Open Grenzen en Hun Gevolgen

Omdat ik over de islam schrijf, trekken mensen mij soms aan de mouw om een mening over de recente etnisch gekleurde moorden en het kerkasiel voor illegalen. Dat woord “omdat” staat daar eigenlijk verkeerd, want er is geen logische verband tussen hoofd- en bijzin. En daar heb je dan al het eerste probleem: kortzichtige mensen die hier moslims alleen als immigranten kennen, vereenzelvigen de twee en komen dan heel aanmatigend vertellen dat islamkritiek “in werkelijkheid” uit een “vooroordeel tegen immigranten” voortkomt.

In mijn eerste kennismaking met het islamprobleem waren juist de niet-moslims de immigranten, of preciezer de vluchtelingen, namelijk hindoes uit Bangladesj en Kasjmir. Ras had er daar ook al niets mee te maken, want Zuid-Aziatische moslims en niet-moslims zijn van hetzelfde ras. Islam is evengoed een probleem waar het geen immigrantenreligie is. Zeventien jaar later bots ik echter nog steeds op mensen die hun eigen bekrompenheid op de wereld projecteren en het islamprobleem herleiden tot het weinige dat ze er zelf van zien, en dit dan in termen van “racisme”. Zulke onbenullen worden bovendien benoemd in inquisitiecentra om zelfstandig denkende medeburgers op staatskosten te vervolgen.

Zelf heb ik me nooit bezig gehouden met het probleem van onveiligheid en misdaad. Het heeft immers weinig te maken met mijn studies op levensbeschouwelijk domein: een roofoverval door wat Yves Desmet “k*tmarokkaantjes” noemt, is nog wat anders dan een koranisch voorgeschreven djihaad, ook al is er misschien een ver verband.

Ten tweede valt er geen eer mee te behalen want de discussie is meestal weinig verheffend. Filip De Winters beeldrijke uithaal naar verkrachters die na ontmoeting met de vader van hun slachtoffer “enkele edele delen missen” doet me teveel denken aan de sjari’a-regel dat men een dief de hand moet afhakken. Allicht zijn er situaties waarin het het minste kwaad is om het recht in eigen hand te nemen; maar dat valt dan onder het beginsel “nood breekt wet” en hoeft niet zelf tot wet verheven te worden.

Soms zal er inderdaad behoefte zijn aan wapens en aan “meer blauw op straat”, maar dat zijn oppervlakkige noodgrepen die de samenleving niet echt zullen genezen. Daar ben ik het eens met Nabela Benaïssa, die verklaart (De Morgen, 6 mei 2006): “Wij hebben meer leraars nodig, niet meer politie.” In Chinese termen: ik sta aan de kant van de confucianen met hun klemtoon op morele vorming en culturele integratie, niet aan die van de legalisten met hun geloof in repressie. Maar laat ik voor één keer dan toch wat losse nabeschouwingen wijden aan de recente incidenten.

De moord op Joe

“En het is niet omdat de daders uit Polen komen, dat dit ook maar 1 jota aan de analyse en vaststellingen verandert.” Aldus prof. Johan Leman, antropoloog en voormalig CGKR-directeur (“De zigeuner als fictie”, De Standaard 28 april 2006) na de stationsmoord op Joe van Holsbeeck. Inderdaad, één gebeurtenis, in dit geval een roofmoord door een zigeuner, in de media hardnekkig als een “katholieke Pool” afgeschilderd, maakt geen verschil voor statistische wetmatigheden. De vaststellingen van Marion van San en Hind Fraihi over de problemen die van de Marokkaanse gemeenschap uitgaan, blijven onverminderd geldig. De gunstige reputatie van Polen als noeste werkers blijft evenzeer ongewijzigd. Zoals één dronkaard die achter het stuur kruipt en veilig thuis geraakt, niet weerlegt dat rijden onder invloed gevaarlijk is. Of zoals één kankervrije kettingroker van 80 niet het statistisch verband tussen roken en longkanker weerlegt.

Eén uitzonderlijk geval dat in je kraam past uitvergroten en doen alsof het algemene bewijskracht heeft, is een typisch retorisch hoogstandje van toogfilosofen en demagogen. Nu heeft dat soort mensen zich eens massaal geout. Politici en mediacraten deden alsof de uiteindelijke toedracht van één roofmoord dramatische consequenties had voor ons begrip van de bredere problemen van integratie en criminaliteit. Geestdriftig gooiden ze zich in de politieke recuperatie van dit drama, en wel om via veralgemening een hele bevolkingsgroep te criminaliseren, nl. de autochtonen.

Een kras voorbeeld hiervan was Brussels politiechef Glenn Audenaert. Om zijn aanvankelijke vergissing over de etnische identiteit van de daders te compenseren, sloeg hij totaal door naar het andere uiterste: “Deze situatie deed me voor het eerst begrijpen wat mijn ouders bedoelden met sluimerend en insluipend antisemitisme. Hoe een verderfelijk discours – die rare Joden met hun kromme neuzen – destijds plotseling salonfähig werd.” Bij hem zijn verontschuldigingen dringend gewenst: hij zegt dat de getuigen in het Centraal Station alle Noord-Afrikanen valselijk beschuldigd hadden, terwijl ze alleen twee reële daders onder het Noord-Afrikaanse type meenden te kunnen thuisbrengen. “Twee” en “alle”, dat zijn geen synoniemen; of hoe moedwillig dom en apert fout dit hele discours blijkt te zijn.

Culpabilisering is de naam van het spel van de hedendaagse machthebbers. Eerst verweet kardinaal Danneels de omstaanders dat niemand ingegrepen had. (Blijkbaar wilde de potige eminentie dat wij het voorbeeld volgen van Meindert Tjoelker, die in 1997 wél ingreep toen hij getuige was van een klein misdrijf, en voor zijn moeite beloond werd met de dood.) Toen de daders geen donkerblanke Noord-Afrikanen maar donkerblanke zigeuners bleken, volgde het immer parate verwijt van racisme.

Niet dat er geen racisme in het spel was. Fouad Ahidar had ons heel eerlijk herinnerd aan het massaal aanwezige anti-Europese racisme in de Marokkaanse gemeenschap. Bij de duizenden kleine misdrijven die zijn volksgenoten jaarlijks tegen autochtonen plegen, is racisme meestal een deel van het motief. Die observatie is niet ontkracht door één geval van roofmoord door zigeuners. En ook bij de zigeuners is het racisme heel sterk, luister maar naar de ouders van hoofdverdachte Adam: “Hij is geen slechte jongen, maar heeft een slechte vriendin, een niet-Roma meisje. […] Sinds ze hem kent, is hij op het slechte pad. Zij is een Poolse en geen Roma. Een relatie met zo’n meisje loopt altijd fout. De culturele verschillen zijn te groot.” (Gazet van Antwerpen, 29 april 2006)

Een voorspelbare schuldstoker was natuurlijk Yves Desmet. Dat is die krantenman die zijn redactiehoofdkwartier weghaalde uit de Marokkaanse buurt van Brussel-Zuid omdat zijn redactrices er zich ’s avonds onveilig voelden. Yves steekt de draak met alle getuigen die hun waarneming willen rechtvaardigen: “Want onze ogen liegen toch niet?” Heel genereus trekt hij zelf het boetekleed aan: “Want hebben we niet allemaal, bij het bekijken van de videobeelden, automatisch de conclusie getrokken dat het hier wel degelijk om k*tmarokkaantjes ging? […] onze ogen liegen toch niet?” (De Morgen, 26 april 2006) Als hij zelf vindt dat zijn ogen gelogen hebben, wie ben ik dan om hem tegen te spreken? Zijn mond en zijn pen hebben het al zo vaak gedaan, waarom dan niet zijn ogen?

Onze ogen daarentegen liegen niet. Anders dan de antiracisten uit de villawijk tel ik tal van gekleurde medemensen in mijn vriendenkring, en toen ik de robotfoto zag, dacht ik: zo ken ik er ook wel een paar, maar het zijn geen Maghrebijnen. Niemand had de daders Berbers of Arabisch horen spreken, en naar uitzicht konden het evengoed Koerden of Pakistani’s zijn. De Maghrebijnen zelf vertonen trouwens, ondermeer door de eeuwenlange import van blanke en zwarte slavinnen, een brede waaier van fenotypen, van blanke Tarik Fraihi tot Afrikaans uitziende Mohammed Chakkar. Dus in tegenstelling met Desmet, Ahidar en de rest van het Bestel heb ik me niet tot voorbarige conclusies laten verleiden.

Maar ook de ooggetuigen die de daders als “Noord-Afrikaans” omschreven, treft nauwelijks schuld. Volkomen terecht hebben zij de politie duidelijk gemaakt dat het geen zin had om naar een Hendrik of een Jean-Christophe te zoeken, noch een Huang of een Kabongo. Wie in Brussel woont, krijgt in het donkerblanke spectrum nu eenmaal hoofdzakelijk Noord-Afrikanen te zien, dus zei men dat laatste, maxima pars pro toto.

Racistische moorden

Het kan niet genoeg herhaald worden: “De lijn tussen goed en kwaad loopt doorheen elke mens”, zoals Aleksandr Solzjenitsyn gezegd heeft. Ze loopt dus ook doorheen elke etnische groep. Men moet bij vaststelling van andermans fouten oppassen met morele zelfgenoegzaamheid. Bij ferme verwijten aan een andere groep, ook en vooral wanneer die op ernstige feiten gebaseerd zijn, kijk ik wat ongemakkelijk rond in eigen kring, of zich daar geen gelijkaardige feiten voordoen.

Het moest er dus van komen: na de racistische moord door Marokkanen op de Vlaamse arbeider Patrick Mombaerts en begin dit jaar nog op een 16-jarige uit Niger, en na de racistische roofmoord door zigeuners op Joe, haalden enkele racistische uitschieters door Vlamingen het nieuws. In Brugge sloegen kaalgeschoren twintigers een neger in coma en in Antwerpen schoot de 18-jarige Hans Van Themsche een Vlaamse peuter en haar Malinese oppas dood en verwondde hij een Turkse. Van de Brugse geweldenaars is inmiddels gemeld dat zij niet uit racisme handelden maar op een provocatie vanwege de Vlaamse gezel van de neger reageerden (VRT-nieuws 12 mei 2006). Hans heeft toegegeven dat hij vreemdelingen uitgezocht had, namelijk als late reactie op traumatische ervaringen met pestende allochtone medeleerlingen. Niet dus door extreemrechtse propaganda over, maar door reële ervaringen met de multiculturaliteit, gecombineerd met een allerindividueelste psychische ontsporing. Nu, ongeacht het motief, als de daders van interetnisch geweld Vlamingen zijn, noemt men hen automatisch racisten.

Terwijl men na de moord op Joe tot sereniteit opriep (althans totdat de daders geen Marokkanen bleken te zijn), begon na deze feiten onmiddellijk een massale en welbeschouwd euforische hetze. Eerst even ere wie ere toekomt: enkele politici onthielden zich hiervan, ondermeer Johan Vande Lanotte (“geen algemene conclusies trekken uit individueel extreem geweld”, De Morgen 12 mei 2006) en Patrick Janssens, de beste burgervader van Antwerpen sinds decennia.

In het kamp der schaamteloze hitsers treffen we ondermeer koning Albert, die eens te meer uit zijn apolitieke rol viel, Bart Somers en vooral premier Verhofstadt. Nog vóór de dader ondervraagd was, kwam hij op TV verklaren dat deze feiten aantonen “waartoe extreemrechts kan leiden”. Ik kan mij niet herinneren dat hij deze redenering toegepast heeft na de grote terreuraanslagen van de jongste vijf jaar, zo van: “Dit toont waartoe de islam leidt.” Nochtans waren de daders toen telkens heel expliciet over hun islamitische motivatie. La Libre Belgique (12 mei 2006) legde de schuld bij “het Vlaamse electoraat”. Bij misdaden van allochtonen geldt “vooral niét veralgemenen”, hier gold het omgekeerde.

Na misdaden door moslims volgen allerlei knuffelgebaren, ministeriële bezoeken aan moskeeën en zo. Mocht Verhofstadt een eerlijk man zijn, dan zou hij nu een gelijkaardig bezoek gebracht hebben aan een lokaal van extreemrechts en daar sussende woorden gesproken hebben: “Deze misleide jongeman is niet representatief voor jullie levensstijl of wereldbeschouwing. Ondanks talloze vooroordelen en provocaties zijn jullie een bewonderenswaardig vredelievende gemeenschap.” Belachelijk, net wat u zegt, maar dat geldt ook voor zijn verklaringen over de “vredelievende islam”.

Bisschoppen tegen de wet

Eén perscommentaar bij de Antwerpse schietpartij verdient geciteerd, namelijk van Erik Donckier in Het Belang van Limburg (12 mei 2006):  “De spanningen tussen de bevolkingsgroepen lopen op. De illegale immigratie is daar waarschijnlijk niet vreemd aan. […] Onze grote steden worden momenteel spreekwoordelijk overspoeld door illegale immigratie […] Het wekt irritatie op en die wordt extra in de hand gewerkt door de kerkbezettingen plus hongerstakingen waarmee mensen zonder papieren, vaak illegalen, de publieke opinie en zo ook de ministers onder druk zetten.”

Inderdaad, mensen voelen zich niet alleen onveilig op straat, ze voelen zich onveilig in dit land: het verschaft geen thuisgevoel meer, want zijn muren zijn lek als een zeef. Dat stelt de zenuwen van sommigen op de proef. Vooral van werkvolk en van jongeren die op school, in het openbaar vervoer en in het uitgaansleven veel meer aan de gevolgen blootgesteld zijn dan de welgedane klasse en generatie die het bewind voert. Waarom treitert de liefdeloze Belgische Kerk hen door kerkbezettingen aan te moedigen en daarmee de toepassing van de wetten op de toegang tot het grondgebied te bemoeilijken?

Progressieve christenen volgden ooit de mei-68’ers in de verheerlijking van de arbeidersklasse. Een proletariër, dat was iemand die je omzeggens op de mond moest kussen, een lid van de klasse die volgens ziener Karl Marx de mensheid zou bevrijden. Maar het kan verkeren. Vandaag spuwt links op de arbeiders, want dat zijn “racisten”. Het proletariaat is als kusbare klasse gedumpt en vervangen door de immigranten, liefst nog illegale. Dus spuwen ook de progressieve christenen op de arbeiders. En kussen zij de illegalen op de mond, of iets lager.

Zij beroepen zich daarbij graag op Jezus van Nazareth. Nochtans ging die zijn eigen weg, wars van conformisme, daar waar onze bisschoppen bij de dominante opiniemakers in het gevlij zoeken te komen. Over hen zei hun Heiland: “Voorwaar, zij hebben hun loon reeds ontvangen”, namelijk schouderklopjes vanwege de wereldse machten. Zij spelen een spelletje “morele superioriteit” tegen hun eigen volksgenoten: “Mijn generositeit is groter dan de jouwe!” Zoals meestal in dat narcistische spelletje is men genereus met andermans goed, i.c. met het leefklimaat in de volkswijken, de belastinggelden van de werkmensen, de financiële draagkracht van de sociale zekerheid, het gebedshuis van de parochianen. Waarom stellen ze hun eigen slaapkamer niet ter beschikking?

Kerkelijke waterdragers van illegalen en asielbedriegers doen heel neerbuigend tegen mensen die de democratisch gestemde wetten willen doen toepassen, zo van: “Heiligen zoals wij hoeven zich niets aan te trekken van racistische zondaars als jullie.” Zelf ben ik niet in een positie om tegenover hen zulke houding aan te nemen. Ik spreek hen aan als een zondaar zijn medezondaars. Inzake de zonde van hulp aan wetsonduikende settelaars heb ik namelijk zelf boter op het hoofd.

Als oriëntalist ken ik talloze vreemdelingen, en die vragen me regelmatig om hulp voor vers gearriveerde kennissen. Het begon met een Chinees gezin dat ik rond 1984 meenam naar de zitdag van Gaston Geens in het ACW-gebouw in de Leuvense Bondgenotenlaan om hun verblijfssituatie te regulariseren. Recent schreef ik nog steunpetities voor een Koerdisch en een Srilankaans gezin die eigenlijk veilig naar huis terugkunnen en dus geen “vluchteling” meer zijn, maar die gewoon liever hier blijven nu de kinderen goed geïntegreerd zijn in het Vlaamse onderwijs. Erger, toen mijn vrouw gerechtelijk tolk voor Hindi en Oerdoe was en wij veel contact hadden met asielaanvragers zowel binnen als buiten de officiële context, heb ik nooit mijn burgerplicht gedaan door mensen te verklikken van wie ik uit vertrouwelijke gesprekken wist dat hun asielverhaal gelogen was. Zelfs Ayaan Hirsi Ali is met een leugen in Nederland binnengeraakt (ze groeide niet op in oorlogsland Somalië maar in Kenia), en is zij soms geen aanwinst? Ik begrijp dus zeer goed het verschil tussen verstandige collectieve maatregelen gedecreteerd van bovenaf en de sympathie die je ontwikkelt voor concrete mensen die hier moeite doen om zich te integreren.

Maar we moeten de algemene regel niet afschaffen in naam van de individuele uitzondering. Er is nu eenmaal een enorm verschil tussen enkelen en massa’s, zoals er verschil bestaat tussen een beek en een overstroming. Dat ze allebei uit water bestaan, impliceert niet dat ze even welkom zijn. Spijts mijn vriendschap met enkele mensen die door de mazen van de grenscontrole geraakt zijn, ben ik samen met de democratische meerderheid vóór grenzen die opdringerige mensenmassaís buiten houden.

In afwachting moeten de individuele dossiers met het nodige onderscheidingsvermogen behandeld wordt. Maar onderscheidingsvermogen (“power of discrimination”, foei!) is natuurlijk taboe bij de “heiliger dan gij”-antiracisten. Prof. Etienne Vermeersch noemde het geval van goedgelovige ijveraars die zich uitsloofden voor een “politiek vluchteling” die bij nader onderzoek een voortvluchtige misdadiger van gemeen recht bleek te zijn. (Morgen Beter, VRT-één, begin mei) De lummels die de eigen sfeer van een kerkgebouw niet respecteren, verraden duidelijk genoeg hun minachting voor onze samenleving en onze wetten.

Hoe vaak hebben we in deze discussie niet de verwijzing naar de parabel van de Barmhartige Samaritaan gehoord. Volgens sentimenteel-extremisten beduidt die dat je je huis moet openstellen voor iedereen, ook voor inbrekers en bedriegers, terwijl de Samaritaan zelfs die eerlijke gewonde helemaal niet in zijn huis opnam, maar hem in een herberg onderbracht en dan alleen voor zolang zijn revalidatie duurde. De Samaritaan vergooide het erfdeel van zijn kinderen niet, zoals de bisschoppen van ons verlangen met hun lichtzinnige politiek van open grenzen.

Koenraad Elst

Belgie mag "God" op de blote knieen danken dat ze een goed geinformeerde wetenschapper hebben in de naam van Koenraad Elst. In Nederland hebben we ook een magere oogst met arabist Jansen.
Het gros van de Belgische leiders lijken volkomen verstrikt in hun eigen illusies over de Islam; ze negeren simpel weg het feit dat de inhoud van de Koran heeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel anders is als bijvoorbeeld de Bijbel of
andere religeuze geschriften.
Er zijn gewoon geen Hindoeistische of Boedistische aanslagen zoals 9/11, Madrid, Bali of Londen, punt.
Kunnen de betreffende Belgische leiders a.u.b. een langdurig werkbezoek maken aan Saudi-Arabie of Pakistan?

(Ook de Nederlandse leiders zijn momenteel niet meer dan "een ogen" in het continent der blinden!)

Samaritaan

De parabel van de Barmhartige Samaritaan wordt op twee manieren misbruikt in discussies over vreemdelingenbeleid. De Samaritaan helpt uit naastenliefde iemand die voor hem een vreemdeling is, maar Koenraad stelt terecht dat hij de vreemdeling niet in zijn huis opnam. Soms valt de nadruk op de Samaritaan die zelf een vreemdeling is; en dan slaat de fantasie van de predikant op hol en schakelt hij over op de Barmhartige Marokkaan.

Maar wat is de boodschap precies? De parabel gaat over iemand die beroofd was en halfdood achtergelaten. Twee religieuzen boden geen hulp, terwijl die juist zo’n goede naam hadden. Jezus verrast dan doordat in zijn verhaal de hulp komt van een Samaritaan, iemand waarop algemeen werd neergekeken. De boodschap is niet zozeer dat vreemdelingen goed zijn, maar dat naastenliefde van onverwachte kant kan komen.

Laten we dat eens politiek incorrect naar het heden vertalen. Het slachtoffer is een autochtoon in een grote stad, die de lasten van de multiculturele samenleving draagt; misschien is hij ook beroofd en mishandeld. Hij krijgt lange tijd geen enkele hulp; zeker niet van zelfvoldane predikanten van de gewone kerken, en van de linkse kerk. Eindelijk komt er iemand die hulp biedt, zelfs met gevaar voor eigen leven. De nieuwe Samaritaan is een verachte, rechtse persoon - DeWinter, Fortuyn, Verdonk of Wilders.