Het Goede Jaar 2006
From the desk of Jan Neckers on Sat, 2006-03-04 15:14
Als ik soms nog eens een van mijn eigen stukjes herlees (“on n’est mieux servi que par soi-même”) dan denk ik terug aan de beeldoefening die ik ooit eens met een paar Nederlandse studenten gemaakt heb. Kijk naar het tv-journaal met de ogen van de juist gelande ET en schrijf een geschiedenis op basis van wat hij zou zien als hij de VRT-archieven van de laatste jaren vindt.
Een paar van de conclusies waren toen: “Mensen verdienen hun kost met betogen al zijn er om de drie maanden beelden te zien van rare snuiters die iets in een fabriek doen en een keer per jaar zitten mensen in een kantoor aan een beeldscherm”; “Een huwelijk is een verbintenis tussen twee mannen of twee vrouwen, al is het ook toegestaan dat een man met een vrouw trouwt; dat is echter zo zeldzaam dat het altijd in een paleis gebeurt met een erehaag militairen en straten vol juichende toeschouwers die dat rare koppel komen toejuichen,” enz., enz.
Wel in mijn stukjes lijkt het altijd alsof alles in de jaren vijftig, zestig beter was dan nu. Toch is er wel degelijk enige vooruitgang geboekt ook. Neem nou geneeskunde. Mannen hadden in 1947 een levensverwachting van 57 jaar en nu is dat 73 jaar en het is nog altijd niet gedaan. Foto’s maar ook herinneringen vertellen ons dat mensen in de goede ouwe tijd vroeg afgeleefd waren. De Russische dissident Kyril Gradov arriveerde 30 jaar geleden in ballingschap in Amsterdam. Hij vertelde me later over zijn verbazing: waar waren de bejaarde mensen, de zwaar gehandicapten, de pokkensmoelen, de hazenlippen, de tandeloze stinkende oudjes. Hij dacht aanvankelijk dat de Nederlanders hem voor het lapje hielden als ze hem hun leeftijd vertelden want het kon toch niet dat ze er allemaal twintig jaar jonger uitzagen dan hun Sovjettegenhangers.
Neem het voorbeeld van die tanden. Een tandarts was tot in de jaren zestig iemand die tanden trok en valse, lelijke en dikwijls slecht zittende gebitten aanleverde. Nu is het een echte arts die tanden verzorgt en veel zestigers van vandaag zijn nauwelijks een paar tanden kwijt.
Tochthol
Nog een smakelijk onderwerp: wc en badkamer. In de jaren vijftig hadden de meeste huizen nog een wc die op het binnenkoertje stond, stonk als de pest en de velletjes wc-papier waren gelezen kranten of reclameblaadjes. Iemand nog zin om naar die tijd terug te gaan? Wassen gebeurde toen dikwijls een keer grondig per week in een grote tobbe waarna men schoon ondergoed kreeg voor de hele volgende week. Kolonialen leerden op de kortst mogelijke tijd dat je dergelijke gewoontes maar beter achterwege liet in Kongo. Als zij dan na een termijn van drie jaar voor een eerste vakantie naar huis weerkeerden, konden ze met moeite hun weerzin verbergen. “De mensen stonken, hun kleren stonken en alles wat ze hier droegen knelde en deed ons bijna stikken,” zei Vita Foutry die mij adviseerde bij een tv-reeks over onze koloniale geschiedenis.
Een overgrote meerderheid van de Vlamingen is nu eigenaar van zijn eigen woning terwijl men vroeger tot 30% van zijn salaris aan huishuur gaf. Soms kom ik voorbij het gehorige tochthol waar ik vroeger woonde. Zoals in de meeste arbeiderswoningen was er een kleine voorplaats waar de met plastic overdekte zetels stonden en waar we nooit kwamen, maar de burgerij had ook een salon en dus moesten de werkers dat ook hebben. En de eigenlijke miezerige living was uiteraard tezelfdertijd keuken met de onontbeerlijke Leuvense “stoof.” Veel van die oude arbeiderswoningen zijn nu schitterend en comfortabel verbouwd omdat men er één grote ruimte heeft van gemaakt. En er is een toilet en zelfs een badkamertje met minstens een douche gekomen in de plaats van een pomp.
En dan dat eten: zeker in arbeidersgezinnen waar men het niet al te breed had, was dat niet al te smakelijk, want nauwelijks 20% van de vrouwen gingen meewerken. Het was seizoensgebonden en dus at je dagelijks aardbeien in juni, en anders nooit. Het eten was monotoon en zeker niet van de beste kwaliteit. Die lekkere biologische groenten of dat sappige stukje vlees waren toen veel te duur voor een arbeidersloon. Toen we in 1964 met de school naar Look Back in Anger in Antwerpen gingen kijken kwam de helft van de klas voor het eerst in een restaurant en het was feitelijk een betere frituur.
Sitting Bull
Over naar de zaken van de geest. Dankzij de goede Mechelse stadsbibliotheek wist ik in die jaren dat er een kleine Duitstalige zangersencyclopedie verschenen was. Ik bestelde het zeer dure boekje bij boekhandel Salvator en na exact 2 maand arriveerde het. Vandaag ga je naar Amazon.uk (geen invoerrechten) of Zweitausendeins (idem) en binnen de 8 dagen deponeert DHL de hele stapel netjes in je handen. Ook toen was men al wereldburger en iedereen probeerde wel te corresponderen met iemand in het verre buitenland (bij mij was het een Chileen). Dat liep goed gedurende een jaar maar het duurde altijd maanden voor je een antwoord op je brief had en tenslotte verwaterde alles. Vandaag zijn er op het internet duizenden fora waar je over al je hobby’s kan discussiëren in alle mogelijke talen. Je brieven zijn nu e-mails en je vindt het heel gewoontjes dat je binnen een paar uur antwoord krijgt van de correspondent in San Francisco of Kaapstad. Verzamelen is voor de hamsters onder ons dank zij ebay niet alleen een sport maar ook een dagelijkse gewoonte geworden.
Het buitenland is zo dichtbij geworden. Ik moet altijd glimlachen als ik zeventigers bij reisagentschappen reizen hoor boeken naar plaatsen waar ze voor hun veertigste nooit van gehoord hadden. “Blankenberge und kein Ende” was toen het devies en daarmee basta. Als kind heb ik het prentjesalbum “Sitting Bull” van chocolade Martougin gelezen en herlezen en gedroomd om ooit op het slagveld van de Little Big Horn te staan, al wist ik drommels goed dat het altijd een droom zou blijven. Meer dan tien jaar geleden stond ik er effectief.
Veel van waarde is goedkoop geworden, misschien zelfs te goedkoop. De bekende drogisterij biedt de volledige werken van Mozart aan voor een habbekrats terwijl een bediende nog tot 1970 een halve dag salaris moest neertellen om één LP te kopen. Voor enkele tientallen euro’s per maand heb je permanent alle informatie ter beschikking op het internet. Wikipedia, de gratis encyclopedie op het net, is zelfs even accuraat als de Brittanica en ze wordt voortdurend bijgewerkt zodat je geen dure supplementen moet kopen.
De files zijn dan wel rampzalig, maar de goedkope auto heeft wel het monopolie van de rijken op mobiliteit gebroken. Ik herinner me de expedities die we vroeger ondernamen om van Mechelen in het centrum van Kontich te komen: kwartier te voet, tien minuten wachten op trein, twintig minuten trein, lange tocht van Kontich-Kazerne naar de Ooststatiestraat en ’s avonds het omgekeerde. Dus verwaterden vriendschappen buiten de eigen straat en gemeente heel vlug, want het lag allemaal nogal moeilijk. Familieleden van elders met zag je alleen maar bij begrafenissen en huwelijken.
Kortom, voor één keer mag het: leve 2006.