Allochtonen Moeten Zich Aanpassen. Regels Gelden voor Iedereen

Een Genks bedrijf wil dat allochtone personeelsleden Nederlands spreken, ook in de refter. HP Pelzer, een toeleveringsbedrijf van Ford Genk, hanteert de regel dat alle 125 werknemers Nederlands spreken, uit veiligheidsoverwegingen en uit respect voor de collega’s. Het bedrijf heeft ongeveer 70 procent allochtone personeelsleden, met een mengelmoes aan nationaliteiten. De Turkse delegatie overheerst. Drie inbreuken met schriftelijke verwittiging kunnen tot ontslag leiden, heeft de bedrijfsleiding beslist. Het plan werd volgens de directie ook in de zeer divers samengestelde ondernemingsraad goedgekeurd.

Volgens directeur Human Resources Geert Vermote leidde het systeem tot nog toe slechts tot drie overtredingen. Vermote zegt ook geen probleem te hebben met het feit dat vier Turken tijdens de pauze Turks onder mekaar praten, maar stelt dat het Nederlands verplicht is zodra ze gezelschap krijgen van iemand van een andere origine.

De personeelsleden gingen over de spelregels en de dreiging met ontslag hun beklag doen bij ABVV-diversiteitsconsulent en SP.A-politicus Selahattin Koçak en bij vakbondssecretaris Rogier.

Dat is toch een schitterend bedrijf, zeg nu zelf 70 procent allochtone werknemers! En dat geeft als resultaat dat een logische verwachting, onderling collegialiteit en communicatie, niet langer vanzelfsprekend is omdat dit botst met mensen die hun Turkse identiteit voorop zetten?
In Turkije noemen ze die groep die de Turkse identiteit voorop zet “grijze wolven,” maar dat onderscheid maken wij niet. Voor ons is een Turk een Turk.

Dat mag u me niet kwalijk nemen dat ik zo blij ben dat dit aspect van identiteit, de taal, eens ter spraken komt. Jaren zag ik hoe kinderen binnen Turkse families in het Turks werden opgevoed tot de dag dat er naar school gegaan wordt omdat taal als essentieel onderdeel werd gezien van de Turkse identiteit.

Een Turkse collega vertelde me over haar ervaring met taal en identiteit, Als achtjarig meisje uit een Turks dorp, kwam ze op een Katholieke Vlaamse school terecht. Al snel waren er veel Turkse meisjes die in het kader van gezinshereniging met vaders van de eerste generatie, de weg naar de Katholieke school vonden. De nonnetjes waren heel lief en begripvol. Zo mochten de meisjes onderling en op de speelplaats gerust Turks spreken. Dat had volgens de collega tot gevolg dat ze geen goed Vlaams leerden. Het grootste gedeelte van de dag sprak ze op school gewoon Turks, net als thuis.

Dat zag ze als de oorzaak waarom haar studie binnen hoger onderwijs mislukte. Haar taal was ontoereikend ontwikkeld om ingewikkelde begrippen te vatten of helder inhoudelijk daarover te communiceren. Ze gaf de studie op, trouwde met een man uit Turkije, en kreeg kinderen die volkomen in het Turks worden opgevoed. “Omdat,” zo gaf de collega als verklaring, “mijn kinderen moeten weten wie ze zijn: hun identiteit is Turks.” Later zouden ze wel Nederlands leren op school.

Dat lukt niet meer. De kleuterklasjes zitten vol kindjes van Berberse, Turkse of andere “identiteit,” met een achterstand in taal die nooit meer ingehaald wordt omdat tijdens de hele schoolcarrière er vanuit thuis onvoldoende taalprikkels zijn.

Maar ook de werkvloer in de sociale sector en welzijnswerk zelf biedt ervaring op gebied van taal en identiteit. Collega’s met als origine “nieuwe Vlamingen” praten onderling Turks of Berbers, en als ze zijn ingezet om als bruggenbouwer te fungeren naar een doelgroep, gebeurt dit ook in de taal die hun etnische identiteit bepaalt. Dat ondertussen Wim er als piet snot bij staat en geen toegang krijgt tot dezelfde doelgroep of niet kan mee praten, is geen aandachtspunt. Daarover, ook al zijn er regels die bepalen dat op de werkvloer Nederlands gesproken dient te worden, kun je als medewerker maar beter geen vragen stellen. Ook niet over de bedenking dat sommige medewerkers nog verder gaan in hun beleving van identiteit, dat dit vast houden aan taal niet het enige probleem is.

Volgens mijn waarneming identificeren sommige medewerkers zich niet met hun professionele opdracht vanuit een werkgever, maar met de belangen van de doelgroep waar de medewerker zelf toe behoort. Daarin steunt de werkgever vaak de medewerker. Ik verwijs naar een onderzoek door Marjan Van De Maele in 1998-2003 waar een analyse werd gemaakt van het Antwerps “kleurloos” naar “kleurrijk” personeelsbeleid in vergelijking met de gemeente Rotterdam. Daarin verklaart een mannelijke medewerker vanuit zijn etnische identiteit, het toch wel een probleem te vinden om samen te werken met een vrouw. Volgens hem kon dit enkel, als zij een flink eind achter hem liep zodat niemand kon zien dat zij een team waren en bij elkaar hoorden. Werken met een vrouw is gezicht verlies en geeft aanleiding tot roddel.

En vrouwelijke “nieuwe Vlamingen” getuigden dat samenwerking met een mannelijke collega toch wel op weerstand mocht rekenen van hun echtgenoot. Hoe ging het beleid met dit probleem om? Zij hadden begrip voor die culturele eigenheid en zorgden er dus voor dat je een acceptabele partner had. Marokkaanse vrouwen niet met een mannelijke collega en Turkse mannen niet met een vrouw. De houding van medewerkers die weigeren vrouwelijke collega’s als evenwaardig te beschouwen en dit vanuit hun cultuur motiveren, worden dus duidelijk hierin kritiekloos gesteund door het beleid.

De mouw die eraan gepast wordt zelden gericht op het duidelijk accepteren van bijvoorbeeld recht op evenwaardigheid en gelijke behandeling van vrouwen op de werkvloer – regels die bij wet zijn vastgelegd, ook voor mannen die zich beroepen op hun levensbeschouwelijke of etnische identiteit. De ene groep mag dit dus, maar mag iedereen? Mag ook Marieke zeggen:
“Diene Mo? Daar ga ik niet mee over straat, hoor, wat moeten mijn vriendinnen wel niet denken, dat geeft geklets en gezichtverlies!”
“Allez, vooruit, maar wel achter me blijven, Mo. De mensen moeten dat niet zien!”
Zou Marieke begrip krijgen voor haar houding? Zouden werkgevers uit respect voor haar “culturele identiteit” rekening houden met haar bezwaren?
Als Marieke daar niet op moet rekenen, waarom Mo dan wel?
Dus ook: als Marieke Nederlands moet spreken, waarom Mo dan niet?

Er is nood aan duidelijke en klare spelregels die voor iedereen gelden ongeacht identiteit of origine. Het is bemoedigend te zien dat ook bedrijven, zoals HP Pelzer in Genk, daar werk van maken. Het is te hopen dat ook het politieke bedrijf op een dag tot dit inzicht komt. Want ook de politici worden geconfronteerd met het begrip identiteit.

Aboe Jahjah, gewezen voorzitter van de Europese Arabische Liga en Belg geworden via huwelijk met een Vlaamse die nadien snel uit beeld verdween, keerde terug naar Libanon.
Daar vocht hij  tegen Israeli’s? Israël is een bevriende natie en het is Belgen verboden om tegen een bevriende natie te vechten. Jahjah zelf houdt zich op de vlakte, en geeft geen duidelijkheid over zijn optreden in Libanon. Misschien een probleem met het bepalen van zijn “identiteit?”

toren van Babel

Toen zei Hij: 'Nu zijn zij één volk en spreken zij allen dezelfde taal. Wat zij nu doen is nog maar een begin; later zal geen van hun plannen meer te stuiten zijn. Laten wij neerdalen en verwarring brengen in hun taal, zodat de een niet meer verstaat wat de ander zegt (...) en er kwam een eeinde aan de bouw van de stad"

Genesis, 1, 6-8 

Heropvoeding

@pvdh

1) Elementaire beleefdheid is wat men tegenover bijna iedereen moet proberen te tonen, i.e. een miminum 'respect' dat men aan iedere mens, als mens, moet tonen.   Normale uitzonderingen daarop hebben te maken met moorden, branden, verkrachtingen en dergelijke meer, wanneer alleen 'heiligen' nog beleefd zouden kunnen blijven tegenover hun 'tormentors'.   

2) "Niet-elementaire" beleefdheid gaat een stapje verder, m.a.w. men doet dan een poging om anderen tegemoet te komen op een wijze die niet meer 'elementair' (als mens) is, maar eerder een 'speciale' inspannnig vereist.   Bezoekers zouden in principe steeds best pogingen moeten doen om zich aan te passen (in de mate van wat redelijkerwijze mogelijk is) aan andere 'omgevingen', zoniet is het redelijk dat de 'lokalen' of autochtonen de goede bedoelingen van de bezoekers in twijfel zouden kunnen trekken, i.e. dat het niet om een bezoek meer gaat, maar eerder om een 'overname' of impositie.  Taalgebruik kan dikwijls een directe indicatie geven van de echte intenties van de gebruiker (afhangend van de 'omstandigheden', i.e. meestal van de plaats van het gebruik).

3) De intentie van uw schoonvader om uw dochtertje te willen "beschermen" is een goede intentie.  Echter, zijn methode (Frans praten om iets 'onverstaanbaar' te maken) is dat niet noodzakelijk.  Dat hangt eerder af van de 'omstandigheden', en daarover kan men niet veel vertellen op algemene wijze.  U doet er best aan van uw schoonvader te beoordelen op basis van zijn goede intentie , en niet op basis van zijn dubieuse methode.    Deze laatste is zeker geen voorbeeld van "elementaire beleefdheid", maar eerder van "niet-elementaire" beleefdheid.  Het gaat dan om een 'extra' inspanning, die daarenboven duidelijk bij u haar doelstelling mist. 

4) Het is belangrijk dat jongeren leren van een onderscheid te maken tussen futiliteiten en belangrijkheden. U doet het vermoeden rijzen dat een overvloed van ambeterende 'details' in uw jeugd het moeilijk maken om essenties te kunnen zien. Opvoeders, in het algemeen, falen dikwijls. Maar, het blijft riskant van ze te beoordelen op basis van individuele 'producten'. Bij 'groepsproducten' ligt dat anders, en dan worden dergelijke oordelen meer verantwoord.

PVDH

Meneer vanderheyden gaat eens uitleggen hoe rechts denkt: gedachtenpolitie. En dan maar wijzen dat rechts lak heeft aan freedom of speech. Hoe belachelijk schijnheilig. Eerst zelf bepalen hoe andere mensen denken en dan het slachtoffer uithangen omdat die mensen zo denken. Dit is kenmerkend voor elk regime (zij het uiterst links of uiterst rechts) dat het leven van anders denkenden niet hoog in het vaandel droeg.

Het is elementaire beleefdheid dat men indien mogelijk overschakelt naar de taal van het land/regio als er een bewoner van dat land/regio bijkomt. Daar heeft de lengte van haar of SMS niets met te maken. Maar ja, gelijk welk argument telt om te kunnen wijzen en het slachtoffer uit te hangen.

Elementaire beleefdheid

"Het is elementaire beleefdheid dat men indien mogelijk overschakelt naar de taal van het land/regio als er een bewoner van dat land/regio bijkomt. "

Vanuit het Grote Boek Der Elementaire Beleefdheidsdogma's. Kan u ook eens een voorbeeld geven van een niet elemetaire beleefdheid? Ik zou u ook kunnen vragen wie de schrijver is van het grote boek, maar eigenlijk kan ik het al raden.
Enfin, de volgende keer dat mijn schoonvader uit katoliek-plichtsbesef overschakelt op het Frans om mijn dochtertje te beschermen tegen grote-mensenpraat, kan ik hem nu tenminste citeren uit het boek van de elementaire beleefdheden.

"Er is nood aan duidelijke

"Er is nood aan duidelijke en klare spelregels die voor iedereen gelden ongeacht identiteit of origine."

Huiver, huiver. Mijn zoon gaat binnenkort zijn hane(n)kapsel moeten afscheren. (En dan een maand of zo binnen moeten blijven, tot zijn haar weer de vereiste 12 mm heeft.) Ik moet hem nog snel uitleggen dat "Joo" eigenlijk "Goedemorgen mijnheer" is in het goed Nederlands, en dat het kussen tussen mannen dat daarbij gepaard gaat waarschijnlijk tot homofiele neigingen gaat leiden. Dat Brabants accent (vooral de scherpe "I") krijg ik er nooit meer uit. Gebrek aan het goede voorbeeld thuis. Enfin, ik mag nog blij zijn dat hij geen West-Vlaming of Maaskanter is. Dan kon hij een carrière in de "zijbekleding" wel helemaal vergeten. Als we dan toch bezig zijn stel ik voor dat we ook het SMS en E-mail-verkeer onderwerpen aan duidelijke en klare spelregels. -Omwille van de veiligheid-. Al die afkortingen en Engelse invloeden. Wie snapt daar nu "ene moer" van.

Uiterst rechts, de rots in de branding voor “freedom of speech”, maar dan enkel volgens de voorgeschreven spelregels...

discriminatie

Zolang uw zoon geen beschuldigende vinger naar zijn leerkrachten of alle andere mensen uitsteekt omdat hij op school niet begrijpt wat de leerkracht vertelt, zal het me een worst wezen hoe uw zoon erbijloopt en/of zich gedraagt.

Wat me wèl stoort is dat een serieus pak van mijn zuurverdiende belastingscentjes moeten gebruikt worden om hem enig besef bij te brengen hoe het eraan toe gaat in het bedrijfsleven.

Maar dat is dan weer uw probleem niet zeker?