De Fundamenten Van De Duitse Flamenpolitik

flamenpolitik.jpg

De verwoede belgicist Bruno Yammine heeft in 2010 een doctoraat in de Geschiedenis gehaald. Van de KUL naar het Davidsfonds is een kleine en veel gemaakte stap, dus nu is zijn onderzoek in boekvorm verkrijgbaar. Zij schetst een stuk geschiedenis vrij adequaat, maar bereikt niet het doel dat men aan zijn werk toeschrijft: de criminalisering van de Vlaamse beweging.

Het standpunt van Yammine is geen geheim, en is bij Belgische doctoraatsjury’s ook allerminst taboe. Zo omschrijft hij Henri Pirenne als “belgicistisch” met aanhalingstekens (p.13), alsof Pirennes belgicisme slechts een flamingatische mythe was. Hij heeft evenzo zijn twijfels bij de “hereniging” van Vlaanderen en Nederland (p.91), alsof de eenheid van die twee tijdens de laat-Boergondische, vroeg-Spaanse en Nederlandse periode niet gewoon een feit was. Charles Rogier heet hier een “Fransman” (p.176), terwijl de Vlaamse beweging zich gewoon op een feit beriep toen ze België’s vierde en veelvoudigste premier (en meer algemeen de aanstokers van het separatisme van 1830) een Fransman noemde.  “Zogezegd” vonden er vanaf 1830 onafgebroken transfers van Vlaanderen naar Wallonië plaats, zoals niet alleen recent wetenschappelijk bewezen is maar ook al betoogd werd door Julius Vuylsteke in 1868 (p.61).

Maar eens de mening van de auteur gekend, kunnen we wel wat van dit boek opsteken. De auteur rekent zich tot de school van KUL-prof. Lode Wils (Flamenpolitik en aktivisme, Leuven 1974, hier p.16), die beweerde dat de anti-Belgische stroming de vrucht is van de Flamenpolitik van de Duitse bezetter in WO 1. Maar uit de feiten die uitgerekend door deze rabiate belgicist gepresenteerd worden, leren we dat dit niet het geval is. Zo schreef August Vermeylen in 1895 dat “de flaminganten in se volstrekt niet Belgischgezind” zijn. (p.18) Vuylsteke stelde in 1861 dat “de meerderheid van de Vlamingen ‘1830’ betreurde”. (p.61) Maar vooral: reeds in 1830 was er een omvangrijke beweging van zogenaamde orangisten die de hereniging met Nederland nastreefde. Men vergeet soms dat België de vrucht is van een separatisme, en dat niet iedereen dit separatisme aanvaardde. Het beginnende België kreeg de orangisten slechts met bedreigingen en geweld klein. Er worden in België natuurlijk geen doctoraten aan gewijd, maar het belgicisme heeft zich schuldig gemaakt aan terreur.

Het is dus gewoon niet waar dat “de eerste ideeën over splitsing van België (…) door Duitsers hetzij door Vlamingen die in nauw contact stonden met Duitse nationalisten, geopperd werden”. (p.62) Er waren bijvoorbeeld onderhandelingen tussen de grootmachten over de splitsing van België toen dat pas gesticht was, naast de omvangrijke orangistische stroming die het hele land terug bij Nederland wilde.

De auteur verwerpt terecht het onderscheid tussen en liberale Duitsers, die tot 1848 de boventoon voerden en die bij Vlaamse liberale “germanofielen” inbegrepen de leiders van de Antwerpse Meetingpartij bewondering wekten (p.55), en Duitse autoritairgezinden die na 1871 de macht steeds meer naar zich trokken. In brede Duitse kring bestond immers de opvatting dat de Nederlanden bij Duitsland behoorden (of dat een “Vlaams koninkrijk” lid van de Groot-Duitse Bond moest worden, p.91) en dat het Nederlands op gelijke voet met het  Nederduits een Duits dialect was. Ene Hippoliet Bauduin wordt geciteerd, die in 1859 in een Brussels liberaal-flamingantisch ‘Jaarboekje’ schreef dat de Germaanse volkeren door God uitverkoren waren (een echo van de Duitse nationalist Paul de Lagarde, die “in Duitsland de opvolger van Israël gezien” had, p.71) wegens hun  “’schranderheid, moed en vrijheidsliefde’” terwijl de Latijnse invloed “‘bezoedeling van de geesten’ door despotisme” bevorderde. (p.53) Er bestond dus een pro-germanisme dat vrijheidslievend en anti-autoritair was, evengoed als het autoritaire en anti-democratische Geschwärm van de pro-Duitse stroming in de Vlaamse beweging van de jaren 1930 en ’40.

De Duitse Flamenpolitik had weliswaar zeer diepe wortels, lang vóór 1914: “Kortom, de Flamenpolitik was geen ideologische improvisatie en werd (daarom) mede gedragen door figuren die zich in de periode 1890-1914 beziggehouden hadden met de Nederlanden in het raamwerk van een vergroot Duitsland.” (p.324) Maar de enigen die de auteur weet op te sommen, zijn natuurlijk Duitse figuren. Zij deden er trouwens hun beklag over dat bij het enige initiatief waarbij zij daadwerkelijk enkele Vlamingen betrokken, het tijdschrift Germania (1898-1905), de Vlaamse redacteuren louter over cultuur schreven en niet in het politieke verhaal van annexatie van de Nederlanden door Duitsland meegingen. Tijdens de jaren 1840 waren er al Duits-Vlaamse zangfeesten waar de Duitsers eveneens teleurgesteld waren door de geringe Vlaamse politieke invulling. (p.46)

Het zal zeker wel zo zijn dat er al een Duits imperialisme bestond vóór 1871, toen het Tweede Rijk gesticht werd. Sommige Duitse imperialisten hadden dus een beleid gericht op de Noordzeehavens voor hun uitdijende vloot, met als deel daarvan de aanhechting van Vlaanderen: “Wij kunnen nu stellen dat de Duitse Flamenpolitik – of beter gezegd Niederlandepolitik – een continuïteit betekende in de vooroorlogse Duitse politiek in de brede zin des woords.” (p.350) Weliswaar waren de Duitse nationalisten, zelfs na 1871, radicaler dan een door verdragen ingesnoerde Duitse regering, en  ”probeerde de regering zich te distantiëren van de Alduitsers die op buitenlands vlak een meer compromisloze politiek wilden voeren”. (p.350) Vandaar bv. dat het Alduitse tijdschrift Germania wegens geldgebrek ten gronde kon gaan, terwijl de Duitse staat toch geld genoeg had voor zijn propaganda.

Maar geleidelijk wonnen de imperialisten aan invloed binnen de regering in Berlijn. Daarom waren ideeën als Lebensraum in de Duitse bestuursklasse volledig ingeburgerd tegen 1914, en de inschakeling van Vlaanderen in een Groot-Duitsland of minstens een Duitse invloedssfeer ook: “Was de Duitse regering in de zomer van 1914 niet voorbereid op een Flamenpolitik, dan waren de Alduitsers dat beslist wel. (…) Er was geen enkel idee dat in de Flamenpolitik zou uitgewerkt worden dat niet al twee decennia eerder bestond of bekend was bij de Duitse nationalisten.” (p.351)

Bij de  Duitse, ja, maar niet bij de Vlaamse nationalisten. Er was een germanofiele opiniestroming in de Vlaamse beweging, maar zelfs met een vergrootglas vindt men geen Vlaamse collaboratie vóór 1914. Zoals de auteur zelf aangeeft, wijdde de historicus José Gotovitch een onderzoek aan de bemoeienissen van de Duitse ambassade met de Vlaamse beweging vóór 1914 en vond hij niets. (p.15) Duitse nationalisten droomden en de geleidelijk door hen ingepalmde Duitse regering observeerde de Vlaamse beweging, maar zelf namen de Vlamingen geen pro-Duitse initiatieven. Het Activisme van na 1914 was dan ook de vrucht van een wisselwerking tussen goed voorbereide Duitsers die wisten wat ze wilden, en politiek naïeve Vlamingen die weliswaar wisten wat zij wilden, namelijk zelfbestuur, maar die de wereld niet kenden. 

Wat er onder de abnormale omstandigheden van de eerste Duitse bezetting gebeurde, zegt dus weinig over de Vlaamse beweging, die toen al een lange geschiedenis had. Nog minder zegt dat stuk geschiedenis over de juistheid van haar argumenten. De transfers bijvoorbeeld, hoewel toen nog zéér marginaal als thema, waren al lang bezig. En wat de belgicisten vanaf 1970 met de instellingen zouden doen, kon niemand in 1918 voorzien.

Wat Wils de rehabilitatie van het Koninkrijk der Nederlanden noemt stemt overeen met de Duits-nationalistische geschiedschrijving. (p.95) Goed, maar dan had die geschiedschrijving op dit ene punt in ieder geval gelijk. Vlaanderen zou beter af geweest zijn met het voortduren van het orangistisch bewind (inbegrepen de zeitgemässe liberale hervorming daarin van 1848, kwestie van het belgicistisch argument van de liberale Belgische grondwet te beantwoorden). En dan was vóór 1914 alles nog mogelijk; de geschiedenis van die periode heeft helaas niets te maken met het België van na 1932, met zijn taalgrens, en het totaal onwerkbare België van nu, met zijn grendels en grondwetsherzieningen.

Het boek gaat zijdelings over de Vlaamse beweging, en dat rechtvaardigt zijn publicatie door het Davidsfonds enigermate. Hoewel, is het Davidsfonds vergeten waarvoor het ooit opgericht was? Het zou nu goed passen in de reeks waarmee Joost Ballegeer zijn boek Vlamingen, volk zonder bovenlaag (2005) begon: flamingantische idealisten en hun belgicistische kleinzonen. Bijvoorbeeld, ten tijde van de tweehonderdste verjaardag van de Boerenkrijg sprak ik met één van de tenoren van het Davidsfonds, die mij zei: “Die honderdste verjaardag was bij uitstek een hoogtepunt voor het Davidsfonds, maar eigenlijk, wat was de Boerenkrijg tenslotte? Vlaamse jongens die geen soldaat wilden worden!” Wel, niet in een ver land willen gaan sneuvelen in een oorlog  die de onze niet is, lijkt mij een meer dan voldoende reden om in opstand te komen. Misschien dat uitgevers en auteurs van het Davidsfonds wel op de barre Russische vlakten willen gaan sterven, maar ik vind het best eerbaar als Vlaamse boerenjongens dat niet wilden. Het Davidsfonds is uit opportunisme niet alleen anti-Vlaams geworden, maar ook asociaal: het wil niet begrijpen wat volksmensen drijft. Nu het een belgicistisch paradepaardje uitgegeven heeft, valt nog te bezien of het zich nog aan een gelijkaardig flamingantisch boek zou wagen.

 

Bruno Yammine: Drang nach Westen. De fundamenten van de Duitse Flamenpolitik (1870-1914), Davidsfonds, Leuven 2011. 424 pp., ISBN: 978-90-5826-804-4.

@vrijevlaming

Een schuilnaam is op het internet niet ongebruikelijk, wel echter in wetenschappelijke discussies waarin “vrijevlaming” lange citaten uit een doctoraat reproduceert alsof hij ze zo van zijn eigen computer geplukt heeft. Een schuilnaam verhoudt zich tot deze geleerdenstijl als een tang tot een varken. In zijn lange betoog staat niets waaruit blijkt dat “vrijevlaming” werkelijk een “overtuigde Vlaamsgezinde” is, en volop bewijsmateriaal dat hij een belgicist is die probeert om flamingantische argumenten onderuit te halen. Letterlijk elke flamingant heeft ondervonden dat de “criminalisering van de Vlaamse beweging” strijdpunt nummer 1 is van de belgicistische elite, dus als “vrijevlaming” die als een onvoorstelbare en bij het haar getrokken mythe afdoet, dan geeft hij duidelijk te kennen dat hij niet tot de Vlaamse beweging hoort. Voor iemand die het mikpunt is van broodroof en uitsluiting kan ik nog begrijpen dat hij in ’t Pallieterke journalistieke bijdragen onder schuilnaam levert, van een belgicist (dus automatisch een protégé van Koning, Kerk en Kapitaal) met wetenschappelijke pretenties niet.

Onze “vrijevlaming” laat nogmaals in zijn kaarten kijken waar hij beweert dat de orangisten voor WO1 niet voor een Nederlandse eenmaking ijverden maar integendeel een product waren van de Flamenpolitik. Je moet al zeer belgicist zijn om zo’n leugen te geloven, want de orangisten stonden nooit sterker dan in 1830 (lang vóór een specifiek Belgiëbeleid in het politiek nog niet bestaande Duitsland vorm kon krijgen), waarna de Belgische staat hen met terreur klein gekregen heeft. Ik wist niet dat men na WO1 nog van orangisten sprak (Louis Tobback verraste vriend en vijand door zich orangist te noemen), maar de 19de-eeuwse orangisten waar ik het over had, verlangden terug naar de Nederlandse eenheid die zij daadwerkelijk gekend hadden, tegen het (hoofdzakelijk Franstalige, voorts Vlaams-katholieke) separatisme. Het Belgisch separatisme dat door Bruno Yammines BUB gesteund wordt.

Natuurlijk is het separatisme altijd van Franstaligen uitgegaan. De splitsing van het koninkrijk der Nederlanden in 1830, de separatistische erfzonde bij uitstek, ging vooral uit van de Luikse en Brusselse burgerij en van Franse agitatoren (waaronder Charles Rogier, die uiteraard de nieuwe Belgische nationaliteit verkreeg maar wel als Fransman en uit Frans-nationalistische motieven het separatisme van 1830 bekokstoofd had, en dus door de Vlaamse beweging heel terecht als Fransman betiteld werd). Het principe van de taalgrens is er onder Franstalige druk gekomen, de Vlaamse Beweging verkoos een tweetalig België waarin de Vlaamse arbeiders in Wallonië Vlaming konden blijven zoals de Franstalige bovenlaag in Vlaanderen Franstalig wou blijven, maar de Nederlandsonwillige Franstaligen hebben de Vlaamse beweging het territorialiteitsprincipe opgedrongen. De splitsing van de partijen en van steeds meer vakbonden was steeds een Franstalig initiatief, vaak een voldongen feit voor verraste Belgischgezinde Vlamingen.

Als de Vlaamse beweging nu gaandeweg voor de splitsing van België is gaan kiezen, volgt zij slechts de Franstaligen. Zij volgt hen bovendien om goede democratische redenen: zij neemt namelijk aan dat de Walen iets anders willen dan de Vlamingen en zij respecteert hun wil. Zij vermoedt dat de Franstaligen de Vlamingen niet willen volgen bij hun ongedaan maken van het separatisme van 1830. Want welbeschouwd kunnen de Walen de Vlamingen vervoegen als dezen opnieuw bij Nederland aansluiten. Ik heb het inderdaad niet onderzocht, je kan het nattevingerwerk noemen, maar ik heb zo de indruk dat de Walen dat niet willen en nog liever bij Frankrijk zouden aansluiten.

De “vrijevlaming” zegt dat orangisme niet anti-Belgisch was noch hoeft te zijn. Goed, laten we dan het experiment eens wagen: heel België terug bij Nederland en dan zien of de Franstaligen dat leuk vinden. Ze wilden zelfs Sabena niet bij de KLM, noch de Generale Bankmaatschappij bij ABN-AMRO, maar “vrijevlaming” meent te weten dat ze niets zullen hebben tegen het ongedaan maken van het separatisme van 1830. Doen, jongen, doén.

Dan de specifieke kritieken. Het is bij tweede lezing inderdaad zo dat “belgicistich” naar Pieter Geyls beoordeling van Henri Pirenne verwijst, maar deze vondst kan allerminst de stelling van “vrijevlaming” bewijzen dat BUB-medestichter Yammine als onpartijdige wetenschapper spreekt. Want in de volgende zin van zijn doctoraatboek zet hij Geyls boek De Nederlandsche Stam wel weg als een “anti-Pirenne werk” (tot daar aan toe) dat samenzweerderig behoorde tot een “Groot-Nederlands propaganda-offensief”, en wel zonder Pirennes typisch nationalistische Belgische mythevorming op gelijkaardige wijze aan de kaak te stellen. Die onmiskenbare uiting van partijdigheid schuif ik hem niet in de schoenen, die zette hij zelf op papier. Maar de “criminalisering van de Vlaamse beweging” (die “vrijevlaming” zo bij het haar getrokken vindt) schuif ik niet in de schoenen van de auteur, dat maakt de slechte lezer “vrijevlaming” ervan; wel gebruikten de belgicisten die mijn aandacht op het boek van Yammine trokken, het daarvoor.

De andere kritieken van “vrijevlaming” zijn er gewoon naast. Het is een historisch feit dat de noordelijke en zuidelijke Nederlanden verschillende keren tot één staatsverband behoorden. Dat de Franstaligen in 1830 nee gezegd hebben tegen die eenheid is hun eigen doen, en geenszins de schuld van de orangisten of de Vlaamse beweging. Zoals gezegd, het separatisme is historisch een Franstalige en geen Vlaamse verzuchting. In dit democratische tijdperk zou niemand aanvaarden dat de Vlamingen de Franstaligen in een niet-Franstalig staatsverband dwingen, en daarom zijn de Vlamingen ten langen leste óók separatist geworden.

In zijn passus over Julius Vuylsteke citeert Yammine deze Vuylsteke, elke lezer kan het zien, dus als hij het nodig vindt om het over “zogezegde” transfers te hebben, is dat niet nodig als verwijzing naar Vuylsteke, want die is volkomen duidelijk, wel als partijdig-belgicistische afstandname door Yammine van dat begrip transfer. Hij drukt daarmee wel degelijk zijn eigen mening over de zeer reële en zelfs toen al door Vuylsteke onderkende transfers, namelijk dat zij maar een flamingantisch verzinsel zijn. Dat heeft niets met objectieve geschiedschrijving te maken, wel met het BUB-partijstandpunt.

Mijn eigen aanwijzing van belgicistische motieven achter en rond dit doctoraat en haar uitgave nemen natuurlijk niet weg dat dit een degelijk werk is, vol nieuwe en nuttige feiten. Dat wordt met zoveel woorden in mijn bespreking erkend. Maar het is natuurlijk het voorrecht van “vrijevlaming” om die recensie selectief te lezen. Dat geeft hem dan weer niet het recht om mij standpunten toe te schrijven die de mijne niet zijn (zoals de projectie van zijn eigen BUB-obsessie met “België splitsen”, alsof mij dat één moer kan schelen, noch als eigen politiek project noch als “nogal vreemde” implicatie van het orangisme; laat voor mijn part de Franstaligen mét de Vlamingen gerust Nederland vervoegen), maar daar heb ik mee leren leven.

Bruno Yammine laat zich op andere fora zeer partijdig uit, vandaar zijn lidmaatschap van het partijbestuur van de (in de ogen van de meeste Vlamingen lachwekkende) BUB. Maar dat staat hem vrij en daar heb ik me in deze bespreking niet aan geërgerd. Bespreking waarvan trouwens nog steeds geen enkele Vlaamsgezinde hier opgemerkt heeft dat ze “van een zéér laag niveau” is. De enige die dat gezien heeft, is een belgicist die het orangisme uit Duitse bemoeienissen verklaart.

@KoenraadElst (III)

Sta me toch toe te reageren op het overige deel van uw bespreking. In tegenstelling tot u probeer ik immers niet de commentaren te ontwijken.

U schrijft dat ik in al mijn "andere kritieken" er "gewoon naast" zit.

1) "Het is een historisch feit dat de noordelijke en zuidelijke Nederlanden verschillende keren tot één staatsverband behoorden." ja, natuurlijk. Ik heb ook nooit iets anders beweerd. U gebruikt echter de termen Heel- en Groot-Neerlandisme door en onder elkaar2.

2) "In zijn passus over Julius Vuylsteke citeert Yammine deze Vuylsteke, elke lezer kan het zien, dus als hij het nodig vindt om het over “zogezegde” transfers te hebben, is dat niet nodig als verwijzing naar Vuylsteke, want die is volkomen duidelijk, wel als partijdig-belgicistische afstandname door Yammine van dat begrip transfer. Hij drukt daarmee wel degelijk zijn eigen mening uit enz." De schrijver had het niet over "zogezegde" transfers. Hij gebruikt wél het woord "zogezegd", uiteraard om te verwijzen naar de mening van Vuylsteke (naar wie anders?)

 

3) "Bespreking waarvan trouwens nog steeds geen enkele Vlaamsgezinde hier opgemerkt heeft dat ze “van een zéér laag niveau” is. De enige die dat gezien heeft, is een belgicist die het orangisme uit Duitse bemoeienissen verklaart." Ik heb het opgemerkt. Ik daag u uit om zulk een bespreking in een wetenschappelijk tijdschrift te laten verschijnen. Ik heb eveneens NIET het orangisme verklaard uit "Duitse bemoeienissen". Wél het Groot-Neerlandisme. Dat u iedereen die het niet met uw eenzijdige bespreking eens is, afdoet als een "belgicist", is een intentieproces. Dat laat ik voor uw rekening.

@KoenraadElst

Geachte Heer Elst,

U spreekt zichzelf toch enigszins tegen. Eerst las ik: "Uiteraard ga ik een stuk onder schuilnaam dat toch wetenschappelijke pretenties heeft, niet met een omstandig antwoord vereren". In deze post vereert u me dan weer wél plots met een antwoord. De reden is duidelijk. U hebt in mij zowaar een ... belgicist ontmaskerd. En de wereld mag het weten. In vele passages verwijst u naar uw ontdekking. Ik ga daar - dat zal u me wel vergeven - niet op ingaan. Een wetenschappelijke discussie wordt niet ad hominem gevoerd, weet u wel. Vreemd vind ik wel dat u het zelf hebt over "flamingantische argumenten". Zijn die per definitie juist omdat ze flamingantisch ( ? ) zijn. In dat geval staan we voor een redenering waarin iemand steeds gelijk heeft, indien hij een flamingantisch argument (wat dat ook moge wezen) gebruikt.

Uw betoog begint passioneel: "Letterlijk elke flamingant heeft ondervonden dat de “criminalisering van de Vlaamse beweging” strijdpunt nummer 1 is van de belgicistische elite, dus als “vrijevlaming” die als een onvoorstelbare en bij het haar getrokken mythe afdoet, , dan geeft hij duidelijk te kennen dat hij niet tot de Vlaamse beweging hoort". Nou, dat is wel sterk. Immers, ik heb immers nergens gesteld dat die criminalisering door belgicisten een (onvoorstelbare en bij het haar getrokken) mythe is. Ik daag u uit om een tegenbewijs te vinden. Indien niet, spreekt het vanzelf dat ik uw welgemeende excuses voor deze ongehoorde laster jegens mijn persoon verwacht.

in uw tweede paragraaf bent u volledig te kwader trouw. U stelt dat ik zou gezegd hebben dat "de orangisten voor WO1 niet voor een Nederlandse eenmaking ijverden maar integendeel een product waren van de Flamenpolitik.". U doet uitschijnen dat u het verschil tussen politiek Groot-Neerlandisme, cultureel Groot-Neerlandisme en Heel-Neerlandisme niet kent. Gaan we echter wat exhaustiever op uw passus in, dan stort uw volledige intellectuele credibiliteit in elkaar. Ik zou dus gesteld hebben dat de orangisten voor WO I niet streefden naar een Nederlandse eenmaking. Sta me toe mezelf te citeren (cf. Vde paragraaf van mijn eerste post "onvolledige en oneerlijke bespreking): "Vele bewuste Vlamingen verzoenden loyaal belgicisme met orangisme (zie o.a. p. 151, van het boek van Yammine)." U zal merken dat die orangistische stroming waarvan sprake refereert naar de periode voorafgaand aan WO I. Waar dan heb ik het bestaan van een Nederlandse eenmaking (orangisme=c.q. unie tussen Nederland en België) voor de Flamenpolitik nog maar bestond geloochend? Wat stelde ik dan wel? "Geen enkele orangist heeft voor WO I voor een politiek Groot-Nederland geijverd, ook die beweging is een schepping van de Flamenpolitik." (zelfde post, III). Een politiek Groot-Nederland= een politieke unie tussen Nederland en Vlaanderen, daar ijverde geen enkele Vlaamsgezinde voor 1914 naar. Punt uit.

Op uw derde paragraaf "Natuurlijk is het separatisme altijd (...) Belgischgezinde Vlamingen", hoef ik niet in te gaan, dat is politieke propaganda. Niets verkeerds mee, maar heeft niets te maken met het boek (tenzij u de zonderlinge mening toegedaan bent dat de Vlaamse activisten ... Franstaligen waren". Idem voor uw vierde paragraaf. Door dat lang intermezzo leidt u overigens de aandacht af van een zeer belangrijke stelling, die u volledig onbeantwoord laat. Ze is zo belangrijk dat ik ze hier in extenso herhaal:

"Koenraad Elst schrijft verder: “Maar eens de mening van de auteur gekend, kunnen we wel wat van dit boek opsteken. De auteur rekent zich tot de school van KUL-prof. Lode Wils (Flamenpolitik en aktivisme, Leuven 1974, hier p.16), die beweerde dat de anti-Belgische stroming de vrucht is van de Flamenpolitik van de Duitse bezetter in WO 1. Maar uit de feiten die uitgerekend door deze rabiate belgicist gepresenteerd worden, leren we dat dit niet het geval is. Zo schreef August Vermeylen in 1895 dat “de flaminganten in se volstrekt niet Belgischgezind” zijn. (p.18) Vuylsteke stelde in 1861 dat “de meerderheid van de Vlamingen ‘1830’ betreurde”. (p.61) Maar vooral: reeds in 1830 was er een omvangrijke beweging van zogenaamde orangisten die de hereniging met Nederland nastreefde.”

Vrijevlaming: (...) Yammine heeft in zijn boek meermaals gezegd dat er voor 1914 wel a(nti)-Belgische RESSENTIMENTEN waren, maar geen GEORGANISEERDE anti-Belgische stoming bestond (pp. 16-30 en p. 337 waar letterlijk staat: “De these over een vooroorlogs anti-Belgisch flamingantisme is onhoudbaar en mist vooral het punt. Het gaat immers om het al dan niet bestaan van een anti-Belgische beweging, niet over soortgelijke ressentimenten”. )

Uw vijfde paragraaf zijn wederom politieke bespiegelingen. Leuk, maar niet ter zake doende.

Pas in de zesde paragraaf geeft u voor het eerst ruiterlijk een fout toe. Ondertussen, hakt u wel verder in op de auteur, want u wil uiteraard bewijzen dat zijn werk geschreven is uit belgicistische motieven. Maar dat bewijs is magertjes, ja zelfs onbestaand. Want: 1) Natuurlijk was er rond 1930 een anti-Belgisch propaganda-offensief bezig (evident en ondersteund door talloze brochures, artikels, niks samenzweerderig heel open, lees o.a. de bundel Voor - 1830- Na uit 1930) en 2) BY stelt Pirenne's mythevorming niet aan de kaak. Waarom moet hij dat doen op die plek, in een passus die ging over de historiografie van het activisme? (in zijn briefwisseling noemde Geyl Pirenne trouwens een "kei", "van de middeleeuwen weet hij ongelofelijk veel af", zo Geyl, naar buiten toe meende Geyl dan weer dat Pirenne een zuivere propagandist was, lees bv. L. WILS, Gerretson, "Geyl en Vos. Spanningen tussen de Groot-Nederlandse Beweging en de Vlaams-Nationalistische", Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 41, nr. 2, 1982. De Geschiedenis van België van Pirenne is doorheen de jaren bekritiseerd, maar niet weerlegd en geldt tot op heden als een machtig standaardwerk. Nou gaat u me weer een belgicist noemen, maar ik daag u uit om één wetenschappelijk artikel te vinden dat Pirenne met de grond gelijk maakt... Mensen zouden beter eens boeken lezen i.p.v. ze meteen als sprookjes af te doen. Geyl is lezenswaard, maar geen Europees topniveau).

@vrijevlaming

U hebt gelijk: het was een vergissing, de polemiek aan te gaan met de internetpolemist die zich "vrijevlaming" noemt. Zoals zovele internetpolemisten heeft hij alle tijd, veel meer dan mensen die moeten werken voor hun brood, zoals ik. Tijd voor spijkers op laag water, tijd voor ingebeelde bedoelingen, tijd ook om op allerlei fora actief te zijn, ondermeer dat van de BUB.

Maar u hebt de criminalisering van de Vlaamse beweging inderdaad met zoveel woorden ("Komaan zeg") als een mythe afgedaan. Er is dus geen grond voor mij om me te verontschuldigen. Die is er voor u wel, namelijk de vele beledigingen vanaf uw eerste ongevraagde e-mail. Ik zal er niet op wachten, maar u bent ze mij wel verschuldigd.

En wat Henri Pirenne betreft: natuurlijk was hij een groot historicus. De BUB zou er bv. goed aan doen om zijn werk over de islamgeschiedenis te bestuderen. Maar hij was tegelijk ook een mythemaker die zijn pen ten dienste stelde van de mythe van "het Belgische volk" dat na een tocht door de nacht der tijden eindelijk in 1830 zijn eigen staat kreeg. Als Bruno Yammine in een doctoraat de historicus Pieter Geyl van een "propaganda-offensief" mag beschuldigen, dan mag ik in een artikel Pirennes werk over België zeker en bij uitstek belgicistische propaganda noemen.

Zo, vaarwel dan, "vrijevlaming".

 

@KoenraadElst

Geachte Heer,

1) U schrijft dat ik de criminalisering van de Vlaamse Beweging door belgicisten als een mythe afgedaan heb. Dat is nochtans niet waar. Ik citeer uit mijn eerder bericht, waaruit u afleidt dat ik dat wel doe:

"De auteur van het boek worden voorwendselen in de schoenen geschoven (criminalisering van de Vlaamse Beweging enz., komaan zeg)". "Komaan zeg", inderdaad! Waar heeft BY in zijn werk de Vlaamse Beweging gecriminaliseerd...??

 

2) Waar heb ik u beledigd? ik lees enkel onaangename zaken over mezelf. Zie uw eerste paragraaf: volledig ad hominem.

 

3) Ik heb nooit betwist dat u Pirenne mag bekritiseren ( ! ). Ik denk overigens dat u Pirenne fout citeert. Pirenne beweerde (terecht of ten onrechte) dat de Bourgondische staat de voorloper was van het onafhankelijke België.

Onvolledige en oneerlijke bespreking (III)

"Uiteraard ga ik een stuk onder schuilnaam dat toch wetenschappelijke pretenties heeft, niet met een omstandig antwoord vereren. Alleen dit: de *splitsing* van België was voor de Orangisten geen punt, voor de *Walen* wel. Natuurlijk mogen de Walen bij Nederland, maar ze willen niet, dan nog liever splitsen."

Geachte Heer Elst,

Het staat op internet nog steeds vrij om al dan niet een "schuilnaam" te gebruiken. Velen die deze site frekwenteren, gebruiken een pseudoniem. Maar uiteraard moet u een stuk dat niet vereren, ook al zou dat stuk niét onder een pseudoniem geschreven zijn.

U suggereerde dat de splitsing van België voor de Orangisten een punt was, u noemde ze zelfs anti-Belgisch. Nu zwakt u dat af en schrijft u "het was geen punt voor hen". Nee, zo was het niet: ze waren ertegen! Geen enkele orangist heeft voor WO I voor een politiek Groot-Nederland geijverd, ook die beweging is een schepping van de Flamenpolitik. En dan gaat u plots over naar de Walen - wat komen die hier plots doen - die voor een splitsing van België zouden zijn. Het separatisme was en is een insignificante stroming in Wallonië. En u eindigt met in de plaats van de Walen te zeggen wat ze willen of niet willen. Allemaal goed en wel. Ik weet dat niet. Ik weet wel dat het niets, maar dan ook niets met dit boek te maken heeft. Ik mag vele van uw stukken graag lezen, maar uw partijdige en zelfs gemene bespreking van dit werk is een smet op uw blazoen. Plus est en vous.

@vrijevlaming

Uiteraard ga ik een stuk onder schuilnaam dat toch wetenschappelijke pretenties heeft, niet met een omstandig antwoord vereren. Alleen dit: de *splitsing* van België was voor de Orangisten geen punt, voor de *Walen* wel. Natuurlijk mogen de Walen bij Nederland, maar ze willen niet, dan nog liever splitsen.

Onvolledige en oneerlijke bespreking (II)

Deze bespreking is, kortom van een zéér laag niveau (is dit een persoonlijke afrekening?) en de auteur van het schrijven doet me denken aan een fundamentalist met oogkleppen op. De auteur van het boek worden voorwendselen in de schoenen geschoven (criminalisering van de Vlaamse Beweging enz., komaan zeg) en hij wordt voortdurend gebrandmerkt als een "belgicist" (dat is hij ook, maar dat doet volstrekt niets ter zake - Elias was een Vlaams-nationalist en Wils een belgicist en er zijn ook zeer goede marxistische, conservatieve enz. historici) nergens in het boek is sprake van de minste vooringenomenheid tegenover de Vlaamse Beweging). Sorry, Koenraad, als je denkt dat je ernstige wetenschappelijke werken zo kan degraderen, dan zit je fout. Je maakt een intentieproces en dat is not done. Ofschoon de politieke ideeën van BY bitter weinig aantrekkingskracht op mij uitoefenen, zegt dat niets over zijn kwaliteiten als historicus. Als je zo de Vlaamse strijd wil voeren, ben je niet goed bezig, man.

Onvolledige en oneerlijke bespreking

Hoewel ik een overtuigde Vlaamsgezinde ben, kan ik de analyse van de recensent hoegenaamd NIET delen. Ze is gewoonweg vooringenomen en doet  dit knappe werk onrecht aan. Koenraad Elst gooit de persoon en zijn ideologie (die ik ook niet deel) op één hoopje en dus moet het wel slecht zijn.

1)    Volgens KE waagt de auteur van Drang..... zich aan enkele foutieve omschrijvingen.

(a) Zo neemt hij er aanstoot aan dat  Pirenne als “belgicistisch” - mét aanhalingstekens - omschreven wordt. Daaruit zou blijken dat het, volgens BY, slechts een flamingantische mythe was dat Pirenne Belgischgezind was. Quod non. Uiteraard was Pirenne belgicistisch en dat weet Bruno Yammine ook. In zijn boek staat: “Al in 1920 ijverde hij [Geyl] voor een aansluiting van Vlaanderen bij Nederland door toedoen van de Britten. Ondertussen werkte hij in het geheim samen met veroordeelde activisten. Ook zijn historisch werk hing samen met zijn strijd tegen België. De wereldberoemde Belgische historicus Henri Pirenne deed volgens hem aan ‘anti-Nederlandse’, want ‘belgicistische’ geschiedschrijving.” (p. 13) Die aanhalingstekens verwijzen niet naar de mening van de auteur, maar geven gewoon (naar analogie met “anti-Nederlandse”) de mening van Pieter Geyl weer.
(b) KE stelt voorts dat BY twijfels heeft bij de hereniging van Vlaanderen en Nederland. “alsof de eenheid van die twee tijdens de laat-Boergondische, vroeg-Spaanse en Nederlandse periode niet gewoon een feit” (KE). Juist, maar op dat moment BESTOND Vlaanderen in de moderne betekenis van het woord niet en – belangrijker – maakten de Romaanse Zuidelijke Nederlanden OOK deel uit van dit statencomplex. Het is dus niet zo dat Vlaanderen ooit zonder Wallonië heeft deel uitgemaakt van de Bourgondische of Habsburgse Nederlanden. Of we dat nu prettig vinden of niet, het is zo.
(c) Wat de ‘Fransman’ Rogier betreft (p. 176): uiteraard was Rogier een geboren Fransman, maar hij was wel al tot Belg genaturaliseerd toen hij minister werd (anders zou hij zelfs geen minster kunnen worden!). Nochtans schilderde men hem zonder meer als een “Fransman” af in de Vlaamsgezinde propaganda. Vandaar de aanhalingstekens. Zoiets is toch wel erg duidelijk?
(d) “Zogezegd” vonden er vanaf 1830 onafgebroken transfers van Vlaanderen naar Wallonië plaats, zoals niet alleen recent wetenschappelijk bewezen is maar ook al betoogd werd door Julius Vuylsteke in 1868 (p.61). (KE)
Maar in het boek van Yammine lees ik: “In 1869 werd Vuylsteke verkozen tot gemeenteraadslid van Gent, een functie die hij tot 1875 zou bekleden. In twee artikels in Het Volksbelang (1868) stelde hij dat er sedert 1830 een financiële ongelijkheid bestond tussen Vlamingen en Walen. In de spoorwegen, scholen, openbare werken, buurtwegen, havens, tot zelfs de grondbelasting toe zouden – zo betoogde hij – steeds de ‘Waalse gewesten’ voorgetrokken zijn. Vlaanderen betaalde zogezegd een derde meer – gemiddeld per jaar 700.000 frank – dan Wallonië inzake grondbelasting. Dat was zowaar een ‘transferberekening’ avant la lettre. Was hij beïnvloed door het politieke, Vlaams-Waalse dualisme dat de mensen die (mede) aan de grondslag
lagen van zijn politiek engagement (de pangermanisten) propageerden? Of lag aan de basis een idee dat het Vlaams Verbond van Leirens ook al genegen was: dat een spoedig herstel van de onrechtvaardige verdeling van de grondbelasting nodig was?” (p. 61)
Uit de tekst wordt duidelijk dat die “zogezegd” niet naar een persoonlijke opinie refereert, maar wel naar die van Vuylsteke (wat KE zelf trouwens aangeeft).

2)  Koenraad Elst schrijft verder: “Maar eens de mening van de auteur gekend, kunnen we wel wat van dit boek opsteken. De auteur rekent zich tot de school van KUL-prof. Lode Wils (Flamenpolitik en aktivisme, Leuven 1974, hier p.16), die beweerde dat de anti-Belgische stroming de vrucht is van de Flamenpolitik van de Duitse bezetter in WO 1. Maar uit de feiten die uitgerekend door deze rabiate belgicist gepresenteerd worden, leren we dat dit niet het geval is. Zo schreef August Vermeylen in 1895 dat “de flaminganten in se volstrekt niet Belgischgezind” zijn. (p.18) Vuylsteke stelde in 1861 dat “de meerderheid van de Vlamingen ‘1830’ betreurde”. (p.61) Maar vooral: reeds in 1830 was er een omvangrijke beweging van zogenaamde orangisten die de hereniging met Nederland nastreefde.”

Het streven naar een hereniging van België en Nederland is niet  "anti-Belgisch". Vele bewuste Vlamingen verzoenden loyaal belgicisme met orangisme (zie o.a. p. 151, van het boek van Yammine).
  Yammine heeft in zijn boek meermaals gezegd dat er voor 1914 wel a(nti)-Belgische ressentimenten waren, maar geen GEORGANISEERDE anti-Belgische stoming bestond (pp. 16-30 en p. 337 waar letterlijk staat: “De these over een vooroorlogs anti-Belgisch flamingantisme is onhoudbaar en mist vooral het punt. Het gaat immers om het al dan niet bestaan van een anti-Belgische beweging, niet over soortgelijke ressentimenten”. )

3)    In een volgende paragraaf heet het:

“Het is dus gewoon niet waar dat “de eerste ideeën over splitsing van België (…) door Duitsers hetzij door Vlamingen die in nauw contact stonden met Duitse nationalisten, geopperd werden”. (p.62) Er waren bijvoorbeeld onderhandelingen tussen de grootmachten over de splitsing van België toen dat pas gesticht was, naast de omvangrijke orangistische stroming die het hele land terug bij Nederland wilde.” (KE)

Natuurlijk waren er onderhandelingen tussen de grootmachten “over de splitsing van België toen dat pas gesticht was (sic, het Koninkrijk België werd gesticht in 1830, maar tot daar aan toe)”, waaronder Pruisen toch een ... Duitse grootmacht? En Arndt, de vader van het Duitse nationalisme koesterde al voor het einde van de Napoleontische oorlogen ideeën over een splitsing van België (BY geeft dit ook aan).
En ach, die orangistische stroming wilde héél België terug bij Nederland . Een hereniging van België en Nederland als argument om te bewijzen dat men België wilde splitsen, dat is een nogal vreemde redenering.

4) Tenslotte schrijft KE: dat BY niet het doel bereikt dat men (??) aan zijn werk toeschrijft: de criminalisering van de Vlaamse beweging.
Sedert wanneer moet een auteur een doel bereiken die men ( wie ? ) aan zijn werk toeschrijft. Dat is baarlijke nonsens. KE lijkt voorts meermaals te willen bewijzen dat er geen sprake was van een soort Vlaamsgezinde precollaboratie en dat BY ons dat verhaal wil verkopen:

-    “De Duitse Flamenpolitik had weliswaar zeer diepe wortels, lang vóór 1914: “Kortom, de Flamenpolitik was geen ideologische improvisatie en werd (daarom) mede gedragen door figuren die zich in de periode 1890-1914 beziggehouden hadden met de Nederlanden in het raamwerk van een vergroot Duitsland.” (p.324) (BY) Maar de enigen die de auteur weet op te sommen, zijn natuurlijk Duitse figuren. Zij deden er trouwens hun beklag over dat bij het enige initiatief waarbij zij daadwerkelijk enkele Vlamingen betrokken, het tijdschrift Germania (1898-1905), de Vlaamse redacteuren louter over cultuur schreven en niet in het politieke verhaal van annexatie van de Nederlanden door Duitsland meegingen. Tijdens de jaren 1840 waren er al Duits-Vlaamse zangfeesten waar de Duitsers eveneens teleurgesteld waren door de geringe Vlaamse politieke invulling. (p.46)” (KE)
-    “ ‘...Er was geen enkel idee dat in de Flamenpolitik zou uitgewerkt worden dat niet al twee decennia eerder bestond of bekend was bij de Duitse nationalisten.” (p.351)’ (BY) “Bij de  Duitse, ja, maar niet bij de Vlaamse nationalisten [sic, voor 1914 bestond er geen georganiseerd Vlaams-nationalisme]”. (KE)
Yammine heeft nergens beweerd dat al die imperialistische ideeën van Vlaamsgezinden afkomstig waren, integendeel. Ze kwamen énkel vanuit Duitse hoek... dat was nu net het punt van zijn hele werk, dat de Flamenpolitik een voorbereide Duitse politiek was.
Het staat zeer duidelijk in zijn besluit:
“Het vooroorlogse Duitse imperialisme, inmiddels versmolten met de Rijkspolitiek, kon vanaf het einde van augustus een Niederlandepolitik – waarvan de Flamenpolitik dus een onderdeel was – concipiëren en uitwerken. Dat dit kon gebeuren, was het gevolg van een decennialange ideologische lange- termijntrend en meer bepaald van de politieke recuperatie van een Alduits programma, net omdat radicale nationalisten sedert jaren zoveel aan invloed hadden gewonnen in het Wilhelminische Rijk. Dit geheel aan ideeën en  suggesties kon het keizerrijk in 1914 voor eigen gebruik aanwenden. Door deze politieke beslissing kon in België een Flamenpolitik – en later een Wallonenpolitik – gevoerd worden, waardoor een fractie van de Vlaamse Beweging voor Duitse doeleinden ingeschakeld werd. Het gevolg op korte termijn van deze ideologische keuze was dat het pad voor een tweede collaboratie en Flamenpolitik na 1918 veel makkelijker kon geëffend worden. (pp. 347-348).”