Mali: Étatisme vs. Islamisme
From the desk of Nikolaas de Jong on Mon, 2013-01-21 01:53
Op politiek vlak heb ik sedert lang de wijsheid ingezien dat je een Fransman nooit volgens dezelfde standaarden mag beoordelen als andere westerlingen. Dit komt omdat de constitutie en politieke cultuur van Frankrijk op zich reeds socialistisch, of beter gezegd étatistisch is. Een Fransman gelooft negen kansen op tien al van kleins af aan in de heilzame functie van de staat, en zal het concept van de staat als de glorieuze vertegenwoordiger van de natie en haar belangen, veel eerder omhelzen dan de gemiddelde westerling. Deze eigenschap van de Fransen is welbekend, en heeft natuurlijk vaak tot complicaties geleid, beginnende bij de grote omwentelingen van 1789-1815, en gaande tot de huidige politiek die Frankrijk wegens haar dominante positie aan de rest van de EU opdringt. Over de problemen moet ik niet verder uitweiden; ze zijn door anderen reeds in genoeg detail beschreven.
Anderzijds zie ik evenwel een voordeel in deze Franse eigenaardigheid. Immers, hoe meer ik over de Fransen lees, hoe meer ik tot de conclusie kom dat het étatisme dat onder hen heerst, een groot deel van haar kracht en betekenis verliest, net omdat ze als het ware met de paplepel ingegeven wordt. In tegenstelling tot wat we in Vlaanderen en a fortiori in de Angelsaksische landen zien, lijkt socialistisch zijn, of er een grote achting voor of vertrouwen op de staat op nahouden, in Frankrijk geen bewuste keuze voor collectivisme meer in te houden, zoals elders het geval is. Vandaar dat het verkiezen van een socialistische president bij onze zuiderburen misschien niet dezelfde vrees moet inboezemen als de verkiezing van een progressieve kandidaat in de Verenigde Staten: in het eerste geval gaat het uiteindelijk gewoon om een ideologisch sausje dat nog over de reeds zeer linkse status quo wordt gegoten, terwijl we in het tweede geval werkelijk te maken hebben met een grote stap verder op de weg naar modern feodalisme.
Geen gebeurtenis sterkte mij zoveel in deze vaststelling, als de recente interventie van Frankrijk in Mali. Hoewel we Obama en Hollande allebei tot de categorie “linkse politici” rekenen, maakt een blik op deze gebeurtenis snel duidelijk hoe verschillend de wereldvisie van beide mannen wezenlijk is. Kunt u zich voorstellen dat Obama ooit tot een interventie zou overgaan tegen het Islamisme? Dat zou gewoon niet passen in zijn globale, zeer goed uitgedachte linkse strategie. Het Islamisme, of beter gezegd de Islam –het “Islamisme” is simpelweg de eigenlijke, juiste uitvoering van de Islamitische leer- is een bondgenoot van Obama in zijn onverdroten kruistocht tegen de vrijheden en waarden van het westen, die op het moment alleen nog geconcretiseerd worden in een aftakelende Amerikaanse rechtsstaat. Wat Obama in het binnenland doet, laat hij de Islam in het buitenland volbrengen, namelijk het leven onmogelijk maken voor mensen die vrij hun eigen levensweg willen kiezen, ongestoord door uitbuiters van alle soorten, of het nu apparatsjiks, imams, of absolute koningen zijn – want in het licht van de eeuwigheid behoren al die types eigenlijk tot een en dezelfde klasse.
Hollande denkt er dus blijkbaar anders over, geheel in de lijn van het Franse étatisme. We kunnen zeggen dat de politieke traditie van Frankrijk eerder op een misvatting dan op slechte wil berust, een misvatting die trouwens veel verder teruggaat en andere wortels heeft dan de progressieve doctrines van Obama en de aanhangers van het cultuurmarxisme die in de VS zo enthousiast om hem heen drommen. Het Franse socialisme vind namelijk haar oorsprong in de politiek van de bekendste en beruchtste Franse leider, Napoleon Bonaparte, en de staatsstructuur die hij in productiefste jaren op poten zetten. Hoewel liberalen hier vaak nogal lichtjes over gaan en alle dirigistische systemen over dezelfde kam scheren, moeten we toch vaststellen dat er tussen dit Bonapartisme en het latere constructivisme waaruit zowel Lenin, Hitler, en Obama zijn voortgekomen, een groot verschil bestaat wat betreft basisassumpties – de praktijk even buiten beschouwing gelaten. Terwijl het constructivisme van de late negentiende eeuw eigenlijk niets meer was dan een terugplooiing in Oriëntaalse bestuurssystemen, m.a.w. een ideologisch ingeklede poging om van de inclusieve politieke en economische systemen van het westen opnieuw extractieve systemen te maken, en aldus eigenlijk het westen gelijk te schakelen met de rest van wereld, ging het Bonapartisme wel degelijk uit van het belang van het volk zelf, deels in Rousseauïstische traditie, maar ook met heel belangrijke variaties erop.
Toen generaal Bonaparte in 1799 de macht greep, ging het erom orde en welvaart in het verscheurde Frankrijk te herstellen, en een van zijn eerste taken was ook het verzoenen, of in elk geval het in evenwicht houden van de rivaliserende politieke facties van zijn tijd. Het Franse collectivisme werd met andere woorden geboren in een samenleving die in een toestand van chaos verkeerde, niet in een stabiele, ontwikkelde samenleving die nog tot chaos herleid moest worden door het constructivisme. Meer nog: in een vreemde voorafschaduwing van het huidige Europa, was het Frankrijk van na de revolutionaire omwentelingen de eerste staat die het moderne patroon volgde waarin een klasse van monopoliekapitalisten en cynische ideologen zich verenigden om de middenklasse plat te kunnen drukken, een manoeuvre dat trouwens kracht werd bijgezet door de zeer beredeneerde onwil van de bestuurders om de criminaliteit effectief aan te pakken. Wat Napoleon wou, was precies hetzelfde wat de Amerikaanse conservatieven in hun reactie op Obama tegenwoordig ook willen, namelijk de macht uit de handen van progressieven nemen en hun medestanders terug naar het volk brengen. Het tragische aan het Franse geval is uiteraard dat Napoleon zelf geen fatsoenlijk politiek of economisch onderricht had genoten, en dus niet echt wist hoe hij aan het karwei moest beginnen; hij had zichzelf in zijn jeugd ondergedompeld in wat toen doorging voor progressieve literatuur, voor hij na enige ervaring een hartsgrondige afkeer begon te krijgen van de philosophes, die hij minachtend de “ideologen” noemde, mensen die veel leuterden maar in de praktijk nooit ergens voor deugden.
Maar een afkeer is natuurlijk geen zelfstandige en robuuste ideologie, en Napoleon scheen zelf niet door te hebben dat veel van de schadelijke misverstanden uit de Franse filosofieboeken in zijn eigen rudimentaire politieke filosofie bleven voortbestaan, te beginnen met zijn overtuiging dat staatsinterventie op allerlei vlakken tot op zeker hoogte praktisch kon zijn –maar het grote gevaar was natuurlijk, dat hij de grens van interventionisme nooit principieel wist af te bakenen. Zijn beeld van het ideale bestuur degenereerde uiteindelijk, misschien nog begrijpelijk genoeg, tot een ultrapragmatisme avant la lettre: alle groepen tezelfdertijd proberen tevreden stellen en elke maatregel nemen die zich op een welbepaald moment aanbeveelt, zonder er eigenlijk een toekomstvisie op na te houden. Deze kortetermijnvisie verklaart uiteraard de zeer geringe levensvatbaarheid van het eerste Bonapartistische regime; en het valt ook betwijfelen of zijn neef, Napoleon III, het tweede experiment in gang zou gehouden hebben zonder een de oorlog met Pruisen. De les is alweer: principes halen ons altijd in.
Niettemin wordt ons zo duidelijk dat er met de Franse socialisten meer aan te vangen is dan met het socialisme in andere landen. Het is een socialisme dat voornamelijk in stand gehouden wordt door de misplaatste obsessie met de staat als incarnatie van het nationale belang en oplossing voor alle problemen. Het verschil tussen Obama met zijn retoriek die een soortgelijk visioen propageert, is dat de leiders van het land dezelfde misvatting delen als het volk. De staat is er om zoveel mogelijk voordelen aan de burgers te verschaffen, maar weinigen in Frankrijk zullen tegenwoordig een raakpunt vinden met de ware bedoelingen van Barack Obama, namelijk de macht over de samenleving concentreren in de handen van een kleine kliek. In dat licht moeten we ook de Franse interventie in Mali zien. Hollande en zijn landgenoten zijn er heilig van overtuigd dat Frankrijk het land van vrijheid en mensenrechten is, hoewel er voortdurend de zwaarste, meest contraproductieve blunders gemaakt worden in het ten uitvoer brengen van die idealen. Zij zien de opkomst van het Islamisme dan ook in een heel ander licht dan Obama en zijn camarilla, namelijk als een groot gevaar voor de mensenrechten en een aanfluiting van de menselijke waardigheid. In hun behandeling van de Islam heeft de Franse regering met Obama gemeen dat ze teveel in een historisch vacuüm leven om de precieze aard van het gevaar in te zien; de Fransen delen echter niet in dezelfde mate het schuldige verzuim als de Obama de cultuurmarxist, en zien een mensenrechtenschendig aan voor wat ze is, ofschoon ze het wel wat vroeger hadden mogen zien aankomen en in actie hadden kunnen schieten.
Meer moeten we niet zoeken achter de Franse campagne in Mali. Ik vermoed niet, zoals de professionele handelaar in complottheorieën William Engdahl nog eens probeert duidelijk te maken dat “de hand van het Pentagon” achter de Franse interventie zit, zoals hij recent verklaarde in een interview met Russia Today. Dit merk ik niet op om een onderlaag van linkse intellectuelen terecht te wijzen, wel omdat het me choqueert hoe vaak ik ook in respectabele, “rechtse” intellectuele kringen, naar samenzweringstheorieën moet luisteren, die door de spreker met het grootste zelfvertrouwen wereldkundig gemaakt worden en zich vervolgens met een vals aura van wetenschappelijkheid verspreiden.
Zoals elke voorzichtige onderzoeker weet, kunnen samenzweringstheorieën heel verleidelijk zijn omdat ze ons probleemloos een gevoel geven dat we “in the know” zijn; maar wat ze uiteindelijk gewoon doen is zwart zeggen wanneer de officiële bronnen wit zeggen; ze doen niet meer dan de officiële versie binnenstebuiten draaien zonder eigenlijk één echt feit méér te kennen. Het enige waar we de VS van kunnen beschuldigen is haar verwaarlozing van haar verantwoordelijkheid in een steeds dreigendere internationale situatie, die al van de eerste onderhandelingen met Stalin dateert, en het schuldige verzuim dat Obama daar nog eens aan toegevoegd heeft. Amerika bezig met het veiligstellen van geheime belangen? Was het maar waar. Als de VS er uitdrukkelijk voor had gekozen om haar internationale machtspositie zoveel mogelijk uit te hollen, zou de wereld er precies hetzelfde uitzien als nu.
Het verder verloop van de situatie in de Islamitische wereld zal in grote mate van twee zaken afhangen: ten eerste, of Obama er in zijn tweede ambtstermijn in zal slagen de positie van de VS op het wereldtoneel helemaal in elkaar te doen zakken of die positie in tegenstelling nog bewaard kan blijven, en ten tweede of de Europese staten in het eerste geval al dan niet bereid zullen zijn de militaire functies van de VS over te nemen. Dit natuurlijk zonder rekening te houden met de onverwachte omstandigheden en ontwikkelingen, die er in zo’n explosieve situatie ongetwijfeld zitten aan te komen.
Commentaar
Submitted by marcfrans on Tue, 2013-01-22 18:40.
De heer de Jong maakt vele interessante bedenkingen over Frans socialisme. Hij maakt ook twee specifieke tegenstellingen: (a) tussen etatisme en islamisme en (b) tussen Hollande en Obama.
1) De eerste tegenstelling lijkt me een 'misnomer' te zijn. Voor islamisten is er geen 'scheiding van kerk en staat' en moet hun eigen conceptie van de Koran het programma vormen van 'de staat' of van de wereldlijke overheid. In die zin geloven zij evenzeer in... "de heilzame functie van de staat"... als Franse socialisten/etatisten dat doen. Beide ideologische stromingen ontkennen de morele onafhankelijkheid van het individu vis-a-vis de (concrete) publieke overheid, en beiden zijn bereid van individuele grondrechten op te offeren op het altaar van hun eigen conceptie van het 'gemeenschappelijk goed' (le bien commun, the common good). Het gaat hier dus om een tegenstelling tussen een seculier etatisme en een religieus etatisme, en niet tussen etatisme en iets anders (nonetatisme).
2) Ik denk niet dat er enig verschil zou zijn tussen Hollande en Obama in termen van hun respectieve capaciteit om een mensenrechtenschending te kunnen zien..."voor wat ze is". En het behoeft geen samenzweringstheorie om te kunnen geloven dat de Franse interventie in Mali berust op een gecompliceerde/complexe interpretatie van het Franse eigenbelang, i.e. het eigenbelang van de Franse staat. Dat eigenbelang staat trouwens niet noodzakelijk in tegenstelling met 'mensenrechten', en kan dus in bepaalde omstandigheden gemakkelijk samenvallen met humanitaire interventies. Het is precies daarom dat France regelmatig intervenieert in sommige delen van Afrika en niet, bijvoorbeeld, in rcente tijden in de Balkan of in Koerdistan (om van Rusland of China maar te zwijgen).
3) Nikolaas de Jong beweert dat Obama beoogt van macht te concentreren..."in een kleine kliek". Dat zou van hem (Obama) een echte marxist maken. De gebruikte term "cultuurmarxist", daarentegen, vind ik onduidelijk. Er is weinig empirische evidentie voor die vermeende doelstelling van Obama, maar wel veel evidentie dat Obama een typische charismatische populist is die van persoonlijke machtsuitoefening geniet, met een ongezond excess aan ijdelheid en arrogantie en een tekort aan nederigheid. Die persoonlijke tekortkomingen doen hem regelmatig botsen met het Amerikaanse constitutioneel systeem van politieke machtsversnippering. Het reele probleem zit dus niet zo zeer in een vermeende marxistische doelstelling bij Obama, maar wel in persoonlijke morele tekortkomingen bij Obama zelf en in het feit dat te veel Amerikanen vandaag de noodzaak van politieke machtsversnippering onvoldoende kunnen apprecieren.
4) Het echte verschil tussen Hollande en Obama heeft niets te maken met verschillende concepties van mensenrechten, noch met graden van aanhankelijkheid aan zulke rechten, maar wel met differentiele graden van ...nationalisme/patriotisme. Franse politiekers, of ze nu formeel socialist zouden zijn of niet, beogen primair van de Franse invloed (macht) in de wereld te versterken. Het 'internationalistisch' discours van Franse politiekers dient primair om Franse belangen te versterken. Traditioneel beoogden Amerikaanse politiekers natuurlijk hetzelfde m.b.t. Amerikaanse invloed in de wereld. Echter, met de verkiezing van Jimmy Carter in de 1970's kregen de USA voor het eerst een naieveling als President die in zijn eigen internationalisme geloofde. Carter kreeg geen tweede ambtstermijn. En met de herverkiezing van Obama zitten de USA nu opgescheept met een President die bewust en opzettelijk de Amerikaanse invloed wil verminderen. De gevolgen zullen niet mals zijn, zowel voor de USA als voor de rest van de 'vrije wereld'.