De Losse Flodders van De Croo
From the desk of Ernest Baert on Thu, 2008-11-27 14:36
Dat de discussie over een splitsing van België steeds meer in een stroomversnelling geraakt toont het aantal pamfletten, studies en publicaties aan dat in 2008 aan deze vraag is gewijd: van de pseudo-studie van Rudy Aernoudt, over de recente studie van de Nationale Bank van België over de transferts, en dus indirect over de gevolgen van een splitsing, tot het recente boekje van Herman De Croo, "België barst? Vragen aan de separatisten".
Nooit eerder is op zo'n korte tijd zoveel gepubliceerd over dit onderwerp. Twintig jaar geleden behoorde dit een onderwerp wellicht in de sectie Science Fiction in een bibliotheek. Nu is het een reëel politiek onderwerp : zelfs tegenstanders zijn voldoende bang voor het schrikscenario dat zij menen in hun pen te moeten kruipen.
Een van die tegenstanders is Herman De Croo die zonet een kort boekje in het Nederlands en in het Frans publiceerde over de problematiek. Herman De Croo zet de toon al vanaf het eerste hoofdstuk: "Separatisten schijnen namelijk niet te beseffen dat een splitsing van België hun geliefde natie met een financiële kater zou kunnen opzadelen". En in zijn aanhef tot hoofdstuk twee gaat hij ten strijde: "Weinig nationalisten houden zich bezig met de practische haalbaarheid van de verhoopte splitsing van ons land".
Inderdaad: het Warande manifest onderzoekt en analyseert het probleem, maar de aangeboden oplossingen blijven vaag. Vandaar dat het welkom is dat een Belgicist (van formaat) een publicatie wijdt aan de obstakels welke volgens hem een splitsing van België in de weg staan. Dit helpt het debat vooruit. Helaas bestaat het boekje van De Croo eigenlijk enkel uit een ongeordende opsomming van (zijn) bezwaren tegen een splitsing. En over enige voordelen van een splitsing geen woord, zodat de lezer geen algemene kosten-baten analyse kan maken (alhoewel De Croo zelf op de achterflap stelt "een discours voor een onafhankelijk Vlaanderen overleeft geen enkele grondige kosten-baten analyse").
Dit zijn De Croo's argumenten:
- (i) Bij een splitsing zouden alle bestaande huurcontracten waarbij de Belgische staat partij is (per definitie) verbroken worden en dit zou leiden tot een reeks schadeclaims.
Commentaar: bij een splitsing waarbij Vlaanderen zich van België afscheurt zou Vlaanderen als deel van een deal – want een deal zal Vlaanderen inderdaad moeten aanbieden – kunnen aanbieden om alle bestaande overeenkomsten i.v.m. onroerende goederen die zich op Vlaams grondgebied bevinden te hernieuwen door novatie. Het valt aan te nemen dat in het gros van de gevallen tegenpartijen liever een bestaande overeenkomst voortzetten met een betalende tegenpartij dan niet. Het overigens wel eigenaardig dat De Croo met zulk een mineur argument het boek aanvangt
- (ii) Bij een splitsing zou een reeks nationale instellingen zijn bestaansreden verliezen: Raad Van State, Kamer (zodat er – horresco referens – geen nood meer zou zijn aan een Voorzitter van de Kamer…), Senaat, etc… Maar een democratie heeft al deze instellingen nodig en dus, aldus De Croo, zou er niets bespaard worden bij een splitsing, in tegendeel: een groot deel van de wetgeving zou moeten heronderhandeld worden, wat tijd en geld zou kosten.
Commentaar: al deze instellingen zouden heel wat kleiner/eenvoudiger kunnen door weglating van een tweede taalrol : door de complexe structuur van België kost het veel meer om dit land tezamen te besturen dan het zou kosten om het apart te doen. Als landen zoals Nederland of Denemarken met kunnen met een simpeler en goedkoper apparaat, dan zou Vlaanderen dat ook moeten kunnen.
- (iii) Volgens De Croo zou een onafhankelijk Vlaanderen haar vertegenwoordiging verliezen bij de internationale instellingen: NAVO, […], Benelux, VN, Europese Raad, EU, etc.. en zou Vlaanderen moeten aanschuiven om lid te worden, wat jarenlang zou duren en – dixit De Croo – "handenvol belastinggeld" kosten. Tenslotte meent De Croo dat het "soortelijk gewicht van ons land zou verdwijnen als sneeuw voor de zon"
Commentaar: het zijn vooral de elites zoals De Gucht die het belangrijk vinden om in fora zoals de VN te mogen spelen, de werkelijkheid is dat Vlaanderen als democratische staat de lidgelden/bijdrages wil betalen en de spelregels naleven – in het geval van de EU zou Vlaanderen per capita wellicht een van de grootste netto bijdrages betalen zodat het onwaarschijnlijk is dat de EU daar neen zou tegen zeggen. De laatste opmerking over het "soortelijke gewicht" toont aan waar De Croo het meest mee in zit: de rode loper die politiekers zoals hijzelf te wachten staat in het buitenland. Of deze internationale instellingen ook toegevoegde waarde hebben voor Jan Modaal is een vraag die De Croo niet stelt. Tekenend is ook dat hij het heeft over het verlies van de "vertegenwoordiging" eerder dan van het "lidmaatschap" van deze instellingen.
- (iv) De Croo vraagt zich af hoe een splitsing zou bewerkstelligd worden: door eenzijdige afsplitsing (zoals België deed in 1830...) of met wederzijdse toestemming. In het eerste geval haalt De Croo aan dat zulks bij landen zoals Groot Britannië, Frankrijk of Spanje op verzet zou stuiten omdat zij geen precedent willen in eigen land.
Commentaar: dat er in sommige van deze landen grote bezwaren zouden zijn – maar niet in Frankrijk dat er na een splitsing op zijn minst een satelliet zou hebben in het overblijvende Wallo-Brux – is wellicht juist, maar indien Vlaanderen zich volgens de regels (waarover later meer) afsplitst hoeft een internationale erkenning niet langer te duren dan in het geval van Slovenië.
- (v) De Croo komt ook aandraven met de eeuwige red herring: de EU zou wel eens kunnen verhuizen omdat "het […] ondenkbaar lijkt dat de Europese Unie, als symbool van interculturele verzoening en diversiteit, zal toestaan dat zijn hoofdzetel zich bevindt in de hoofdstad van een land dat op het springen staat, dat jarenlange instabiliteit voor zich heeft".
Commentaar: hetzelfde argument werd destijds gemaakt door euro-fielen om het VK ertoe aan te zetten om de Euro als munt aan te nemen: het financieel centrum in de City of London zou zich verplaatsen naar Frankfurt waar de Europese Centrale Bank werd gevestigd. Iedereen weet wat daarvan is gekomen: absoluut niets. Het is één zaak om een administratieve beslissing te nemen, maar instellingen zijn vooral mensen. Er is geen enkele andere stad in Europa waar tienduizenden klokslag naar kunnen of willen verhuizen, die op minder dan 2 uur van Parjjs en Londen ligt en waarover de 27 landen het eens kunnen worden. De enige mogelijke bedreiging voor Brussel als EU hoofdkwartier zou een aanhechting van Wallo-Brux door Frankrijk zijn (want dat zou bij Duitsland en Groot-Britannië in slechte aarde vallen).
- (vi) De Croo beweert dat de vergelijking met de splitsing van Tsjecho-Slovakije niet opgaat, want
(a) dat land stond na de val van het ijzeren gordijn "aan de start van een heropbouw die wellicht zijn gelijke nooit gekend heeft"
Commentaar: so what?
(b) "de scheidingslijnen waren duidelijk"
Commentaar: zij zijn in België even duidelijk als ze waren in Tsjecho-Slovakije,
"er ontbrak een gemeenschappelijke hoofdstad zoals Brussel"
Commentaar: De Croo legt ongewild de vinger op de wonde: indien Vlamingen ooit zouden bedanken voor Brussel (mits garanties dat de bestaande taalwetgeving wordt nageleefd in Brussel voor Vlamingen en in de taalfaciliteitengemeenten voor Franstaligen als quid pro quo), dan zou onmiddellijk het allergrootste obstakel voor een splitsing wegvallen;
"het land had een geschiedenis van nauwelijks meer dan zeventig jaar achter de rug"
Commentaar: België is eveneens een relatief jong land (en het is nooit te laat om een vergissing recht te zetten);
(c) "de publieke schulden waren relatief klein"
Commentaar: indien Vlaanderen een "deal" voorstelt aan België over de verdeling van de grote staatsschuld die aantrekkelijk is werkt dit argument geenszins;
(d) "de economische en culturele verstrengeling was minimaal";
Commentaar: de economische verstrengeling is voor een groot stuk artificieel en zou zeer snel kunnen omgebogen worden en de culturele verstrengeling is in België eveneens minimaal – tenzij voor een bepaalde kaste die leeft van het voortbestaan van België of die in Knokke de zomer doorbrengt;
(e) beide landen "hebben […] een ander historische weg afgelegd";
Commentaar: je ziet in Vlaamse school-geschiedensboeken ook heel weinig over Wallonië voor 1830.
De Croo wringt zich in alle bochten om verschillen te vinden en suggereert impliciet dat daarom en Vlaamse onafhankelijkheid niet zou kunnen.. Verschillen tussen de Vlaamse en de Tjechische situatie zijn er natuurlijk: elke historische splitsing was anders, wat precies aantoont dat het niet nodig is om te beantwoorden aan een vast stramien.
- (vii) De Croo merkt (terecht) op qua belastingen dat ingeval van splitsing (en indien Brussel geen deel uitmaakt van Vlaanderen) dat Vlaamse pendelaars in Brussel zouden belast worden op hun beroepsinkomen (maar dit is niet zo qua sociale zekerheid, waar De Croo zich vergist).
Dus heeft hij strictu sensu gelijk dat onmiddellijk na een splitsing en indien er geen verschuivingen optreden, Brussel wellicht een paar miljard euro extra persoonsbelasting zou kunnen heffen in plaats van Vlaanderen. Maar wat de Croo (en anderen zoals Aernoudt) niet doen is dynamisch denken: zij zien over het hoofd dat er verschuivingen zouden optreden in omgekeerde richting. Op heden hebben heel veel grote Belgische vennootschappen hun zetel in Brussel en als gevolg betalen zij vennootschapsbelasting in Brussel.
De hoofdreden om een hoofdzetel in Brussel te houden valt weg echter weg in geval splitsing. Maar zelfs indien bijvoorbeeld een bank haar zetel in Brussel toch zou houden na een splitsing van België, dan nog zou volgens dezelfde OESO belastingsprincipes waarmee De Croo schermt Vlaanderen vennootschapsbelasting mogen heffen op de winsten van de kantoren en andere vaste inrichtingen van die bank in Vlaanderen. Aangezien het gros van de activa en personeel te vinden zijn buiten Brussel zouden normale transfertprijzen er moeten voor zorgen dat de winst/toegevoegde waarde grotendeels buiten Brussel wordt gerealiseerd (en belast).
Het valt ook te verwachten dat er een repatriëring van activiteiten vanuit Brussel naar Vlaanderen zou gebeuren, met andere woorden: de stroom van Vlaamse pendelaars naar Brussel (die er inkomstenbelasting zouden moeten betalen) zou bijna zeker aanzienlijk verminderen, zeker indien Wallo-Brux zich na een splitsing onvriendelijk opstelt tegenover Vlaanderen en de Vlamingen.
Het argument van De Croo is dus volkomen irrelevant en fout.
- (viii) Het feit dat een derde van bedrijven met meer dan 100 werknemers "een site" heeft in tenminste twee van de drie Belgische regio's
Commentaar: ten eerste heeft slechts een kleine minderheid van Belgische bedrijven meer dan honderd werknemers; ten tweede De Croo telt dus ook stilletjes ook bedrijven mee die "een site" hebben in Wallonië en in Brussel maar niet in Vlaanderen– wat irrelevant is; ten derde een "site hebben" zegt niets: zelfs een frietkot is een "site"; ten vierde: dit is een irrelevant argument: volgens Europees recht is een vrijheid van verkeer, diensten en personen, dus is er geen enkel probleem voor bedrijven om te opereren in twee aparte landen.
- (ix) De Croo merkt ook op dat fiscale concurrentie (qua vennootschapsbelasting) tussen Vlaanderen en Wallo-Brux, Vlaanderen wel zuur zou kunnen opbreken.
Commentaar: dat Brussel zou kunnen opteren voor een lagere vennootschapsbelastingstarief dan Vlaanderen om een repatriëring van activiteiten van Brussel naar Vlaanderen te stoppen/vertragen is een theoretische mogelijkheid. Maar het zijn de Franstaligen die steeds het meest schrik hebben van fiscale concurrentie. Mentaal zijn voor hen bedrijfswinsten nog steeds een euvel dat zo zwaar mogelijk moet worden belast. Het risico dat Brussel Vlaanderen fiscale concurrentie aandoet is niet zo groot, maar indien het toch zou gebeuren, zou dit een goede aanzet zijn voor Vlaanderen om ook haar tarieven laag te houden.
- (x) De Croo vervalt dan weer in het argument dat zoveel duizenden diplomaten in Brussel indirect aan nog meer duizenden Belgen werk verschaffen.
Commentaar: dit is juist maar irrelevant want hij suggereert impliciet dat hier een einde zou aan komen in geval van splitsing. Maar waarom zou Washington DC - een apart district met 588 duizend inwoners en omringd door andere staten - kunnen fungeren als hoofdstad van de VS en Brussel zou plots niet meer kunnen fungeren als Europese hoofdstad vanaf het moment dat Vlaanderen tot een andere staat behoort?
- (xi) De Croo klaagt aan dat onder de Financieringswet de Regio's zo'n groot deel van de middelen krijgen gestort dat de Federale Staat moet komen bedelen om een stuk terug te krijgen. Volgens hem is dat een teken dat België wordt gewurgt door de regio's.
Commentaar: dat de federale staat met één hand geeft en met de andere hand terug moet vragen is natuurlijk te gek en illustreert de inefficiëntie van deze complexe evenwichtsoefingen om België overeind te houden. Dit kan natuurlijk in een handomdraai aangepast worden door meer bevoegdheden (en verantwoordelijkheden) aan de regio's te geven (iets waar Vlaanderen om vraagt maar steeds wordt geweigerd door Wallo-Brux). Zoiets zou inderdaad prima facie een negatief effect hebben op de cash flow van Vlaanderen, maar is toch te verkiezen boven de komende situatie waar Vlaanderen eens te meer de Federale pot zal moeten vullen via terugstortingen van reeds ontvangen gelden. Dit probleem zou verdwijnen in geval van een splitsing.
- (xii) De nationale schuld en haar verdeling is een ander obstakel dat steeds weer wordt vermeld door Belgicisten. De Croo beweert ten eerste dat een splitsing van België voor zulk imagoverlies zal zorgen dat de schuldenlast moeilijker te beheersen is.
Commentaar: dit zou zo kunnen zijn, maar hoeft niet zo te zijn. Leningen aan België zijn zoals leningen door een bank aan een holding met 2 dochterbedrijven : een met goed management en een met zwak management. Het resulterende geconsolideerde kredietrisico is middelmatig. Maar mocht het sterkere filiaal een veel groter deel van de schuld op zich nemen zouden schuldeisers wellicht onverschillig zijn. Het slechtste voor schuldeisers is onduidelijkheid. Deze onduidelijkheid zal alleen nog maar groeien in de komende jaren en enkel eindigen met een aanvaardbare oplossing voor de verdeling van de staatsschuld.
Aangezien Vlaanderen elk jaar een zeer groot bedrag zou winnen bij onafhankelijkheid – zelfs na de correctie voor persoonsbelastingen nog 3 a 4 miljard en indien met rekening houdt met repatriëring van zetels van vennootschappen uit Brussel naar Vlaanderen – zoals hierboven beschreven – wellicht meer dan 5 miljard euro per jaar – kan het zich veroorloven een heel groot deel van de Belgische staatsschuld over te nemen. Welke lener zou daar een probleem mee hebben ?
De Croo somt een paar maatstaven voor een mogelijke verdeling – in het slechtste geval zou volgens hem Vlaanderen voor 68% van de staatsschuld opdraaien (ofte zo'n 200 miljard euro) – en hij concludeert dat men nooit dit probleem zal kunnen oplossen. Welnu, indien men aanneemt dat Vlaanderen – zeg – 5 miljard wint per jaar bij een splitsing, dat dit bedrag constant zou blijven in de toekomst en dat de interestvoet voor staatsleningen 5% bedraagt, dan is de Net Present Value van zo een eeuwigdurende stroom van 5 miljard euro per jaar gelijk aan 100 miljard euro (m.a.w. precies gelijk aan het Waalse aandeel in de staatsschuld als men het criterium draagkracht hanteert als verdeelsleutel). Dit zou betekenen dat Vlaanderen (indien deze transfertenstroom eeuwig blijft duren …) net zo goed zou kunnen het Waalse aandeel in de staatsschuld op zich nemen om van de verplichting af te raken om tot in het eeuwige transfers te blijven betalen (zie hieronder over de vraag of deze stroom wel eeuwig blijft duren).
- (xiii) De Croo verwijst, net als de Nationale Bank in haar recente studie, op de vroegere vergrijzing van Vlaanderen, maar zonder daar verder op in te gaan.
Commentaar De Croo sluit zich wellicht aan bij de redenering van de Nationale Bank dat de transfers van Vlaanderen naar Wallo-Brux zullen krimpen of zelfs zullen omslaan in transfers van Wallo-Brux naar Vlaanderen (!) omdat Vlaanderen sneller vergrijst en dat in Wallo-Brux de arbeidsmarkt-participatiegraad zal stijgen. Dit argument is eveneens zeer twijfelachtig : (a) de Vlamingen zijn historisch veel meer bereid geweest om zich aan te passen als het moet en zouden wellicht aanvaarden om in de toekomst, na een splitsing, langer te werken en om via een green card systeem aanzienlijke selectieve immigratie toelaten van werkwillige vreemdelingen uit landen zoals India, terwijl (b) de participatiegraad in Wallo-Brux is al generaties lang veel lager geweest dan Vlaanderen en de hypothese dat zij ooit het (stijgende) Vlaamse percentage zou inhalen lijkt uiterst waarschijnlijk.
- (xiv) De Croo somt nog een reeks van doemscenario's die zouden kunnen gebeuren, zoals het verlies van de diamanthandel in Antwerpen, die allemaal enkel in Vlaanderen schijnen te gebeuren. De kans dat gelijkaardig onheil zou gebeuren in Wallo-Brux komt niet ter sprake in het boekje, dus het glas is enkel half leeg voor Vlaanderen.
- (xv) De Croo eindigt met een paar beschouwingen over confederalisme. Het inderdaad zo dat dit in velerlei betekenissen wordt gebruikt en daardoor eigenlijk een bijna nietszeggend begrip geworden is. En er zijn inderdaad weinig of geen lichtende voorbeelden. Confederalisme zou kunnen sommige aspecten van een splitsing vereenvoudigen, maar het vereist een bereidheid van Franstaligen om op eigen poten te staan die ze enkel zouden hebben als het mes van de splitsing hen op de keel staat – en het te laat is -.
Dit boek had kunnen een waardevolle bijdrage in de discussie zijn. Na lezing blijkt geen enkel van de obstakels die De Croo ziet te overtuigen, wat Vlaams-nationalisten zou moeten gerust stellen. Al bij al is het een losse flodder.
De Croo heeft echter op één punt groot gelijk: aan Vlaamse kant wordt door niemand uitgelegd hoe zo'n splitsing in de praktijk zou kunnen gebeuren en wat het effect daarvan zou zijn. Deze lacune laat de deur open voor doemdenkers zoals De Croo, Aernoudt en de Coudenberg-groep. Zijn laatste zin is daarom belangrijk: "Het zou hen [= separatisten] dan ook sieren de kern van deze nota aan te pakken en hun visie enigszins te onderbouwen met oplossingen voor enkele van deze dilemma's"
verdeling van de schuld
Submitted by George2 on Thu, 2008-11-27 18:57.
Deel te betalen door Vlaanderen = (totale schuld - totaal van alle transfers)/2. De rest is voor de franstaligen. Mocht de berekening negatief uitkomen, dan is de totale schuld voor de franstaligen en het negatieve saldo moet aan de Vlamingen terug betaald worden.