Islamitisch Geweld en Terrorisme

Toen de Arabist Joris Luyendijk, jarenlang correspondent in het Midden-Oosten voor het NRC-Handelsblad, zijn post verliet schreef hij een veelzeggend afscheidsartikel. Hij betoogde dat Saddam Hoessein zich niet anders in zijn land gedroeg dan de meeste Arabieren die hij al die jaren had ontmoet in hun gezin. Luyendijk voegde er natuurlijk aan toe dat Hoessein beschikte over de geweldsmiddelen van de staat maar dat hij dezelfde mentaliteit van geweld tegenover zwakkeren, geen overleg met kinderen of  minderen, de ontkenning van de realiteit en altijd de schuld voor het falen bij anderen leggen in alle Arabische gezinnen had opgemerkt.

De Islamitische wereld is en was niet noodzakelijk een wereld van terrorisme maar geweld is er altijd een belangrijk onderdeel van geweest. De Islam is geen armen- en slavengodsdienst zoals het Christendom dat vreedzaam en heel traag mensen bekeerde tot het een zo sterke beweging was dat de politieke overheid zich ook bekeert en de godsdienst misbruikt voor haar eigen belangen zoals keizer Constantijn deed. De uitvinder van de islam, Ibn Abdollah (voornaam Mohammed), aarzelt niet om vrij vlug moordend geweld te gebruiken; eerst tegenover de aanhangers van meergodengodsdiensten maar vlug ook tegenover Joden. Zijn opvolgers veroveren op korte tijd een reusachtig rijk in naam van de islam. Pseudo-historici wijzen erop dat de nieuwe islamitische heersers vrij tolerant zijn tegenover de “aanhangers van het boek, christenen en joden” maar vergeten te vertellen dat zij veel hogere belastingen opleggen aan de “ongelovige honden” en dat zij er soms bijzonder veel financieel belang bij hebben dat niet iedereen zich tot hun godsdienst bekeert. De geweldmentaliteit blijft typisch voor de islam. Twintig jaar na het overlijden van Ibn Abdollah breekt een echte opvolgingsoorlog uit met moord en tegenmoord en de verheerlijking van de vermoorden als “martelaars”, niet omdat zij vreedzaam naar een gruwelijke dood gaan zoals de eerste christenen maar omdat hun moordenaars hen juist een stapje voor waren. Daar breekt de Islam in twee en de bloederige cultus van de martelaren wordt een belangrijk onderdeel van de sji’ietische tak van de islam.

Arabisch terrorisme ontstaat in een sekte van sji’ietische origine: de Assassijnen die vereeuwigd zijn in het franse woord voor moordenaars. De sekte ontstaat als reactie op de komst van de kruisvaarders. De islam mag wel met veel geweld een gebied veroveren maar het is ondraaglijk dat zijn aanhangers op hun beurt door anderen verdreven worden. De kruisvaarders heroveren een stuk van het oude Palestina in naam van de vroegere heerser, de keizer van Byzantium en dus worden er met hasj gedrogeerde moordenaars uitgezonden om zoveel mogelijk Westerse leiders te vermoorden. Later breiden de Assassijnen hun werkzaamheden uit en zijn ook bereid, al dan niet tegen betaling, islamitisch heersers te vermoorden. Tweehonderd jaar terroriseren deze heren het Midden-Oosten en het is typisch dat niet een islamitische vorst maar wel een Mongoolse generaal (toen nog niet bekeerd) een einde maakt aan hun terreurdaden. Met de kruisvaarten en de reconquista van het Iberisch schiereiland wordt een van de islamitische dogma’s geschonden. Christenen zijn een vuil en dom volkje dat af en toe terugslaat maar dat geen gevaar vormt voor de ene ware en superieure godsdienst. Tot vandaag is kruisvaarder dan ook het gehate symbool van de vreselijkste situatie die de islam kent: verlies van veroverd territorium. Maar met de verovering van het belangrijkste christelijke bolwerk, Byzantium, bewijzen de geïslamiseerde Turken weer de superioriteit van het ware geloof. Een hele tijd lijkt het erop dat heel Europa eindelijk zijn ware lotsbestemming zal vinden, maar de islamitische heersers zorgen er zelf wel voor dat het Westen gespaard wordt. De islamitische Mongool Timoer de Lamme vernietigt bijna het jonge Ottomaanse rijk en zorgt er en passant voor dat Bagdad, een van de weinige centra waar de islam nog niet versteend is in zijn regeltjes en wetjes, tot op de laatste steen met al zijn inwoners verwoest wordt. Wanneer de Turken zich van de slag herstellen en geleidelijk de hele Balkan veroveren, kan het Westen altijd hopen op de dood van een sultan. De opvolger laat altijd al zijn broers vermoorden. Het Ottomaanse rijk is veel meer een meritocratie dan het versteende Westen met zijn adellijke geprivilegieerden maar niemand is er ooit zijn leven zeker. Iedere generaal, hoge of lage ambtenaar die volgens de sultan een fout maakt kan op om het even welk moment en liefst ’s nachts een volslagen onverwacht bezoek krijgen van een paar moordenaars die hem met een zijden koord wurgen.

Honderden jaren lang staan de betrekkingen tussen de Islamitische wereld en het Westen op een laag pitje omdat de islamieten zich zo superieur voelen dat ze denken dat er niets bij de ongelovigen te leren is. Alleen na de eerste militaire nederlagen komt er zeer traag wat interesse op gang tot ze plotseling in Egypte geconfronteerd worden met het Franse leger dat een islamitische dynastie met een paar veldslagen gewoon opzij zet. Dan wordt het weer tijd voor de oude Assassijnse methodes en generaal Kléber, de opvolger van de naar Frankrijk gevluchte lafaard Bonaparte, wordt door een fanatieke islamiet vermoord. Na de eerste wereldoorlog zijn de Westerse landen niet alleen meer achter de schermen maar zelfs ervoor de baas in het Midden-Oosten en dan gaan de poppen voorgoed aan het dansen. Natuurlijk zijn er aanslagen op Westerse militairen die terecht als bezetter worden bekeken maar de meeste aandacht gaat naar het Britse mandaatgebied Palestina. Daar groeit de Joodse bevolking en daar is het gevaar het grootst een stukje Islamgebied te verliezen. De moorden beginnen al in 1920 en bereiken hun eerste hoogtepunt negen jaar later. Dan vermoorden Arabieren op een paar dagen 133 Joden, bij voorkeur bejaarden, vrouwen en kinderen die zich niet goed kunnen verdedigen. Daar ontstaat ook de vreselijke Arabische gewoonte om foto’s te nemen van verminkte slachtoffers en deze als ansichtkaarten te verspreiden (denk aan de altijd herhaalde en nooit gecensureerde beelden bij de huidige Arabische zenders). Een onrechtstreeks gevolg is dat vele Arabieren geloven dat de Joden hetzelfde doen met Arabieren. Dan stopt de blinde terreur nooit meer tot de onafhankelijkheid van Israël in 1948. Triest hoogtepunt: de Joodse tegenterreur die meer dan 200 Arabische vrouwen en kinderen het leven kost in het dorpje Deir Yassin. We denken nog altijd dat de jaren 50 zo rustig waren maar tussen '51 en '54 vermoorden Arabische terroristen bijna 1000 Joden. In onze jaren 80 maakt dan de zelfmoordenaar zijn intrede; naar het voorbeeld van de Tamil Tijgers maar toch “martelaar” in de oude islamitische betekenis.

Inmiddels heeft het fundamentalisme zijn intrede gedaan. De armoede (een gevolg van de bevolkingsexplosie), de achterlijkheid (door het ellendige en conservatieve onderwijs), de brutaliteit van de heersers (is nooit anders geweest) en de confrontatie met het zoveel rijkere Westen (hoe kan Allah dat toestaan?) zorgen ervoor dat een terugkeer naar de “echte traditionele islam” een succes wordt bij velen. De soldaten zijn er al en tenslotte volgen dank zij de oliekomsten ook de leiders en de financies die nodig zijn voor de gruwelen van vandaag.