De Belgische Staat Voedt U Op
From the desk of Jos Verhulst on Sun, 2005-09-04 18:02
De scherpe tweedeling tussen wat mag en wat verboden is (zonder grijze zone ertussen) en het principe dat alles wat niet verboden is ten volle wordt toegelaten, vormt mijns inziens het uitgangspunt van een rechtsstaat. Zoals Hegel stelde: die Idee des Rechts ist die Freiheit. Recht dat daadwerkelijk recht is, staat in dienst van de menselijke vrijheid. Daarom gebiedt het recht niet. Het verbiedt wat de vrijheid van anderen schendt. De rest is toegelaten en de staat bemoeit zich niet met de vraag hoe de burgers hun vrijheid invullen. De rechtsstaat poogt met name niet om de burgers op te voeden. Integendeel: de rechtsstaat is het instrument waarmee vrije en door de staat niet opgevoede burgers wetten maken en de goedgekeurde wetten doen naleven.
België is geen rechtsstaat. De wet staat geenszins in dienst van de vrijheid van de individuele burgers. De wet is in België grotendeels een machtsmiddel in handen van de heersende kaste die de burgers niet hun vrijheid gunt, maar ze sturen wil, ook innerlijk en geestelijk. Een staat als België, die geen rechtsstaat is, kent daarom geen scherpe tweedeling tussen verboden en toegelaten handelingen. Er bestaat een ruime zone van geestelijke of private handelingen die weliswaar (nog) niet buiten de wet zijn gesteld, maar die de heersende kaste wel ongevallig zijn. In die tussenzone is de staat doende om het volk op te voeden en de geestelijke controle over de burgers te organiseren. De actualiteit levert hiervan voorbeelden aan de lopende band. Ik geef er twee.
Bij het begin van het nieuwe schooljaar blijkt dat de joodse scholen te Antwerpen in moeilijkheden komen omdat zij zich niet onderwerpen aan de zogezegde eindtermen, met name inzake seksuele opvoeding. Eén school is reeds haar erkenning en haar subsidies kwijt. Ik schrijf uitdrukkelijk zogezegde eindtermen, want een rechtsgeding heeft bepaald dat de eindtermen veel te gedetailleerd zijn om opgevat te kunnen worden als een minimum dat ieder kind zou moeten leren. (Steinerscholen bijvoorbeeld hebben afwijkende eindtermen).
Is het verboden om een kind seksueel voor te lichten in overeenstemming met de principes en gebruiken van de joodse religie? Helemaal niet. De onderwijsinspectie kan dan ook geen klacht indienen tegen de joodse ouders of de joodse school omdat die hun kinderen onrecht zouden aandoen. Toch kan de inspectie een soort vonnis vellen. Zij kan de subsidies intrekken. Dat is een veroordeling tot een financiële boete. De intrekking van de subsidies betekent dat de betrokken joodse ouders door de staat gedwongen worden om via de belastingen geld af te staan aan niet-joodse ouders die hun kinderen wél seksueel voorlichten op een wijze die de inspectie welgevallig is en wier scholen bijgevolg wél gesubsidieerd worden. Toch hebben de betrokken ouders geen onrecht begaan en kunnen ze ook niet wegens onrecht worden aangeklaagd. Alleen: ze handelen op een wijze die de heersende kaste niet welgevallig blijkt. Dus worden ze via de fiscus selectief beroofd. Dat kan, want België is geen rechtsstaat. België is een autoritaire regentenstaat die zijn burgers poogt op te voeden en daartoe ondermeer het onderwijs misbruikt.
Een tweede voorbeeld. In De Standaard van 3 september 2005 verscheen de tekst van een vonnis van het Hof van Beroep te Brussel waarin het parlement de facto wegens laster wordt veroordeeld. Voorwerp van het vonnis is het infame verslag van de parlementaire onderzoekscommissie omtrent de sekten. Hoewel een parlementaire onderzoekscommissie de bevoegdheden heeft van een onderzoeksrechter, en een onderzoeksrechter geacht wordt de waarheid boven te spitten, bevat dit rapport een eindeloze reeks van ongetoetste beweringen en incompatibele verklaringen. Uit het arrest blijkt, dat de Belgische Staat zich heeft verdedigd door te stellen, dat “de tekst slechts de weergave is van de beweringen van de getuigen en dat ‘deze informatie gewoon werd gebundeld’, zonder dat de commissie zich over het waarheidsgehalte heeft uitgesproken”.
Met andere woorden, deze ‘onderzoekscommissie’ heeft helemaal niet onderzocht, heeft haar job niet gedaan, maar heeft slechts allerhande verklaringen geacteerd die evengoed lasterlijk kunnen zijn maar toch worden gepresenteerd als ‘informatie’ die dan fungeert als uitgangspunt voor het goedkeuren van wetten (zoals bijvoorbeeld de oprichting van een sektenbestrijdingscentrum waarvan men overigens de bevoegdheden nog wil uitbreiden). In het parlementaire rapport wordt de sekte, die dit proces won, zonder reserve beschreven als een “authentieke misdaadorganisatie”. In een rechtsstaat zou het besluit dat een vereniging een “authentieke misdaadorganisatie” is moeten voortvloeien uit een gerechtelijk oordeel. Indien de parlementaire onderzoekscommissie tot dit vermoeden kwam, had gerechtelijke vervolging moeten resulteren. Dit gebeurt echter niet. Integendeel, de Belgische Staat beweert dat het rapport enkel de ongetoetste verklaringen van getuigen weergeeft. Of die getuigen de waarheid spreken of niet was blijkbaar in de ogen van de parlementairen niet relevant. Wat laster kan zijn (en het meestal ook is), wordt als ‘objectieve informatie’ gepresenteerd en wordt gebruikt om een sektenbestrijdingscentrum te lanceren en een ‘sektenlijst’ op te stellen.
De verspreiding van die lijst was een typerend lasterlijk manoeuver. Enerzijds dekte de commissie zich in door te stellen dat “het feit dat een bepaalde beweging op die lijst voorkomt, ook al is dat op initiatief van een officiële instantie, niet [betekent] dat de commissie ervan uitgaat dat het om een sekte gaat en a fortiori dat ze gevaarlijk is”. Maar anderzijds wordt ook gesteld: “Het onderzoek naar deze bewegingen moet grondig worden uitgediept en de tabel moet permanent worden bijgewerkt”. Verenigingen die op die zogezegd nietszeggende tabel staan zijn dus blijkbaar toch verdacht genoeg om verder grondig onderzoek te verantwoorden; en de tabel zelf, hoewel zogenaamd zonder betekenis, moet toch permanent bijgewerkt worden. De commissie spreekt dus met gespleten tong. Rik Torfs (Collationes 1999, pp. 385-406) schreef over deze passage in het ‘sektenrapport’:
“Hoe kan men enerzijds aan het voorkomen op de lijst geen enkel waardeoordeel hechten en hem dus als een soort inhoudstafel van het onderzoeksrapport beschouwen, terwijl men anderzijds betoogt dat de tabel permanent moet worden bijgewerkt? Naast dit logische probleem is er de meer fundamentele vraag of er wel zoiets bestaat als onschuldige tabellen waarin wat groepen voorkomen die toevallig heel erg op sekten lijken. Of anders uitgedrukt, de lijst is niet onschuldig of waardevrij omdat de opstellers aanvoeren dat hij dat is”.
Inderdaad, de parlementaire commissie loog en lasterde door misleiding, en ze deed dit op vakkundige wijze (Ze loog trouwens ook door verzwijging, want ze deelde niet mee tot welke sekte een groot deel van haar eigen leden behoorden; maar dat is een ander verhaal). Het centrale kenmerk van deze door de politieke kaste geproduceerde laster bestaat hierin dat leugen en weerlegging van de leugen ‘objectief’ naast elkaar gepresenteerd worden, zonder dat wordt nagegaan wat leugen is en wat op waarheid berust. Wie ‘objectief’ leugens en waarheid naast elkaar presenteert, deelt natuurlijk in de leugen, want hij stelt leugen en waarheid ten onrechte op één lijn. Dat is wat onze parlementairen doen.
Ikzelf ben lid van de antroposofische vereniging, één van de 189 ‘objectief’ gepresenteerde sektes die voorkomen op de betrokken lijst. Over de antroposofische vereniging werd door een ‘getuige’, namelijk de heer A. Lallemand (journalist bij Le Soir), meegedeeld dat ten gevolge van antroposofische geneeskundige mismeestering “kinderen [...] het leven hebben gelaten” (sektenrapport, p.98). Ondanks het gebruikte meervoud kan Lallemand slechts één ‘voorbeeld’ geven ter ondersteuning van zijn aantijging: het geval van een kindje dat het syndroom van Down vertoonde en tegelijk aan leukemie leed, en dat door een genezeres en een alternatieve huisarts op een bizarre manier was behandeld tot het stierf. Noch de betrokken genezeres noch de huisarts waren bij de antroposofische vereniging bekend. De vereniging heeft de arts ook nadien opgezocht en van deze de geschreven verklaring gekregen dat hij helemaal geen antroposoof was. In het parlementaire rapport worden de leugen van Lallemand en de weerlegging door het bestuur van de antroposofische vereniging evenwel gewoon ‘objectief’ naast elkaar geplaatst, zonder verdere poging om waarheid van verzinsel te onderscheiden. De ‘onderzoekscommissie’ onderzoekt dus helemaal niet maar produceert een tekst waarin leugen op gelijke voet en zogezegd objectief naast de waarheid wordt geplaatst, zodat met verve de leugen wordt gediend. Dat is blijkbaar de Belgische parlementaire methode. In een rechtsstaat is de waarheid van belang. In België niet, want België is geen rechtsstaat.
Ook in het geval van het sektenrapport gaat het over de creatie van een grijze zone tussen wat mag en wat verboden is. Het is immers (nog) niet verboden om een sekte, zelfs een ‘schadelijke sekte’, op te richten of om daar lid van te zijn. Maar de staat behoudt zich wel het recht voor om die wettige verenigingen toch te bekampen en te belasteren. En dat werkt heel goed. Hoewel de zogenaamde sektenlijst volgens de auteurs ervan niets zegt over de verenigingen die erop voorkomen, wordt diezelfde lijst toch gretig gebruikt. Bijvoorbeeld om een ouder het hoederecht over een kind af te nemen Een Mechelse jeugdrechtbank wees een kind toe aan een vader die wegens ruim honderd inbraken en deelname aan een postoverval vijf jaar in de gevangenis had doorgebracht, en niet aan de moeder die een blanco strafregister had doch lid was van een sekte waarvan de jeugdrechtbank had ontdekt dat ze op de sektenlijst stond (zie De Standaard, 14 augustus 1998, p.31). Of om een sekte die dit vraagt een gesprek over erkenning te weigeren (zoals minister Laurette Onkelinx onlangs deed; De Standaard, 21 juli 2005). Ondertussen moeten volgens de Belgische heersende kaste moskeeën wél worden gesubsidieerd, hoewel de zogenaamde moslimraad gemakkelijk blijkt vol te stromen met individuen waarbij de Staatsveiligheid grote bedenkingen heeft; de islam staat echter niet op de sektenlijst.
Kortom, de Belgische staat bepaalt voor u wel hoe en wanneer u seksuele voorlichting aan uw kinderen moet geven, en welk soort religie of wereldbeschouwing voor u beter is geschikt. De Belgische staat voedt u op. U bent het voorwerp van de diepe pedagogische bekommernis van Verhofstadt en van Di Rupo en consoorten. Met uw eigen belastingsgeld sturen ze u in de richting van de door hen gewenste opvattingen en levenswijzen.