenhandelaars, de familieleden aanschrijven en het losgeld betalen voor de rijken. Zo’n procedure kon gezien de communicatiemogelijkheden van die tijd soms jaren duren. In de 17de en de 18de eeuw werden de slavenhandelaars immer driester. Ze voeren nu ook op Engeland, Frankrijk en zelfs tot in Noorwegen, om blauwogige en blonde mensen (vooral vrouwen) te roven. Soms ontvoerden ze een heel dorp.

In totaal wordt het aantal blanke slaven op één miljoen mensen geschat dat van de ene op de andere dag in de gruwelijkste ellende terecht kwam: 200 jaar lang werden gemiddeld zo’n 20.000 Europeanen ieder jaar op een van de vier grote slavenmarkten verkocht. Uit alle getuigenissen blijkt dat de behandeling van deze mensen in niets scheelde met de verschrikkingen die de Afrikanen meemaakten in Noord-Amerika. Er was maar één verschil. De Europeanen werden niet zoals de Afrikanen door hun eigen dorps-, stam- of gouwgenoten aan de slavenhandelaars uitgeleverd.

Na de nederlaag van Bonaparte besloot het Congres van Wenen dat het nu eens moest afgelopen zijn met die gruwelijkheden. In 1816 schoten de Britten Algiers in puin en de Franse kolonisatoren maakten een definitief einde aan de ellende. Dit alles kunt u meer in detail lezen in het mooie boek The White Gold van de Brit Giles Milton. Het is al een paar jaar oud, maar het is nog altijd de moeite om de woedende reacties te lezen van de politiek-correcte medialeugenaars. Dit kon niet waar zijn omdat het niet waar mocht zijn en zelfs al was het waar, dan mocht het niet gezegd worden.

De walgelijkste reactie kwam van de zogenaamde kwaliteitskrant The Independent. De recensent schreef over het boek dat het “weinig doet om bij te dragen aan de verzoening waaraan tegenwoordig zo’n wanhopige behoefte bestaat” en de schofterige conclusie luidde dat het boek “geschikte bedlectuur voor George W. Bush zou zijn”. Dat was dan nog meer dan een jaar voor de bomaanslagen in Londen.

In de linkse Nederlandse Volkskrant haalde, ere wie ere toekomt, Martin Sommer keihard uit naar deze multiculturele zwendelaars toen hij zijn bespreking besloot met het dodelijke: “Mij houdt een heel andere kwestie bezig: waar was de Arabische Harriet Beecher Stowe, de schrijfster van de Negerhut van Oom Tom – waar was met andere woorden de humanistische kritiek van binnenuit?”

PS:
Mag ik me nu ook eens heel kort in het debat over het generatiepact moeien. Einde 1944 werd het sociaal pact gesloten door de regering, de bazen en de vakbonden (Gust Cool voor het ACV en Natalis de Bock voor het ABVV die niet de toestemming kreeg het ook officieel te ondertekenen). Iedereen was toen akkoord dat de mannen op hun 65ste met pensioen gingen. De gemiddelde leeftijd van de Vlaamse mannen in 1947 was... 58 jaar. Dit betekent dus dat als men vandaag de criteria van 50 jaar geleden zou gebruiken, Vlaamse mannen met pensioen mogen in het jaar dat ze... 80 worden.