De Belgische Bezetting

Mark De Bie werkte van 1963 tot aan zijn pensioen in 2004 bij de Nationale Bank van België (NBB). Naast zijn monetaire beroepsbezigheden was De Bie ook literair bedrijvig. Zo schreef hij scenario’s voor de toenmalige BRT, waaronder het in de jaren tachtig populaire feuilleton De Paradijsvogels. De Bie, die grote belangstelling heeft voor geschiedenis, droomde eveneens van een koningsreeks naar BBC-model. Dat leverde een scenario op voor een film over Leopold I. Wegens geldgebrek (een oud zeer bij de Vlaamse omroep) is die film er nooit gekomen. De auteur verwerkte zijn omvangrijke research omtrent de eerste koning der Belgen dan maar in een toneelmonoloog waarmee Jo De Meyere vijftien jaar geleden door het Vlaamse land trok. De monoloog werd in 1990, n.a.v. de 200ste geboortedag van Leopold I, door Lannoo in boekvorm uitgegeven: De Coburger – Leopold I, een monoloog als zelfportret.

Mark De Bie is behalve een kenner – én bewonderaar – van Leopold I, ook een telg uit een Vlaamsgezinde, Daensistische familie uit het land van Aalst. Flamingantisme, zelfs gematigd, maakt een personeelslid in het francofiele belgicistische bastion van de NBB weinig geliefd. Bovendien had De Bie de onhebbelijke gewoonte om eerbied te eisen voor zijn moedertaal. Wanneer de interne communicatie bij de NBB in het Frans verliep, dan protesteerde hij. “Dat hoorde bij mijn sociaal engagement dat ik ook langs syndicale weg tot uitdrukking probeerde te brengen,” zo zegt hij. En hoewel De Bie in de omgang een uiterst beminnelijke man is, “kon ik,” zo geeft hij toe, “als ik op mijn Vlaamse ziel werd getrapt, flink van me afbijten.”

Toen deze lastige Flamingant bijgevolg met pensioen ging, slaakten sommigen bij de NBB mogelijk een zucht van verlichting, maar ze merkten al gauw dat ze van Mark De Bie nog niet af waren. In april verscheen in Connect, het tijdschrift van de NBB, een artikel over de Belgische onafhankelijkheid. Het artikel, geschreven door Yves Randaxhe, een Luiks NBB-personeelslid met PS-lidkaart, sprak over 1830 als het jaar “toen België de Nederlandse bezetters had verjaagd.” Volgens Connect leefde België onder “Hollandse bezetting” van 1814 tot 1830.

De Bie stuurde op 28 april een bericht naar de redactie van Connect met de boodschap: “Dat woord bezetters slaat nergens op, en het woord België in dezelfde context al evenmin.” Hij wees er fijntjes op dat alleen de voorgaande periode, toen Frankrijk de Zuidelijke Nederlanden had veroverd, als een bezetting gekwalificeerd kan worden, “maar dat horen de Randaxhen en co natuurlijk niet graag. Ik reken op een rechtzetting in een van de volgende nummers van Connect.”

De hierboven geciteerde zin was de enige in de hele reactie die, mits kwade wil, als een persoonlijke aanval op auteur Randaxhe geïnterpreteerd kon worden. Ze zou echter aanleiding worden voor de NBB om een rechtzetting te weigeren.

Kwade Quaden 

Mark De Bie ontving op 10 mei een reactie van een andere Waalse PS-er, Philippe Quintin, de chef van het NBB-departement “Communication and Secretariat.” Het “secretariat” in kwestie is dat van de grote baas, NBB-gouverneur Guy Quaden, eveneens een Luikse PS-er. Quintin meldde dat hij “geen aanvallen op personen of op grond van vermeende bedoelingen [kan] aanvaarden. Ik aanvaard dit niet wanneer het met name gaat om medewerkers wiens integriteit niet in twijfel kan worden getrokken.”

Mark De Bie was nochtans niet de enige die protesteerde tegen de verwijzing naar de Nederlanders als “bezetters.” Hij vernam dat ook een gepensioneerd NBB-kaderlid uit Antwerpen gereageerd had, maar die kreeg evenzeer nul op het rekwest. De Bie liet echter niet af en schreef een antwoord aan Quintin met een herhaling van de vraag om een rechtzetting.

Toen meer dan twee maanden later, op 27 juli, hierop nog geen antwoord was gekomen, richtte hij zich tot Rudy Trogh, personeelschef van de NBB. Trogh, een Vlaming, gaf de brief aan Quintin, waarop deze op 2 augustus aan De Bie schreef dat de term “Hollandse bezetting” ook “in de brede zin kan worden gebruikt” en dat hij “deze polemiek niet langer wil voortzetten.”

“Zo gemakkelijk komt u niet van me af,” antwoordde De Bie op 3 augustus: “Er bestaat bij sommige Franstaligen een mentaliteit om de geschiedenis met een Franse bril te bekijken. Daar heb ik niets op tegen. Maar van een monopolie mag geen sprake zijn, en vooral de Nationale Bank van België kan het zich niet veroorloven […] Ook de waarheid heeft haar rechten […]: er is nooit een ‘Hollandse bezetting’ geweest.”

Omdat op die brief niet werd gereageerd, zond De Bie op 4 september zijn verzoek voor een rechtzetting rechtstreeks aan NBB-gouverneur Guy Quaden. Geen antwoord. Op 4 oktober werd een herinnering gestuurd. Op 19 oktober kwam het verdict van de NBB-baas:

Geachte heer,
Ik denk dat het tijd wordt om een einde te maken aan de briefwisseling die u voert met het departement Communicatie en Secretariaat over een punt dat misschien interessant is voor historici en linguïsten maar dat de nog actieve medewerkers van de Bank niet overmatig van hun dagelijks werk mag houden. Het zou ook wenselijk zijn geweest tegenover hen van bij het begin van de briefwisseling een meer collegiale houding te hebben aangenomen.
Hoogachtend, Guy Quaden.

Mark De Bie heeft thans zijn ontslag gegeven als organisator van het quiztornooi van de NBB-personeelsvereniging. De Randaxhen, Quintins, Quadens en de andere Luikse en Henegouwse PS-ers zullen daar niet wakker van liggen. Integendeel, ze zijn misschien zelfs blij dat ze nu helemaal van de lastpost verlost zijn. Aan de Vlamingen hebben ze opnieuw duidelijk gemaakt dat er in 175 nog niets is veranderd: Vlamingen moeten hun bek houden, de geschiedenis heeft geen rechten want ze wordt in dit land revisionistisch herschreven. Kortom, de Belgische bezetting (als de NBB dat woord in brede zin mag gebruiken, mogen wij dat ook) duurt voort.

Belgische bezetting

U trekt de volgende conclusie uit de ervaring van de heer De Bie met de BNN: na 175 jaar is er in België niets veranderd. ‘De Vlaming moet zijn bek houden. De Belgische bezetting duurt voort.’

Ik geef u natuurlijk gelijk, maar verder kan ik slechts een afgezaagde vaststelling toevoegen: wij Vlamingen mogen de Belgen, dat wil zeggen de Walen en de verwaalsten, niets verwijten, het is allemaal onze eigen schuld.
Onze tegenstanders behartigen alleen maar hun eigen etnische belangen. Zoals alle zelfbewuste volken dat doen. Ze hadden er een revolutie voor over om de ‘Hollanders’ af te stoten. Men kan het minder fraai vinden dat ze tegelijkertijd de hand legden op de Vlaamse provincies. Maar wat te denken van de Vlamingen die daarna nooit echt in de tegenaanval zijn gegaan, zich zelfs nauwelijks hebben verdedigd? Om in een conflict tussen volken enig blijvend succes te behalen, moet men er niet voor terugschrikken de vuilste middelen uit het politieke arsenaal te gebruiken. Het gaat immers om resultaten, niet om moraal en esthetica.
Onze leiders hebben zich nooit een voldoende dosis realisme, lef en cynisme eigengemaakt. Ook op dat gebied is er waarschijnlijk niets veranderd. Ze bewegen zich nog altijd onbeschermd tussen het addergebroed. De gewone burgers zijn even naïef, en ik pleit medeschuldig, want ik behoor tot hen. We rekenen op de democratische principes die ons regime sturen en op onze al even democratische meerderheid, om te verkrijgen wat ons toekomt (voor de duidelijkheid zou ik hier een pleonasme moeten gebruiken: numerieke meerderheid, want op het gebied van de macht zijn we een minderheid). We zijn fier op onze toegeeflijkheid. Met andere woorden: als we geen volk zijn of land hebben om trots op te zijn, blijft er altijd nog onze benijdenswaardige slapheid.

Het Walendom c.s. staat minstens nog even sterk als vroeger. De troepensterkte en de efficiëntie van hun belangrijkste oude bondgenoten staan nog op hetzelfde peil: hun belgicistische knechten in de Belgische Vlaamse partijen verrichten hun anti-Vlaams ondermijningswerk nog altijd met dezelfde trouw en deskundigheid, tot in de hoogste bestuursorganen van het Vlaamse Gewest (Vlaams parlement, Vlaamse regering). Bovendien kan de Belgische, dus pro-Waalse coalitie voortaan rekenen op de immigranten uit vroegere Franse kolonies in Afrika, die ze aan een versneld tempo naturaliseert of aan wie ze tenminste stapsgewijs stemrecht toekent, zodat ze de electorale voorsprong van de Vlamingen kunnen aanvreten. Tegen de laatstgenoemde slinkse praktijken willen de meeste Vlamingen wel iets ondernemen, maar ze kunnen daarvoor niet rekenen op de steun van hun vertegenwoordigers, onderworpen als die zijn aan de internationale braafheidsvoorschriften.

Er zijn, zo wordt tenminste beloofd door de Vlaamse partijen in de federale regering, belangrijke ‘communautaire’ onderhandelingen op komst. Als de bedoeling is die niet te doen eindigen in Vlaamse nederlagen, nemen onze onderhandelaars best een voorbeeld aan de Joden in het algemeen en de Israëli’s in het bijzonder. Die hebben het klagen geïnstitutionaliseerd in de vorm van een Klaagmuur. Maar als het erop aankomt zich vijanden van het lijf te houden, aarzelen ze niet een flinke scheidingsmuur te bouwen.