Het Vergeten Democratisch Verleden van Fosses-la-Ville

Wij leven niet in een democratie, ook niet op lokaal vlak. Wij leven in een particratie. De bewering dat het volk wél soeverein is, en dat wij wel degelijk in een democratie leven, is in politiek en maatschappelijk opzicht de moeder van alle leugens. Deze leugen vormt het sluitstuk van het nieuwsprakerig discours, waarmee de politieke klasse en de pers ons dagelijks bestookt. De waarheid is, dat het volk inzake wetgevend werk absoluut niet het laatste woord heeft. Het zijn de partijhoofdkwartieren die beslissen, en de zogenaamde volksvertegenwoordigers stemmen in het parlement niet overeenkomstig de wil uit van het volk, maar volgens de instructies van hun partijleiding. Het logisch gevolg is, dat de burgers de politieke machthebbers wantrouwen (blijkens een recent GfK-onderzoek vindt slechts 15% van de West-Europeanen de politici betrouwbaar; zie www.gfk.com , 10 08 04). In een daadwerkelijke democratie is het uiteraard onmogelijk, dat de wetgevende macht berust bij een groep mensen die door de grote meerderheid van de bevolking niet wordt vertrouwd. In een particratie kan dit natuurlijk wel.

Ook op gemeentelijk vlak delen de partijen de lakens uit, en zijn de burgers niet soeverein. Ook een gemeentebestuur kan perfect maatregelen goedkeuren die door de meerderheid van de burgers niet worden gewild. De burgers kunnen zo’n ongewenste maatregel niet ongedaan maken. Hooguit kunnen ze enkele jaren nadien een andere gemeenteraad kiezen, die het hopelijk beter doen. Maar garanties zijn er niet.

Natuurlijk kan het anders. In onze contreien hebben wel degelijk interessante vormen van lokale democratie bestaan. Uiteraard wordt dit niet onderwezen in ons staatsgecontroleerd onderwijs. Aan onze kinderen moet volgens de politieke klasse kost wat kost worden wijsgemaakt, dat wij leven in een democratie. Dat staat nauwkeurig beschreven in de eindtermen, die onze politieke voogden hebben opgesteld. Hoe in Europa eeuwenlang, op allerhande plaatsen, daadwerkelijke democratische ervaring werd opgedaan, wordt zorgvuldig uit beeld gehouden.

Fosses-la-Ville

Fosses-la-Ville is een klein stadje in het arrondissement Namen. Het maakte deel uit van het prinsbisdom Luik. De hoofdkerk van Fosses-la-Ville is gewijd aan één van Ierse monniken die onze streken kerstenden: Sint-Foilianus ofte Saint Feuillen. De stad kent diverse merkwaardige tradities, zoals de zevenjaarlijkse ’marche septennale’ ter ere van de patroonheilige, waarbij allerhande compagnieën (Congolezen, Mamelukken, Zoeaven enz.) een tocht houden door bos en veld, en waarbij nogal wat geweerschoten worden gelost, ondermeer doorheen de kerkdeur die hiervan overvloedig de sporen draagt (een verwant gebeuren is de jaarlijkse omgang in het Brabantse Lembeek ter ere van Sint Veronus). De straatnamen in de gemeente zijn tweetalig Frans-Waals.

Verder kende Fosses-la-Ville vanaf de veertiende eeuw tot aan de Franse revolutie een merkwaardig, eeuwenlang durend democratisch regime.

De plaatselijke ere-vrederechter Jean Lecomte heeft over het ontstaan en de werking van de lokale democratie in Fosses-la-Ville een gedetailleerd boek geschreven, dat werd heruitgegeven door het plaatselijke Syndicat d’Initiative (Jean Lecomte “L’éveil de la démocratie à Fosses-la-Ville aux XIIIe et XIVe siècles” 1995, 2003).

Het prinsbisdom Luik ontwikkelde in de loop van zijn geschiedenis een maatschappelijke orde, die in vele opzichten vooruitliep op zijn tijd. Zo werd reeds in de 12de eeuw het principe van de onschendbaarheid van de woonst ingevoerd, dat tot de vijftiende eeuw een absoluut karakter had. Gerechtsdienaren mochten dus onder geen enkel voorwendsel de woning van zelfs de armste bewoner betreden. Daarna werden enkele correctieven ingevoerd, om tot arrestatie van misdadigers te kunnen overgaan die zich in een woning hadden teruggetrokken. Het was dan niet de gerechtelijke macht, maar de verkozen burgemeester, die hiervoor de toestemming moest geven (Lecomte 2003, p.135). De prinsbisschop kon geen wetten uitvaardigen die ingingen tegen de wil van de Staten-Generaal (waarin de diverse geledingen van de bevolking waren vertegenwoordigd), hetgeen onze nationale geschiedschrijver Henri Pirenne deed schrijven:
"Jusqu’à la fin de l’ancien régime, l’organisme politique liégois a conservé, dans ses grandes lignes, une forme républicaine. Das aucun autre territoire, les ‘Etats’ n’ont joui d’aussi larges prérogatives et d’une autorité aussi grande” (Histoire de la Belgique, p.200; geciteerd door Lecomte p.97).
In het prinsbisdom werd, na een opstand in 1343, ook een ‘rechtbank van de 22’ ingesteld, waarin door de steden aangeduide rechters de absolute meerderheid bezaten (Lecomte p.106-107). Lecomte vat samen:
“En 1400, les soulèvements populaires avaient porté leurs fruits, et les ‘Paix’ du XIVe siècle avaient à ce point limité les pouvoirs des évêques de Liège que le gouvernement du pays était beaucoup plus proche de la république que de la monarchie” (p.113).


De stad Fosses verwierf een verkozen gemeenteraad rond 1318. Hieraan zijn een hele reeks conflicten met de feodale machthebbers voorafgegaan. Beslissend was de zogenaamde Vrede van Fexhe (18 juni 1316) die een soort grondwettelijk charter vastlegde voor het prinsbesidom Luik. Dit charter perkte de wetgevende en gerechtelijke speelruimte van de prinsbisschop drastisch in. Vanaf 1316 diende iedere nieuwe prinsbisschop bij zijn troonsbestijging trouw te zweren aan de bepalingen van de vrede van Fexhe (Lecomte p.114). Door dit akkoord, ondertekend door de goede steden Hoei, Dinant, Sint-Truiden, Maastricht, Tongeren, Fosses, Couvin en Thuin, ontstond de ruimte om een daadwerkelijke lokale volkssoevereiniteit in te stellen.

De preciese organisatie van het lokale bestuur in Fosses-la-Ville kennen we erg uit een charter van 11 december 1447. Het dagelijks bestuur werd gevormd door een gemeenteraad, die jaarlijks werd verkozen. De verkiezing gebeurde op Pinksteren. De keuze van deze dag is niet toevallig:
“Les Chrétiens invoquent le Saint-Esprit lorsqu’il doivent prendre des décisions importantes” (Lecomte 2003, p.130).
De gezinshoofden van de burgers verzamelden zich dan bij de benedenpoort van Fosses, en duidden de leden van de gemeenteraad aan met meerderheid van stemmen. Na de veertiende eeuw werden die volksvergaderingen per wijk gehouden, maar in wezen bleef het systeem ongewijzigd. Niet enkel de burgers in de stad zelf, maar ook de ‘bourgeois forains’ uit het omliggende platteland stemden mee.

Verkozen werden twee burgemeesters en tien gemeenteraadsleden. Dit aantal van twaalf verkozenen genoot de algemene voorkeur, en kwam ook in Luik voor. Eveneens uit Luik stamde de keuze voor twee burgemeesters. Historisch gezien vloeide deze praktijk voort uit de strijd die zich in de dertiende eeuw afspeelde tussen de edellieden en het gemeen in die stad: geen van beide partijen wilde het burgemeestersambt overlaten aan de andere. In Fosses speelde dit conflict geen rol, maar toch was het ontdubbelde burgemeesterschap een gunstige regeling:
“la désignation de deux personnes à la tête d’un organisme d’intérêt public était de nature à éviter certains errements” (Lecomte 2003, p.132).
De gemeenteraad omvatte naast de twaalf nieuw verkozenen ook nog de twee burgemeesters van het vorige jaar, een wijze maatregel die de continuïteit van het bestuur ondersteunde.

De verzameling van bijeengekomen burgers werd de ‘Généralité’ genoemd. Zij duidde niet enkel de gemeenteraad aan, maar was ook bevoegd voor alle belangrijke zaken. De gemeenteraad kon dan niet zelf beslissen, maar diende een volksvergadering bijeen te roepen. Lecomte somt de volgende bevoegdheden op, die onvervreemdbaar tot de prerogatieven van de ‘Généralité’ behoorden ondermeer:
  • uitvaardiging van nieuwe reglementen en statuten
  • verkoop of hypothekering van gemeentelijke goederen
  • belangrijke werken
  • goedkeuring van de eindejaarsrekening
  • opleggen van belastingen (‘taiiles’)

Het was de taak van de burgemeesters om de ‘Généralité’ samen te roepen wanneer op zo’n domeinen een beslissing genomen moest worden. De taak van de gemeenteraad was in wezen uitvoerend: de lopende zaken dienden behartigd te worden, maar nieuwe principes en zwaarwegende besluiten dienden steeds direct door de burgers goedgekeurd te worden. Te noteren valt dat dit democratisch regime perfect kon functioneren zonder politieke partijen.

Lecomte onderstreept terecht het kwalitatief verschil tussen het direct-democratische regime van Fosses en het huidige systeem, waarin niet de burgers maar wel de gemeenteraadsleden de grote beslissingen treffen:

“...entre le conseil communal de Fosses au moyen âge et le même conseil d’aujourd’hui, il existe une différence essentielle. De nos jours, le conseil édicte des règlements urbain et vote des impôts communaux. Rien de tel n’existait au XIVe siècle. Le pouvoir législatif communal appartenait essentiellement à la ‘généralité’, c’est-à-dire à l’assemblée générale des bourgeois invités à se prononcer sur toutes les affaires qui, en dehors de l’administration courante, mettaient en cause les intérêts de la communauté urbaine” (Lecomte 2003, p.154).


Het recht om deel te nemen aan de verkiezingen was in Fosses verbonden met het burgerschap. Men kon niet stemmen zonder burger te zijn van de stad. Aan de stemming werd deelgenomen door de gezinshoofden; vandaar dat vrouwen maar weinig aan de stemhandelingen deelnamen:
“Aucun texte (...) n’excluait les femmes des offices publics, mais en pratique les usages réservaient ceux-ci aux hommes. Cependant, lorsque les assemblées de la communauté réunissaient tous les chefs de ménage, les femmes y prenaient part si elles assumaient la responsabilité de leur foyer familial” (Lecomte 2003, p.141).


Het burgerschap kon door iedere inwoner aangevraagd worden. Na toestemming vanwege de gemeenteraad werd de aanvraag publiek bekendgemaakt , waarna de burgers nog twee weken hadden om gegronde bezwaren tegen de aanvrager uit te spreken. Daarna werd de postulant, na de betaling van vier stuivers kosten en na het afleggen van een eed van respect jegens de stadsinstellingen en de ‘Lettres del Paix’ (waarin de burgerlijke vrijheden en plichten worden beschreven) definitief burger van Fosses. De burgers van Fosses hadden naast rechten ook verplichtingen: ze moesten de stadswallen bewaken en de stad in geval van oorlog verdedigen (p.149). Burgers die elders gingen wonen, verloren dan ook hun burgerschap, maar herwonnen dit van zodra ze één nacht terug hadden doorgebracht in Fosses (p.147). Bij bepaalde overtredingen, zoals moord of meineed, verviel het burgerschap (p.168).

Lessen

Volgens Lecomte (p.192) heeft de Belgische constitutie aan de bewoners van Fosses-la-Ville niet meer burgerrechten toegekend dan ze reeds vijfhonderd jaar voordien bezaten, met uitzondering van de godsdienstvrijheid. Maar de vraag naar dit laatste recht was tijdens de Middeleeuwen zonder voorwerp, omdat de enig bestaande godsdienst door iedereen werd aangehangen, zodat niemand aanstoot nam aan de eis, dat slechts een gedoopte het burgerschap kon opnemen. De moderne loskoppeling van het stemrecht van het status van gezinshoofd moeten we beschouwen als een ander element van democratische vooruitgang. Maar afgezien van deze elementen luidt het verdict overduidelijk, dat de bevolking van Fosses aan het begin van de eenentwintgste eeuw veel minder democratische rechten bezit dan vijfhonderd jaar geleden. De burgers van Fosses-la-Ville konden vijfhonderd jaar geleden zelf via directe stemming hun belastingen vaststellen, over de uitvoering van grote werken beslissen, of hun burgemeester benoemen. Nu zijn ze, zoals alle burgers in dit land, deze rechten kwijtgespeeld aan de politieke klasse en aan het particratisch regime.

Waarom heeft het direct-democratisch bestuur in Fosses-la-Ville zolang kunnen bestaan? Eén belangrijk element was natuurlijk, dat de stad hoorde bij het prinsbisdom Luik. Fosses was niet de enige stad met zo’n direct-democratisch bestuur. In de veertiende eeuw trof men ook elders in het prinsbisdom Luik vormen aan van direct-democratisch bestuur (ondermeer in Dinant, Hoei en Ciney - zie p.154). Fosses zelf vormde een opvallende enclave temidden van het hertogdom Namen, waar de burgers niet dezelfde vrijheden konden verwerven:
“Fosses constituait une sorte d’îlot démocratique enclavé dans le comté de Namur où cette cité ne possédait auncune autonomie législative ou judiciaire et où ses habitants n’avaient pas le droit d’élire leur magistrat”(Lecomte p.192).


Maar ook binnen het prinsbisdom Luik vormde Fosses een democratisch hoogtepunt. In deze stad bleef bijvoorbeeld de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester bestaan tot in de 18de eeuw. In de 15de eeuw gebeurde dit ook in andere steden van het prinsbisdom, doch de prinsbisschoppen probeerden steeds weer om invloed te krijgen op deze bezetting van deze belangrijke functie, en ze slaagden erin om overal de rechtstreekse verkiezing af te schaffen - behalve dus in Fosses-la-Ville. Dit heeft vermoedelijk te maken met een ander element, dat door Lecomte als volgt wordt beschreven:
“Fosses n’a pas connu comme d’autres villes liégoises, la dictature urbaine des corps métiers. A Liège, à la fin du moyen âge, il fallait faire partie d’un métier pour accéder aux fonctions du conseiller communal, et les votes se faisaient selon une hiérarchie qui honorait d’abord les officiers en fonction, les officiers sortants et les maîtres par rangs d’âge; les compagnons ne venaient qu’en dernier lieu. A Dinant, c’étaient les batteurs de cuivre qui faisaient la loi. Bref, le pouvoir communal était concentré dans les mains d’une couche de la population et ce régime qui avait remplacé l’oligarchie des lignages, tendait à devenir un despotisme corporatif. A Fosses, en revanche, on ne trouve aucune trace de prise de pouvoir par des gens de lignage ou par des gens de métiers. Le renouvellement annuel du conseil communal et le recours au referendum pour statuer sur toutes les affaires mettant en cause des intérêts communs, garantissaient le maintien de la souveraineté de la généralité” (Lecomte 2003, p.194).
Dat de gilden in Fosses minder sterk waren, heeft wellicht te maken met het feit dat in deze stad niet, zoals elders meestal het geval was, gespecialiseerde economische activiteiten werden ontwikkeld. Democratie is duidelijk een instelling, die voortdurend moet verdedigd worden. Democratie komt er niet zonderslag of stoot, en werd door de burgers van Fosses pas verworven na een aantal opstanden in de veertiende eeuw. Maar ook nadien is waakzaamheid geboden. Belangengroepen en zelfverklaarde elites hebben voortdurend de neiging om de democratische instellingen te usurperen. Dat is wellicht de belangrijkste les die we kunnen trekken uit de geschiedenis van Fosses. Democratie vereist bij de individuele burgers een niveau van bewustzijn en alertheid, dat haalbaar is doch ook verloren kan gaan. Democratie is nooit vanzelfsprekend, en moet steeds opnieuw worden verdiend. Men kan zich niet voor eens en altijd installeren in een democratisch regime, om vervolgens veilig in te dommelen.

Op het einde van zijn studie maakt Lecomte duidelijk, dat hij geen hoge pet opheeft van het huidige politiek bestel:
“...’la fiction de la souveraineté du peuple sert à masquer l’occupation du pouvoir par des partis qui tendent de plus en plus à ne représenter qu’eux-mêmes. Chaque homme dans nos assemblées publiques doit voter avec son parti et il est ‘compté’ dans le groupe de celui-ci avant même d’avoir pris son siège’ (...) les décisions se prennent dans le secret des états-majors des partis et les prétendus représentants du peuple votent docilement selon leurs instructions” (Lecompte 2003, p.189; citaat van J.-P.Goffinon).
Wie kan de schrijver ongelijk geven? De huidige zogenaamde democratie is inderdaad een fictie, en particratie is onze bittere realiteit. Om ons van het bestaande leugenregime te bevrijden, dienen we eerst en vooral deze waarheid frontaal onder ogen te zien. En om die waarheid te doorgronden, is kennis van het verleden een absolute noodzaak. Lecomte heeft daartoe een inspirerende bijdrage geleverd.

Jean LECOMTE “L’éveil de la démocratie à Fosses-la-Ville aux XIIIe et XIVe siècles” (Fosses-la-Ville: Syndicat d’Initiative 1995, 2003)