Word Eens Turk, Selahattin
From the desk of Koenraad Elst on Thu, 2010-04-22 12:23
Er is geen reden om aan de goede bedoelingen van de auteur te twijfelen, hij komt over als een toffe gast die meent wat hij zegt. Het zal wel geen geval van taqijja, (“omzichtigheid”, veinzen voor de islamzaak) zijn wanneer hij een aantal halve waarheden debiteert. Hij gelooft ze zelf en is daarmee representatief voor de talrijke half geassimileerde moslims die allerlei moderne ideeën en attitudes in de islam proberen terug te vinden.
Op de radio heeft hij uitgelegd dat zijn kinderen “oude Turkse namen” hebben. Dat helpt om hem te situeren. Hij bedoelt daarmee: Arabische, islamitische namen. Nieuwe namen zijn de niet-islamitische namen die na Atatürk populair werden, en die deels juist tot het echt oude, vóór-islamitische erfgoed behoren, bv. Alp, “dapper”, Can, “leven”, Hülya, “droom”, Tansu, “dauw”, Ateş, “vuur”, Temucin (geboortenaam van Dzjengiz Chan), Attila. Er zijn veel seculiere Turken in ons land, maar Koçak behoort niet tot die stroming.
De centrale boodschap is natuurlijk dat we volstrekt niet bang hoeven te zijn voor (niet “van”, hebben ze mij op school geleerd) de islam.Want bommen leggen en vrouwen onderdrukken, daar heeft de overgrote meerderheid van de moslims volgens hem niets mee te maken. Als weerlegging stelt dat natuurlijk weinig voor. Dacht hij soms dat de “islamofoben”, d.w.z. zij die wel degelijk bang zijn voor de islam, in elke moslim een terrorist zien? In de hedendaagse islamkritische literatuur gaat de aandacht vooral naar de niet-gewelddadige infiltratie van de islam in onze instellingen. Verstandige islamstrategen hebben begrepen dat geweld veeleer contraproductief is, zeker in de Europese situatie, en dat de islamisering best verloopt langs demografische weg en via institutionele stappen. Zij zullen Koçaks boek trouwens verwelkomen als goed passend in hun strategie.
Wat overigens niet wegneemt dat moslimterroristen in hun thuisgemeenschappen doorgaans op de passieve steun van de niet-terroristische meerderheid kunnen rekenen. Voor hen geldt het principe van Che Guevara: een guerrillero is in het volk zoals een vis in het water. Hier geldt dat wellicht minder doordat de impact van de niet-islamitische omgeving, met haar voortdurende achterdocht jegens de moslims en bijgevolg een voortdurende druk om zich te rechtvaardigen, brave moslims de moed geeft om tot gewelddadige elementen te zeggen: “Niet in mijn naam!” Koçak wil onder die leuze een moslimbetoging tegen het terrorisme organiseren, en daarmee wensen we hem alvast veel geluk.
Wat vrouwenonderdrukking betreft, ik vrees dat die juist wel zeer algemeen verspreid is. Ze vindt in de islam een leerstellige steun. Koçak verwijst naar Chadiedja, Mohammeds eerste vrouw, die zijn bazin was, maar beseft niet (ik schrijf niet: “maar gaat ervan dat de lezer niet weet”) dat zij juist de vrouwvriendelijker situatie in het heidense Arabië van vóór de islam belichaamt. Bovendien schept de islam een mentaliteit van weerstand tegen de invloed van de omgevende niet-islamitische cultuur, waardoor moslims meer dan andere immigranten de neiging hebben om vast te houden aan gewoonten die in moslimlanden bestaan maar zelfs in een islamitisch kader voor hervorming vatbaar zijn.
Voorbeeld bij uitstek is de vrouwenbesnijdenis. Uiteraard beklemtoont Koçak dat dit een voor-islamitisch Afrikaans gebruik is. Dat is natuurlijk zo, net zoals de slavernij ook niet door de islam is uitgevonden. De islam is nu eenmaal te laat op het toneel verschenen om met wat dan ook de eerste te zijn. Maar de islam heeft de vrouwenbesnijdenis behouden waar ze bestond, en zelfs verspreid buiten Afrika. Weliswaar zeer minoritair, komt de praktijk ook bij moslimgemeenschappen in Zuid- en Zuidoost-Azië voor. En vooral, ook in Westerse landen houden moslims uit het Nijlgebied en de Sahellanden hem stiekem in stand.
Koptische christenen, die in Egypte ook aan vrouwenbesnijdenis doen, passen zich hier aan. Dat ligt niet eens aan de moderne invloed, maar zit in het christendom zelf ingebakken: “Wanneer in Rome, doe zoals de Romeinen.” (Ambrosius) Het christendom is geen systeem van regels, het leert een algemene wet van de naastenliefde, en voorts conformering aan de wet van het land: Ecclesia vivit lege Romana. Juist de islam leert dat de eigen wet boven die van het land staat.
Koçak waagt zich aan wat tekstkritiek met de stelling dat de overlevering waarin Mohammed de vrouwenbesnijdenis aanvaardt, van betwiste authenticiteit is. (Hetzelfde argument wordt vaak gebruikt tegen de overlevering over Mohammeds massamoord op de joden van Medina.) Leve de tekstkritiek, maar dat mag hij eens in een echte islamschool gaan vertellen. Daar leert men immers dat de islam een “zoomloos kleed” is: trek er één draadje uit en het hele weefsel komt los. Als die ene overlevering van de Profeet onwaar zou zijn, hoe kunnen we dan van de rest zeker zijn? Ik vind het schitterend dat onze toffe Turk aan een islamtekst twijfelt, maar hij moet beseffen: als hij op die weg verder gaat, eindigt hij, zoals Atatürk, met de islam te verzaken. Doen!
niet doen!
Submitted by Nataraja on Sat, 2010-04-24 20:16.
Dat laatste woord "Doen!" ´ben ik het grondig mee oneens. De goedbedoelde naiviteit van Kocak ten spijt, als het uiteindelijk een kwestie is van de islam verlaten of meedraaien met de gevestigde orde vrees ik dat er van verandering weinig in het islamhuis gaat komen. Ik ben het er volmondig mee eens dat er geen intellectueel klimaat voor progressieve kritische islambeleving bestaat, maar als er figuren zijn die dat propageren, roep dan niet dat ze de islam moeten achterlaten (of tot een andere religie bekeren) maar kijk of ze hun zaak ernstig menen en steun ze waar nodig. Goed met Ayaan Hirschi Alis (die verlaten), maar ook met de Irshad Manjis, en deze sympatieke Limburger, die reden zien om tussen alle ellende toch zichzelf moslim te blijven noemen.