Kogels Van Links
From the desk of Koenraad Elst on Wed, 2009-12-23 07:31
Toen Pim Fortuyn in 2002 door een groenlinkse militant vermoord was,
zeiden zijn aanhangers terecht: “De kogel kwam van links.” De moord op Theo van
Gogh in 2005 was het werk van iemand die in zijn thuisland misschien niet
“links” genoemd zou worden, maar die in Nederland wel tot een door links
omhelsde groep behoorde, de politiek bewuste voorhoede van de arme
gediscrimineerde moslimgemeenschap. Ook de moord op de linkse activist Louis
Sévèke in 2005 was het gevolg van een onderlinge vete tussen krakers, niet van
rechts geweld. Toen een werkloos geworden gemiddelde Nederlander in Deventer in
2009 op de koninklijke stoet inreed, opperden linkse commentatoren meteen
hoopvol dat “de auto van rechts kwam”. Een gefrustreerde, allicht zelfs
“verzuurde” blanke inboorling, dat móest wel een Wilders-kiezer zijn, niet? Nee
dus. Volgens het politierapport waren zijn laatste woorden aan het adres van de
geviseerde kroonprins Willem-Alexander: “Racist! Fascist!” De moordenaar van
zes omstaanders was warempel een antifascist en antiracist. Ook de auto kwam
van links.
Op
uiteenlopende plaatsen heeft links geweld recent nog de aandacht getrokken: de
geweldgolf van “anarchisten” in Griekenland; de aanvallen door gemaskerden op
rechtse studentenleiders in Gent, resulterend in schedelbreuk e.d.; toenemend
harde middelen in sabotageacties tegen de uitzetting van illegalen in Nederland
maar ook in eigen land; het weerkerende geweldpatroon bij acties van de
trotskistische “andersglobalisten”, dit keer in Kopenhagen; en de aanval op de
Italiaanse premier Silvio Berlusconi.
In dit
laatste geval verzekeren de media ons dat de dader, die een souvenirbeeldje van
de Milanese dom in het gezicht van de premier keilde, een psychiatrisch patiënt
was. We mogen er vooral geen politieke betekenis aan geven, zeker geen
bevestiging van de waarschuwende woorden die Berlusconi net tevoren had
uitgesproken over de haat die linkse ordeverstoorders verspreiden. Een
dergelijke therapiegeschiedenis gold zoals bekend ook voor Hans Van Themsche, de
jongeman die in Antwerpen een peuter en haar Afrikaanse oppas doodschoot. Maar
toen wachtte onze premier Guy Verhofstadt zelfs de eerste onderzoeksbevindingen
niet af om grimmig te verklaren dat de moorden het gevolg waren van een door
extreemrechts geschapen klimaat.
Rechts
geweld wordt veel scherper veroordeeld dan geweld van links. Niet alleen door
vijandige media en politici maar ook en vooral door de eigen achterban (in Van
Themsche’s geval bv. door zijn eigen tante, die haar VB-mandaat erom neerlegde).
Salonlinksen distantiëren zich formeel van links geweld maar zonder de
verontwaardiging die zij voor de veroordeling van echt of vermeend rechts
geweld overhebben. Linkse geweldenaars hoeven zich dus niet pijnlijk
gedesavoueerd te voelen, en hun voorbeeld wekt daarom gemakkelijker navolging.
Een goed
voorbeeld was, lang geleden in 1980, de aanval op de extreemlinkse boekhandel
De Rode Mol te Mechelen. De daders behoorden tot een scoutsgroep van
Dinaso-strekking, de Deltascouts, al was de leiding er niet bij betrokken maar
integendeel verontwaardigd over deze inbreuk op de discipline. De
initiatiefnemer was iemand die niet tot de groep behoorde, en die pas kort
tevoren nog in het extreemlinkse Amada actief geweest was. Voor hem was geweld
de normale werkwijze, en hij begreep niet dat rechts zo weinig gebruik maakte
van een wapen dat in linkse handen zo doeltreffend bleek. Hij wist wel enkele
rechtse jongeren te verleiden met de boodschap: “Als links ermee weggeraakt,
waarom wij dan niet?” Na de verwoesting van de boekhandel konden de daders
ontkomen, maar door verklikking werden ze toch opgepakt. Toen hun schuld
algemeen bekend raakte, trokken de meeste ouders hun kinderen terug uit de
scoutsgroep, die uiteindelijk opgedoekt werd. Rechtse Vlamingen, zelfs van
“extreemrechtse” Dinaso-strekking, keuren geweld immers af.
Ik was toen
zelf links en lezer van zowel het maoïstische blad Solidair (van Amada, later PvdA) als het
trotskistische blad Rood (van de RAL, later SAP). Dit laatste verkneukelde zich in het Amada-verleden
van de hoofddader, altijd leuk om de linkse rivalen in verlegenheid te brengen.
Later koos Rood
samen met andere geledingen van klein-links voor de complottheorie dat die man
eigenlijk nooit links geweest was maar slechts als politie-infiltrant in links
actief geworden was. Dat werd al gauw de standaard-uitleg bij links voor het
vervelende verschijnsel van afvallige linksen die de militante rechterzijde
vervoegden (zoals RAF-advocaat Horst Mahler zou doen). Het is mutatis mutandis
alleszins wel een juiste uitleg gebleken voor enkele gevallen van rechts
geweld. Bij een groot proces tegen de Duitse extreemrechtse partij NPD bleken
de binnen partijvergaderingen felste pleitbezorgers van geweld uiteindelijk
politie-infiltranten te zijn.
Is rechts
van nature minder gewelddadig dan links? Dat mogen we niet zomaar besluiten. Zo
waren de talrijke lynchpartijen op Amerikaanse zwarten door blanken tijdens de
tweede bloei van de Ku Klux Klan in de jaren 1920 allicht als “rechts geweld”
te klasseren. Zij vonden plaats toen Amerikaanse blanken zich moreel volledig
in hun recht voelden om de zwarten met geweld in het gareel te houden. En dat
is een belangrijke sleutel om het grijpen naar geweld te verklaren: men moet
zich in zijn recht voelen, er moet een hoger doel zijn waardoor men zijn geweld
gerechtvaardigd acht.
Links heeft
dat gevoel van rechtvaardiging door een hoger goed al decennia lang veel
sterker dan rechts. Vroeger was dat de arbeidersstrijd tegen de uitbuiting, de
verwezenlijking van de klassenloze maatschappij. Sedert het verlies van een
geloofwaardig positief programma profileert links zich liever negatief als enig
bolwerk tegen nationalisme, racisme en fascisme, en vindt deze demonen desnoods
zelf uit waar ze niet aan de orde zijn. De demonisering van alles wat rechts
staat van links, tot en met kreten van “fascist”, dienen niet alleen om de
tegenpartij via intimidatie van het neutrale publiek te isoleren, maar brengt
vooral bij de linkse militanten zelf een oorlogspsychologie tot stand. Natúúrlijk
moest Pim Fortuyn sterven: hij was immers een tweede Hitler, en dan passen geen
halve maatregelen. Eren de Duitsers niet officieel de mannen die Hitler poogden
te vermoorden? Ziedaar dus een geval waarin niemand twijfelt aan het recht en
zelfs de plicht om geweld te gebruiken. Als Berlusconi doorlopend met Mussolini
gelijkgesteld wordt, dan is het maar normaal dat ook hij er lijfelijk van langs
krijgt.
Geweld is nuttig op twee niveaus. Het feitelijke geweld heeft als heilzaam effect dat het tegenstanders en vooral de veel talrijkere omstaanders schrik aanjaagt. De weinig moedige burgerij zal zich gemakkelijk aan de kant van de agressor scharen zodra die geweld gebruikt, en de schuld geven (door nadien bv. vergaderplaatsen te ontzeggen) aan degenen die het mikpunt zijn van geweld. Degenen die concreet met dat geweld te maken krijgen, nemen de boodschap ter harte, maar degenen die er alleen via de media van horen, krijgen er een andere, vervormende boodschap bij. Op dat niveau geeft geweld een onaangename indruk, en moet men dus de eigen linkse verantwoordelijkheid minimaliseren en ze zoveel mogelijk op rechts afschuiven. Moslimmilitanten zijn minder bekommerd om die dimensie en eisen complexloos de verantwoordelijkheid voor hun gewelddaden op, maar linksen zijn leper en waken meer over het publicitair effect. Daarom zien we nu in de Italiaanse pers pogingen om de aanval op de premier te ontkennen en hem als een enscenering van Berlusconi’s eigen propagandadiensten af te doen. Maar tenzij ze daarvoor verrassend met echte bewijzen aankomen, geldt ook daar: het projectiel kwam van links.
Deltascouts
Submitted by koenraad.elst on Fri, 2009-12-25 23:51.
Een Deltascouts-veteraan laat mij weten dat er nog 15 jaar verliep tussen het schandaal van de aanval op een linkse boekhandel en het opdoeken van de groep. De reputatieschade was één factor (bijna de helft van de leden werd onmiddellijk weggehaald en het bleek moeilijk om er veel nieuwe te rekruteren), maar algemene moeilijkheden van alle jeugbewegingen, zoals de niet-vervanging van vertrekkende leiders, speelden ook een rol. De groep was in haar werking apolitiek, zegt hij, maar de inspiratie van de inistiatiefnemers was wel continu met het Dinaso: heel-Nederlands, klemtoon op correctheid, discipline, Vlaamse cultuurbeleving, niet de kleurloze flauwheid van de hedendaagse Chiro. Nogmaals wil hij benadrukken dat de leiding niets wist over de deelname van enkele leden aan de vandalenstreek en deze uiteraard afkeurde: het was onrechtvaardig dat de media en daardoor ook vele ouders de groep de schuld gaven. Bewezen is daarmee wel dat die ouders alleszins geen geduld hadden met zelfs onrechtstreekse betrokkenheid bij geweld.