Waarom Loopt het Mis met de Opvoeding van Mohammed?
From the desk of Marij Uijt den Bogaard on Tue, 2007-03-27 22:37
“Het is jullie schuld”, zegt Achmed. Samen met een vijftiental vaders zitten we met muntthee rond de tafel, het gespreksonderwerp is opvoeding en beleid. De vaders knikken. “Jullie geven onze kinderen geld, waardoor ze niet meer luisteren,” klinkt het.
Achmed neemt het woord en geeft zijn visie op opvoeden in Vlaanderen: “Wij vragen toch ook niet aan een agent of onderwijzer om bij ons aan de keukentafel te komen zitten. Wij zijn voor het gedrag van kinderen verantwoordelijk tot aan de voordeur. Daarna horen politie en school hun werk te doen,” zegt Achmed, en de vaders knikken instemmend.
In hun visie is het helemaal niet hun taak als ouders om verantwoordelijkheid te nemen voor jongeren buiten de deur. “Jullie werken ons tegen om jongeren te doen luisteren,” menen de mannen. De vaders vertellen hoe in hun ogen de verregaande rechten die mensen binnen onze samenleving krijgen hun greep op hun kinderen verzwakt en hen voor schut zet. Is het dan vreemd dat de vaders oordelen dat de staat het maar moet uitzoeken met hun jongeren die het slechte pad opgaan? Volgens de vaders zelf niet, de samenleving vraagt er gewoon om, vinden zij.
Wat gebeurt er als hun jongeren niet naar de vaders luisteren? Dan slaan ze de voordeur achter zich dicht en hollen naar een sociale dienst. Daar krijgen ze een uitkering, die ze uitgeven aan verkeerde zaken, alcohol en sigaretten. Nog voor het einde van de maand zijn ze door hun centen heen en sluipen dan bij moeder de keuken in, richting koelkast. Moeder luistert ook al niet meer naar vader en ondanks zijn uitdrukkelijk verbod, geeft ze toch te eten... met als gevolg ruzie in het huishouden!
Waarom? Omdat de Belgische staat alles toelaat, als ze hun kinderen eens een stevige tik geven, halen ze er allerlei instanties bij, en dan zijn de vaders de schuldigen! De vaders zijn het met elkaar eens: als de staat het dan beter weet, dan zoeken zij het maar uit met die kinderen van hen die nergens nog naar luisteren. De meeste vaders wonen hier meer dan twintig jaar, voor het eerst praten zij openlijk over hun standpunt over opvoeding, onderwijs, ouderlijk gezag en samenleving. Hun standpunt is duidelijk. Opvoeden is hun taak tot aan de voordeur en als de samenleving het beter weet, dan is dit hun probleem en niet van de vaders.
Jongeren zelf kijken er weer helemaal anders tegenaan. Mohammed rookt. Zijn vader vond het pakje in zijn jaszak en gooide hem de straat op. Waar Mohammed naar toe moet, kan vader even niet schelen. Hij mag er niet meer in omdat hij rookt.
Mohammed is meerderjarig, zit zonder werk en diploma. Ietwat gegeneerd doet hij zijn verhaal. Natuurlijk wil hij best respect hebben voor zijn vader, maar hij wil ook roken. Dat mag hij toch zelf beslissen, niet? vraagt hij. Van mij wel, naar niet van zijn vader. Roken is in strijd met de koran en daarom verboden; wie zich niet aan de regels houdt, krijgt straf en zoekt het maar uit.
Mohammed heeft het gevoel dat hij overal over moet liegen, om zijn vader een beeld voor te houden dat deze acceptabel vindt over zijn zoon. Over zijn echte leven, zijn Vlaams vriendinnetje, het uitgaan, alcohol of roken kan hij met geen woord reppen tegenover zijn ouders of bij de imam. Dat zou volgens Mohammed “niet respectvol” zijn.
Om de kloof tussen wat ouders bieden en de samenleving verwacht te dichten, werd in samenwerking met een lokale Marokkaanse vereniging een avond georganiseerd over onderwijs voor Marokkaanse ouders. In het belang van de kinderen, omwille van hun toekomst en hun kansen in de Vlaamse samenleving. Dat was niet naar de zin van de moskee.
Daar leeft de visie dat een goede moslim niets nodig heeft, behalve een plaats om te bidden. Andere vormen van verenigingsleven worden met grote argwaan bekeken.
De avond werd dan ook geboycot. Affiches werden afgerukt en niemand kwam opdagen. Op het geplande informatiemoment over onderwijs werd er eten geserveerd in de moskee. Iedereen zat aan tafel. Na lang aandringen per telefoon kwam er dan toch een kleine delegatie van vijf mensen. Dat twee ambtenaren overuren maken, er een zaal is gehuurd, drank, koekjes en koffie staan mooi te wezen, is blijkbaar niet belangrijk.
Het middenveld kijkt de andere kant op. Gehakketak over subsidie en wie moet ondersteunen tussen middenveld en integratiediensten, zorgt dat de steeds verder zieltogende Marokkaanse vereniging, en dus de enige partner die met het beleid wilde samenwerken, binnen de kortste keren uit de wijk verdwenen is, zonder begrafenis. Het heengaan wordt netjes in enkele vergaderingen gemeld, de benoeming van het probleem, de stugge houding vanuit de moskee, wordt filosofisch opgevat. “Dat bestuur van die moskees die moeite hebben met andere vormen van verenigingsleven gaat vandaag of morgen dood. Dan is het probleem ook over”, redeneert een integratiedienst. In mijn ogen is die redenering kortzichtig.
Ouders wisten vaak niet eens op welke school hun kinderen zaten en nog minder in welk studiejaar of richting. Zij gingen nooit naar een ouderavond en hadden geen contact met de school. Vaak spraken beide of minstens één ouder geen tot slecht Nederlands. Jongeren zijn niet gemotiveerd om de school af te maken. Het is er nooit leuk geweest, ze studeren niet in richtingen die hun belangstelling hebben en de onzekere werkmarkt doet de motivatie helemaal zakken; in hun omgeving zijn weinig rolmodellen met perspectief op een andere en betere toekomst.
Thuis zit niemand hen achter de broek, wie zou dit moeten doen? Vader die meent dat de school behalve onderwijzen, ook nog moet opvoeden en zijn zoon vergeet als hij de straat opstapt? Moeder? Die hoort naar vader te luisteren, simpel toch? Vaak zelf analfabeet, is de moeder niet eens bij machte enige ondersteuning aan haar kinderen te bieden.
Communicatie hierover, zo bleek, is niet afhankelijk van inspanning van het beleid, maar van het onderlinge mijnenveld tussen moskees en verenigingen, een vaststelling die menig keer bevestigd werd. Dat probleem wordt door het middenveld niet opgepikt, vanwege strategische overwegingen die te maken hebben met eigen positie en niet met het probleem oplossen. Integratiediensten die de regiefunctie hebben, weten met vragen hierover ook geen blijf, want die verenigingen en middenveld zijn geen stedelijke, maar Vlaamse bevoegdheid, wordt als verklaring gegeven.
Een simpel probleem, en een poging om vanuit beleid op wijkniveau gewoon met Marokkaanse ouders tot dialoog te komen over opvoeding en het belang van onderwijs blijkt een onmogelijke zaak waar het hele welzijnapparaat niets aan kan doen. Waar dient het dan voor? Die logische vraag is binnen de ambtenarij een ticket richting brandstapel, zo lijkt het.
Bovenstaand probleem is niet gewoon een groep bewoners met onrealistische verwachtingen tegenover de samenleving wat opvoeden betreft, waar je als beleid wat aan moet doen, maar een “intercultureel conflict”. Dus schuift een allochtone collega mee aan tafel. Waaruit de bijdrage op basis van origine bestaat, ontging me vaak. Wat moet ik ermee dat “Marokkanen nu eenmaal negatief tegenover de overheid staan vanwege hun ervaringen in Marokko”? We zijn niet in Marokko.
Natuurlijk worden de problemen wel erkend, maar een werkelijke oplossing komt niet uit de bus en er wordt alleen “verduidelijkt” waar het culturele verschil zich bevindt. De oplossing wordt gezocht in de perceptie van de ambtenaar. Die moet begrip hebben voor de cultuur en de bijbehorende kijk op familiale verhoudingen, opvoeding versus samenleving, en geduld hebben. Dat willen we best, maar mag erop gewezen worden dat wij daar in veertig jaar niets mee opgeschoten zijn?
Er staat ‘wij.’ De samenleving weet zich langzamerhand geen raad meer met de verantwoordelijkheden die gedragen moet worden en die in wezen over opvoeding gaan. De politie controleert of jonge boosdoeners hun huisarrest naleven. Pleinwerkers proberen te voorkomen dat het zo ver komt en straathoekwerk biedt een luisterend oor.
Wat doen ouders nog zelf en waarom mag die vraag niet gewoon gesteld worden? Wie hierin een beschuldigende vinger ziet, moet zich ervan bewust zijn dat dit niet de mijne is. Ondanks de afstand in opvatting, zitten vaders met dezelfde frustraties als de samenleving. Hun kinderen doen het niet goed. Zij zijn vanwege hun betrokkenheid medestanders, maar begrijpen geen snars van de hun omringende samenleving en de verwachtingen die hier leven. Daar zit het probleem en daar moet aan gewerkt worden.
Daarover praten, is de eerste stap. Moskees die dit tegenwerken, horen op de vingers getikt te worden. Door een middenveld dat subsidie ontvangt en integratie hoort te bevorderen. Wie hierbij de regiefunctie heeft, de integratiedienst, hoort erop toe te zien dat indien veldwerkers melden dat het voeren van zelfs maar dialoog niet lukt, dit probleem aan de orde wordt gesteld via binnen de kanalen die hiervoor in het leven geroepen zijn. Anders blijven we dweilen met de kraan open en lopen welzijnswerkers niets anders te doen dan brandjes blussen en problemen ‘meenemen’ naar de zoveelste vergadering die behalve gezellig ‘samen zitten’ tot geen enkele vorm van oplossing bijdraagt.
Dit los je ook niet op door bovenop jongerenwerk, projectontwikkeling, pleinontwikkeling, buurttoezicht, buurt- en doelgroepregisseur, straathoekwerker en jongerencoach dit leger nog verder uit te breiden met de zoveelste welzijnswerker. Wel door de vraag te stellen waarom het hele apparaat niet rendeert, niet eens een dialoog op wijkniveau gang krijgt. Als dit niet onderzocht kan worden, tekenen we voor de volgende veertig jaar achterstand van eerste, tweede en derde generaties waarvan de samenleving steeds meer verwachtingen koestert.
Het betalen van de toekomstige pensioenen is er een van, tijd om dus eindelijk eens te beginnen aan open dialoog, voorbij het spanningsveld tussen links en rechts. Zou de politiek van morgen daar ooit de moed voor vinden of blijven we leuteren over opvoeden als een ‘intercultureel conflict’?
eenvoudige oplossing
Submitted by George2 on Wed, 2007-03-28 13:54.
Als men zijn/haar Belgische verplichtingen niet uitvoert dan heeft men geen Belgische rechten. Gedaan met weigeren om te studeren en dan het slachtoffer uithangen op andermans kap.
Op enkele uren vliegen van hier, sterven er mensen van honger.
Zet 'onze' slachtoffers op het vliegtuig en laat ze hun beklag doen tegenover die hongerigen. Men moet socialist zijn om naar dit soort luxe geklaag te willen luisteren.