PS'er Marc Tarabella Wil EU-Protectionisme Tegen Palmolie

Kort geleden mengde de Waalse europarlementariër Marc Tarabella (PS) zich in de controverse rond palmolie. Hij besloot een vraag te stellen aan de Europese Commissie omtrent de negatieve informatie die nu al een tijdlang over deze vetstof circuleert. Deze informatie betrof zowel de impact op het milieu, het vermeende gezondheidsrisico, als de uitbuiting van de arbeiders in de voornaamste productielanden. Waar hij zijn gegevens precies haalde is onduidelijk, maar de toon van zijn argumentatie en vraag zijn daarom niet minder scherp: palmolie zou met zijn hoog gehalte aan verzadigde vetzuren de kans op infarcten en hart- en vaatziekten verhogen, heeft tot “90%” van de ontbossing in de productielanden geleid, en zou ook nog tot ongeziene uitbuiting van landbouwarbeiders leiden. Op basis van deze gegevens deelde hij zijn vraag om opheldering in drie: ten eerste, wat is het officiële standpunt van de Europese Commissie in deze zaak; twee, zal er actie ondernomen worden in het licht van de desastreuze effecten van palmolie op de gezondheid van de Europeanen, en drie, heeft de commissie enige weet van de arbeidsomstandigheden in de desbetreffende landen? 

Nu zijn er al veel kritieken van palmolie voorbijgekomen, maar het is toch moeilijk te begrijpen hoe Tarabella niet eens geprobeerd heeft zijn informatie even te filtreren alvorens er een vraag aan de Europese Commissie op te baseren. Zeker indien de parlementariër alleen het volkswelzijn op het oog heeft, is zo’n nalatigheid des te meer te betreuren. Enkele raadplegingen van officiële internationale instanties wijzen immers al snel uit dat Tarabella’s uitspraken op zijn minst zeer krasse overdrijvingen zijn. De bewering dat consumptie van palmolie grote risico’s voor hart en vaten met zich zou meebrengen, is intussen al herhaaldelijk weerlegd geweest, en berust uiteraard op de totaal verkeerde gelijkstelling van plantaardige verzadigde vetten met de dierlijke variant die inderdaad schadelijk is. Als Tarabella enig onderzoek had gedaan naar voedingsmiddelen, was hij er al snel achter gekomen dat zulke plantaardige verzadigde vetten in veel producten al lang ingeburgerd zijn: chocoladefabrikanten worden bijvoorbeeld door de overheid verplicht een minimumpercentage aan cacaoboter in hun product te verwerken. 

Verder is er nergens iets terug te vinden over de disproportioneel grote boskap ten voordele van de palmolieteelt: men schat het aandeel van palmolie in de ontbossing van Maleisië op ongeveer 25% van het totaal, naast andere economische activiteiten zoals mijnbouw, koffieteelt, en houtkap voor papier. Dit doet natuurlijk meteen de vraag rijzen waarom er niet veel eerder kritiek gekomen is op de ontbossing in deze landen. En waarom trouwens de beroering rond de uitdunning van het bosgebied? Als we weten dat het natuurgebied in West-Europese landen veel kleiner is dan in de productielanden van palmolie, en dat precies zo geworden is tijdens de uitbouw van onze economieën, lijkt het dan niet enigszins hypocriet om de Maleisiërs te verwijten dat ze economische belangen laten primeren op ecologische overwegingen? 

Tarabella vindt het vanzelfsprekend dat de lage prijs van palmolie op het niet-duurzame karakter ervan wijst. Voor zover bekend is er geen economische wetmatigheid die deze in ecologische kringen populaire notie bevestigt, en wat meer is, de feiten wijzen het tegendeel meteen uit. Palmolie is een uniek product omdat het van alle oliën het minste areaal nodig heeft (om nog maar te zwijgen van dierlijke vetten). Indien palmolie geweerd wordt uit de Europese markt, zouden de globale ecologische effecten een stuk ernstiger kunnen uitdraaien dan ontbossing in Maleisië: we zouden in dat geval de zeer milieubelastende veeteelt in stand moeten houden en verdere grootschalige ontbossing van het Amazonewoud ten voordele van (door westerse overheden gesubsidieerde) soja en koolzaad, moeten tolereren. 

Uit het socialistische oogpunt van Tarabella bekeken, is het misschien begrijpelijker dat hij de tewerkstelling van landbouwers in de vrij nieuwe palmoliesector meteen als “uitbuiting” ziet; hierin volgt hij de vroegere Europese socialisten die de industrialisering ook als “uitbuiting” zagen, terwijl elke beschikbare statistiek uitwijst dat het arbeidersloon in die periode met een veelvoud steeg. Hetzelfde geld voor de landbouwers in de palmoliesector: men schat dat zij in Maleisië gemiddeld het vijftienvoudige (!) verdienen van het loon in de oudere landbouwtakken zoals rijstteelt. Het punt is uiteraard dat een plotse concentratie van laaggeschoolde arbeid in een bepaalde sector of op een bepaalde plaats meteen aandacht trekt en verkeerdelijk de indruk wekt dat die arbeid daar speciaal wordt gebracht om “uitgebuit” te worden; dit is een misvatting die weliswaar courant bij de gemiddelde mens, maar een politicus die zo’n grote verantwoordelijkheid draagt als Tarabella zou toch beter moeten weten dan klakkeloos zulke drogredenen aan te nemen. 

Overigens delen niet alle socialisten zijn mening, zo blijkt. De Franse premier Jean-Marc Ayrault, die de zaak wat van naderbij bestudeerde toen in zijn land politici campagne begonnen te voeren tegen palmolie, verzekerde zijn Maleisische collega onlangs nog uitdrukkelijk dat de Franse overheid niet van plan was tegen palmolie te discrimineren, en dat geruchten van die aard geen enkele grond van waarheid hebben. Het werd immers al snel duidelijk dat de heisa rond de vermeende gevaren van palmolie werd georkestreerd door lobbygroepen van de zuivel- en biobrandstofsector en irrealistische ecologisten. Het is mogelijk dat sommigen – inclusief Tarabella misschien? - op het verkeerde spoor zijn gezet door de beslissing van enkele voedselbedrijven om hun producten vrij te houden van palmolie, en de nieuwe wet die vermelding van oliesoorten op voedingswaren verplicht maakt – twee feiten die niets te maken hebben met de houding van de Franse overheid tegenover palmolie. Verder benadrukte Ayrault dat de Franse regering inziet in welke mate de Maleisische boeren afhangen van de palmolieteelt, en dat in elke toekomstige beslissing rekening gehouden zou worden met hun belangen.