Hoe de Prins van Oranje in 1830 België Creëerde
From the desk of Paul Belien on Wed, 2005-07-20 22:00
Vandaag 175 jaar geleden wapperde de Nederlandse vlag op het stadhuis van Brussel. Dat zou zo duren tot 25 augustus 1830 toen de opvoering van de “Stomme van Portici” het afgesproken teken was voor herrieschoppers om plunderingen aan te richten. Op de ochtend van 26 augustus werd het stadhuis bestormd en de Franse vlag gehesen. De Oostenrijkse ambassadeur, graaf von Mier, berichtte aan Metternich, de Oostenrijkse kanselier, dat de rellen het werk waren van hooligans die betaald werden door Franse agenten.
De revisionistische Belgische geschiedschrijving leert dat de Belgen ontevreden waren onder het bewind van koning Willem I, o.a. omdat die in Vlaanderen (met inbegrip van Brussel) de scholen verplichtte om te onderwijzen in het Nederlands. De clerus en de franskiljonse burgerij werkten samen bij het verzamelen van handtekeningen in een petitie die de “taalvrijheid” in het onderwijs vroeg, d.w.z. onderricht in het Frans. Propagandisten trokken van huis tot huis om handtekeningen van burgers en kruisjes van ongeletterden te verzamelen. In Vlaanderen heeft een derde van de mannelijke bevolking deze petitie ondertekend, hetgeen betekent dat twee derde niet heeft gedaan wat mijnheer pastoor vroeg. In een land waar de katholieke kerk zo dominant was als hier is dat veel. Koning Willem gaf echter aan het protest toe en voerde in 1829 de zogenaamde taalvrijheid weer in. Het zou zijn kroon niet redden. De schuldige daarvoor was de franskiljon die de koning in zijn eigen familie moest zoeken.
Willem jr. was niet wijs
De relletjes die eind augustus in Brussel door Franse provocateurs waren opgezet bleven al bij al relatief beperkt. België ging voor Willem I verloren door het verraad van zijn zoon, kroonprins Willem. De jonge Willem was een vriend van de Franse bannelingen in Brussel die hem beloofd hadden dat als hij België van Nederland kon losmaken en bij Frankrijk voegen, hij koning van Frankrijk zou mogen worden.
Willem junior voelde zich te groot voor het platte Nederland dat hij misprees. Hij was als kind en als jongeman niet in Holland opgevoed, maar was tijdens de Napoleontische bezetting aan buitenlandse hoven opgegroeid waar Frans de voertaal was. De jonge Willem, die behalve kroonprins ook de Nederlandse minister van Defensie en stafchef van het leger was, sprak geen Nederlands, en wilde het ook niet spreken. Als zijn vader hem tijdens de zittingen van het kabinet in het Nederlands aansprak, dan antwoordde hij uitdagend in het Frans.
Een eerste samenzwering van de Prins van Oranje om België aan Frankrijk uit te leveren, deed zich voor in de winter van 1816-17. Het plan kwam echter ter ore van de Russische tsaar, die koning Willem inlichtte, waarop deze laatste zijn zoon adviseerde om andere vrienden te kiezen. Die deed dat helaas niet, zoals bleek op 19 augustus 1820, toen de Franse regering een complot ontdekte van hoge officieren die in Parijs een staatsgreep wilden plegen om de Prins van Oranje op de Franse troon te krijgen en tegelijk de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk in te lijven. Koning Willem waarschuwde zijn zoon eens te meer tegen de Franse ballingen in Brussel. “Zonder u betekenen ze niets,” zo zei de koning (in het Frans), “maar als u met hen optrekt, dan zullen ze u gebruiken als een stuk speelgoed.”
In augustus 1830 zag de jonge Willem een nieuwe kans. Zijn vader, menend dat de kroonprins met de jaren wijzer zou zijn geworden, stuurde hem met een leger naar Brussel om het gezag te herstellen. De prins liet het leger echter achter in Vilvoorde, knoopte onmiddellijk gesprekken aan met de Franse ballingen, ontving op 2 september op zijn paleis in Brussel de Fransgezinde revolutionair Alexandre Gendebien die hem de kroon van België kwam aanbieden als een eerste stap op weg naar de kroon van Frankrijk, en hielp ettelijke Fransen aan een post van officier bij de Brusselse burgerwacht.
Terwijl Antwerpen, Mechelen, Gent, Dendermonde en Sint Niklaas zich op 8, 9 en 10 september uitspraken tegen elke scheiding tussen Noord en Zuid, kwamen Brussel en Wallonië door de weigering van de prins van Oranje in een machtsvacuüm. Dat vacuüm werd opgevuld door revolutionairen die toestroomden vanuit Parijs. Sir Thomas Cartwright, de Britse gezant in Brussel, zond dagelijks rapporten naar Londen over de toestand in de stad. Op 10 september waarschuwde hij: “De gewelddadige partij betaalt het uitschot en kan het op elk gewenst ogenblik in beweging zetten.” Binnen de burgerwacht was een machtsstrijd aan de gang tussen baron Hoogvorst, het nominale hoofd van de Burgerwacht, en de Fransen die er het officierenkorps uitmaakten. Op 14 september schreef Cartwright: “Een zeer gewelddadige strijd is momenteel gaande tussen twee groepen binnen de burgerwacht.” Een week later was het pleit beslecht. De Britse gezant meldde aan Londen: “Hoogvorst staat alleen. Niemand helpt hem nog en hij heeft geen greintje macht meer.”
Frederik is een angsthaas
De koning stuurde op 21 september het leger naar Brussel. Deze keer stond het onder bevel van prins Frederik, zijn jongste zoon. De dappere revolutionaire leiders sloegen allemaal op de vlucht naar Frankrijk. “Alles is verloren” zei Louis de Potter, één van de weinige revolutionairen van autochtone afkomst, toen hij de Franse grens overstak. Frederik trok Brussel binnen op 23 september met een troepenmacht die voor tweederden uit zuiderlingen bestond. Helaas, hij was een jonge en onervaren bevelhebber. In plaats van op te rukken naar de benedenstad en het Luikse en Henegouwse schorremorrie te verdrijven dat de voorbije drie weken Brussel was binnengestroomd, besloot hij, omdat het avond was, zijn tenten op te slaan in het warandepark. Achteraf zou blijken welk een stommiteit dat was. Die avond hadden de opstandelingen immers hun barricaden verlaten om zich te gaan bezuipen in de kroegen. Prins Frederik had de boel gewoon kunnen opruimen. Hij ging echter slapen.
Bij het krieken van de volgende morgen arriveerde Gendebien in de stad met een groep revolutionairen uit Parijs. Deze mannen hadden begin juli in Parijs revolutie gemaakt en waren geduchte straatvechters. Ze namen de barricaden in en beschoten de Nederlanders in het park. Frederik, die nog nooit in zijn leven gevochten had, liet terugschieten, maar was bevreesd om de stad in te trekken. Hij besloot op versterkingen te wachten. De volgende nacht herhaalde zich hetzelfde scenario. Op 26 september besloot Frederik, nog steeds in het park, om de benedenstad te bombarderen. De schrik sloeg hem echter om het hart en ’s avonds trok hij zich met het leger uit de stad terug. Toen de revolutionairen zich de volgende ochtend opmaakten om het park te bestormen, ontdekten ze dat het leeg was.
In Wallonië en Brussel grepen de revolutionairen nu de macht, maar Vlaanderen bleef rustig. Het leger bleef eveneens in Vlaanderen en er gebeurde niets. De koning besloot de onbekwame Frederik van het bevel van het leger te ontlasten en een nieuwe kans te geven aan zijn oudste zoon, kroonprins Willem, die aldus opnieuw opperbevelhebber werd.
Willem jr. pleegt verraad
De kroonprins begaf zich naar Antwerpen. Daar ontving hij Edouard Ducpétiaux, een van de leidende Brusselse revolutionairen. Hij gooide het met hem op een akkoord. De prins zou de Nederlandse troepen in België het bevel geven om zich op te delen in zuidelijke en noordelijke regimenten. De noordelijke moesten zich terugtrekken ten noorden van de Rijn, de zuidelijke zouden zich moeten omvormen tot een Belgisch leger. Dit leger zou hij onder het gezag van het Voorlopige Bewind der Brusselse revolutionairen plaatsen, indien dit Bewind beloofde om hem tot koning van België te verkiezen. Ducpétiaux liet Willem in de waan dat dit zou gebeuren.
Op 16 oktober 1830 riep Willem jr. vanuit Antwerpen de onafhankelijkheid van België uit. Koning Willem was verbijsterd na dit vierde verraad van zijn zoon. “Ik ben even verrast als aangedaan,” schreef de geschokte vorst (in het Frans) aan de kroonprins. De meeste Nederlandse militaire regimenten volgden het bevel van hun opperbevelhebber echter op. De noordelijke soldaten trokken zich terug boven de Rijn, de zuidelijken verkeerden in verwarring. Zo kwam ook in Vlaanderen een machtsvacuüm tot stand, dat onmiddellijk opgevuld werd door revolutionaire bendes uit Wallonië en Frankrijk.
In Gent smeekte het stadsbestuur het leger om te blijven, maar het trok weg, waarna 400 boeven uit Parijs de stad innamen. Ook in Turnhout trok het leger weg, tot ontzetting van burgemeester Dierckx en zijn schepencollege dat “de opstandelingen het liefst aan de galg zag hangen.” Toch konden ze de machtsovername niet verhinderen. De revolutie van 1830 spoelde het Nederlandse regime weg, grondig en onverbiddelijk. Een korps van 80 “Belgen” onder leiding van Charles Niellon arriveerde in de Kempische hoofdstad. Niellon was een Fransman. Na de val van Napoleon, vestigde hij zich in België. Hij mengde zich in de opstand in Brussel en klom op tot generaal.Vanuit Turnhout ondernam hij strooptochten in Noord-Brabant. Op 9 november trok een groep “Belgen” naar Baarle-Nassau. In Den Antwerpenaer van 13 november 1830 kon men het relaas lezen: “Om acht en half ueren kwamen zy te Baerle-Hertog aen; vielen de 18 currassiers, die allen in eenen stal vergaderd waren, op het lyf; kapten er eenen in stukken en kwetsen er zes of zeven.”
Gelukkig waren er een aantal Nederlandse generaals die weigerden om de bevelen van de kroonprins uit te voeren. Toen generaal Bernard Dibbets, de commandant in Maastricht, het bevel kreeg om de stad over te dragen aan de Belgen, weigerde hij met de woorden: “Ik ken geen prins. Ik ken alleen de koning.” Generaal Jozef Van Geen, een Gentenaar die bevelhebber was in Namen, trok zijn troepen uit Namen terug en marcheerde naar Breda, dat hij tegen de Belgische revolutionairen verdedigde. Daarna trok hij naar Tilburg en Eindhoven, twee plaatsen die reeds in Belgische handen waren gevallen, en verjoeg er de revolutionairen. Die bleven echter de bevolking terroriseren. De Noordbrabander Snieders schreef hierover: “Geen dag ging voorbij, of er kwam eene bende uitschot, at en dronk gratis bij de burgers, dronk jenever met kruit, verschoot patronen in de lucht, maakte jacht op de hoenders der boeren.”
De eerste repressie
Nadat de Belgen op 21 juli 1831 een koning hadden gekregen, Leopold I van Saksen-Coburg, rukten de Nederlanders op 2 augustus 1831 de afgescheurde provincies binnen. De eerste divisie onder Gentenaar Van Geen veroverde Hoogstraten. In Ravels werd op 2 augustus hevig gevochten. Het gebulder der kanonnen was tot in Turnhout te horen. Op 3 augustus werd Turnhout ingenomen. Op 4 augustus marcheerde het leger over Kasterlee naar Geel. In Kasterlee werden 500 bajonetten in beslag genomen en in Geel vond men een hoeveelheid wapens, buskruit en patronen verborgen onder het altaar in de kerk. Vanuit Geel trok men verder naar Diest en Leuven. De Belgen vluchtten als hazen. “De helft van mijn leger verraadde mij, en de andere helft vluchtte,” zou Leopold I later schrijven. Hij riep Parijs om hulp.
Toen de Nederlanders nabij Tervuren op het Franse leger botsten, werd een wapenstilstand gesloten. Van Geen trok op 19 augustus van Diest over Geel, Turnhout terug naar Noord-Brabant. Franse soldaten namen onmiddellijk de gemeenten in die de Nederlanders verlieten. In het jonge België werd het overwicht van het Frans volledig. Mensen die loyaal waren aan Koning Willem, de zg. “orangisten,” kregen te maken met de eerste, maar niet de laatste repressie uit de Belgische geschiedenis. De Belgische eersteminister Joseph Lebeau verklaarde: “De plunderingen bij de orangisten, hoe betreurenswaardig ook, zijn een schrikkelijke noodzakelijkheid om de vijanden van de openbare orde te beteugelen.”
België werd geboren in intimidatie en terreur. In 1839 schreef een teleurgestelde Louis De Potter dat er in de nieuwe staat minder vrijheid was dan vroeger onder koning Willem en dat naar zijn mening België en Nederland herenigd moesten worden. “Met of zonder het huis van Oranje-Nassau, dat doet er niet toe,” aldus De Potter. 175 jaar later blijft die conclusie actueel: “Ze moeten herenigd worden, met of zonder het huis van Oranje.” Wat mij betreft, gezien het verraad van de prins van Oranje in 1830, bij voorkeur als een confederale republiek.