Die Hypocrieten Die Het Onzin Vinden Het Gebruik van Het Nederlands op te Leggen in Het Openbare Leven...

De stad Rotterdam heeft een gedragscode opgesteld voor de omgang tussen burgers in het sociale leven, met als één van zeven regels de verplichting om in het openbare leven Nederlands te spreken. De Nederlandse minister van inburgering, Mw. Rita Verdonk, wil een dergelijke regel in heel (Staats)Nederland invoeren.

Zoals te verwachten was, komt hiertegen natuurlijk protest. Chokri Mahassine bijvoorbeeld: “Chokri Mahassine (SP.A) moet hardop lachen als we hem bellen voor een reactie. ‘Dit is te idioot voor woorden. Je reinste onzin. Nederland is geëvolueerd van een dictatuur van de verdraagzaamheid naar een dictatuur van de onverdraagzaamheid. Dergelijk voorstel is een democratie onwaardig. Wie heeft er nu zaken mee welke taal ik spreek op straat?’”

Wel, een dergelijke verplichting reglementair opleggen is inderdaad nonsens. Maar de meeste tegenstanders zijn grote hypocrieten. De regel is namelijk een consequente toepassing van het discriminatieverbod dat de hele politiek correcte goegemeente bij wet heeft opgelegd in omzeggens alle aspecten van het openbare leven.

De grote meerderheid van gelijkheidsfundi’s die ons parlement beheerst heeft in art. 2§4 van de Wet van 25 februari 2003 laten inschrijven dat “Elke vorm van directe of indirecte discriminatie is verboden bij het verspreiden, het publiceren of het openbaar maken van een tekst, een bericht, een teken of enig andere drager van discriminerende uitlatingen; de toegang tot en de deelname aan, alsook elke andere uitoefening van een economische, sociale, culturele of politieke activiteit toegankelijk voor het publiek.” Ook Mahassine is een grote voorstander van dat soort idiote, dictatoriale en een democratie onwaardige wetgeving. Want wie heeft er nu zaken mee met wie ik een verneiging wil vormen, aan wie ik mijn eigendom wil verhuren of verkopen, wie ik als werknemer in dienst wil nemen, wie ik binnenlaat en wie niet?

Wanneer men in het Nederlands taalgebied buiten de strikte privé-kring, in het openbare leven dus, een andere taal gebruikt dan het Nederlands, aankondigingen en informatie verspreidt die niet tegelijkertijd ook in het Nederlands wordt verspreid, dan sluit men het grootste deel van de bevolking van deze communicatie uit. Het gebruik van vreemde talen is een discriminatie van autochtonen wegens hun nationale of etnische afstamming. Met andere woorden, volgens de voorgewende ethiek van de linkerzijde is het een vorm van racisme.

Maar het gaat natuurlijk om een voorgewende ethiek, want het typische aan alle zogezegde antidiscriminatiewetgeving is dat ze altijd discrimineert, en meestal – niet altijd – in één welbepaalde richting. Positieve discriminatie noemen ze dat dan.

Verlos ons aub van politici die het gebruik van het Nederlands in het openbare leven willen opleggen of enig andere discriminatieverbod in het openbare leven. Laat dat maar aan de samenleving zelf over. En dat laatste wil zeggen: laat idereen de vrijheid om anderen juist wel te discrimineren indien ze niet het Nederlands gebruiken. Of omgekeerd. Dat is nu eenmaal het wezen van de fundamentele vrijheden. En dus iets waar de overheid zijn handen moet van afhouden.

Voor alle duidelijkheid: het gebruik van talen in de openbare dienst is wettelijk geregeld en moet dat voor mij in de gegeven omstandigheden in Vlaanderen en Brussel ook blijven. Gehaaide linksen maken hiervan misbruik om door middel van een perverse verschuiving in het woord openbaar het “openbare leven” tussen privé-personen, in de privé-sector of op straat, gelijk te stellen met de openbare sector of openbare dienst. Een gelijkstelling die echter neerkomt op een afschaffing van de civil society – dé eigenschap van het “reëel existerende socialisme.”