Allochtonenwerkloosheid. Eigen Schuld?

Wat bezielt toch een idioot als Filip Dewinter om de voornemens van een nobel mens als frank Vandenbroucke aan te klagen? Nu doet die ex-trotskist eens iets voor mij en dan begint die onnozele Belanger op zijn poot te spelen. Ik ben ouder dan vijftig jaar en krijg voortaan voorrang op die jonge snotapen als ik wil bijklussen. Ik heb daarenboven twee keer voorrang, want ik ben een allochtoon. Vandenbroucke moet nog wel het begrip “allochtoon” juist definiëren, maar er is geen twijfel dat men o.a. de Nederlandse definities zal gebruiken. Een ervan luidt: “iedereen hier geboren uit twee elders geboren ouders.” Wel, ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog is mijn vader in Lyon geboren en mijn moeder in een kamp in het Nederlandse Eelden. En dus sta ik op mijn allochtonenstatus.

“Jij bent niet werkloos,” zegt u. Nou, die Poolse stukadoor die – in het wit jongens, in het wit – onze muren bepleisterde is dat ook niet en zijn Oekraïense maat evenmin. En die allochtone Japanners, Amerikanen, EU-ers en tutti quanti die hier verblijven zijn dat ook niet. En de Castillianen, Catalanen, Italianen en andere -anen en hun afstammelingen die nu onze nationaliteit hebben, zijn dat evenmin. Kortom, en ditmaal even ernstiger, liever liegen dan het kind bij zijn echte naam noemen, is weer de teneur van de meeste politici. Allochtonen zijn niet buitensporig werkloos, tenzij het Turkse en vooral Marokkaanse mannen betreft. Dat ronduit zeggen, durft men niet openlijk, al fluistert men buiten notulen klaar en duidelijk dat deze werklozen grotendeels zelf schuld hebben: geen diploma, slecht opgeleid, belabberd Nederlands, hoewel ze allemaal alle mogelijke kansen kregen op school, maar het is niet stoer om te studeren, en ’s avonds staat de schotelantenne aan.

Bart Somers vertelde onlangs welke moeite Mechelen doet om jongeren van Marokkaanse origine aan te werven; oproepen in het door Somers terecht verafschuwde Rzoezie-centrum inbegrepen. De jongeren vertikken het en komen niet eens langs om zich te informeren. Maar zelfs, zij die vroeg of laat en dikwijls tijdelijk een baantje vinden, behoren meestal tot de categorie ‘last hired, first fired.’

Er is natuurlijk meer aan de hand. In Nederland had de politiek meer dan tien jaar lang geen probleem om de ondernemers onder druk te zetten en hen racistische maatregelen te doen nemen ten voordele van “allochtone” (lees: Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse) sollicitanten. De ondernemers, conformistisch en modieus zoals Nederlanders meestal zijn, gehoorzaamden braaf en het wemelde in de Nederlandse kranten van advertenties met “bij gelijke geschiktheid hebben vrouwelijke/allochtone kandidaten voorrang.” In tegenstelling tot eigen land gaven de vele Nederlandse overheidsinstellingen wel het voorbeeld, desnoods tot in het absurde. Hygiënewerkers (lees mannen van de vuilkar) kregen in Amsterdam versnelde promotie als ze tot de juiste etnische minderheid behoorden. Familieonderzoek bij politierekrutering gebeurde alleen maar bij blanke Nederlanders, met een paar spectaculaire ontsporingen bij andere groepen tot gevolg.

Het systeem stortte geleidelijk in elkaar toen de paarse regering een schop onder de kont kreeg. De ondernemingen rekruteerden voortaan weer op bekwaamheid in plaats van huidskleur. De resultaten zijn verbijsterend. Op nog geen vijf jaar tijd is de werkloosheid van jonge Marokkanen en Turken verdubbeld. De oorzaken zijn duidelijk en pijnlijk en hebben inderdaad nog al eens te maken met racisme en xenofobie, zij het dan van de kant van de werknemers en niet die van de ondernemers. Misschien is racisme wel een te groot woord voor onaangepast gedrag, want dikwijls stapelen de wrijvingen in de bedrijven zich op omdat vooral veel Marokkaanse mannen zich niet conform de hier heersende gewoontes willen gedragen. Dagelijks op tijd komen is een eeuwig probleem, iets schijnbaars onnozel als spugen op de grond ook. Na de vakantie direct aan de slag gaan in plaats van een paar dagen later te komen, blijkt bijna onmogelijk. Nederlanders ergeren zich dood aan het arrogante gedrag van veel Marokkanen, aan de weigering om “dankjewel” te zeggen wanneer iemand hen iets met een “asjeblieft” overhandigt. Botheid tegen klanten komt zeer veel voor en natuurlijk is er de eeuwige hommeles met vrouwelijke collega’s van wie men geen advies aanvaardt, met vrouwelijke bazen van wie men geen bevelen gehoorzaamt.

Dat blijkt zelfs een kwaal te zijn bij de kandidaten met hogere diploma’s die volgens het cliché het ultieme bewijs van racisme zijn omdat ze ook niet aan de bak komen. Maar ook bij hen is er dikwijls dat ziekelijk mannelijk meerderwaardigheidsgevoel dat hun even hoogopgeleide vrouwelijke collega’s niet nemen. En altijd en opnieuw slaken de “allochtone” heren clichékreten over édiscriminatie en racisme” wanneer men ze op hun gedrag aanspreekt; gilletjes aangeleerd door linkse politici die inmiddels zeker in Vlaanderen niet meer op hun eigen cliché’s durven terugkomen.

Daarenboven zijn er in Nederland de permanente dreigingen om naar de vele goedbetaalde migrantenmaffia-organisaties te stappen die allerlei klachten verzinnen waarbij de beklaagde zijn onschuld moet aantonen in plaats van dat het gerecht iemands schuld bewijst. In eigen land is het alleen nog wachten op de klacht van een Nederlandsonkundige migrant die zich gediscrimineerd voelt omdat hij bijvoorbeeld geen loketfunctie krijgt in Zoerle-Parwijs. Hij zal uiteraard gelijk krijgen vanwege het beruchte Centrum, een instelling die zelf haar vieze racistische smoel getoond heeft toen ze “informatiekoffers” in het patois van “les Übermenschen” aan Vlaamse scholen zond. Welke directeur of leraar legt als belanghebbende een klacht neer tegen De Witte en zijn instelling? De N-VA zei in de aanloop naar de vorige verkiezingen dat het Centrum moest verdwijnen. Waar wacht de partij op om een wetsvoorstel in te dienen? Biedt artikel 118bis van het strafwetboek – een tophit in 1944 – over intellectuele en economische collaboratie met de vijand geen mogelijkheden?

In heel die werkloosheidsdiscussie wordt weinig over Marokkaanse en Turkse vrouwen gesproken, al is de hoofddoekendiscussie daar nooit ver weg, zij het omdat de dames die dikwijls noodgedwongen moeten dragen want anders krijgen ze geen toestemming van de familie om te werken. Vrouwen zijn nog vlugger werkloos dan mannen, al moet men die cijfers met een ferme korrel zout nemen. Ik deelde mijn bureau bij de VRT met de collega die de migrantenprogramma’s produceerde. Zijn medewerkers voor de Turkse programma’s vertelden mij ooit dat men zelfs in het kleinste dorp van Anatolië onze werkloosheidswetgeving kende. Turken uit Vlaanderen probeerden er een bruid voor hun zoon te versieren met o.a. het argument dat het meisje hier maar zes maand moest werken en dan voor de rest van haar leven een uitkering kon krijgen. Het correcte Turkse argument luidde: “De Belgen moeten maar niet zo zot zijn en wij zouden zot zijn als we het niet deden.”

Kortom, je neemt als werkgever een behoorlijk risico wanneer je iemand uit die minderheidsgroepen rekruteert. En natuurlijk moeten de goeden onder het gedrag van de slechten lijden. Een ver familielid werkt bij de RVA, loopt zich de benen van onder het lijf om bekwame Marokkaanse mensen aan werk te helpen en botst geregeld op een ijzige afwijzing omdat men na twee of drie slechte ervaringen geen enkel risico meer wil lopen.

comment bij Bizon en Distelbloem

Beste meneer Jan,
waar haalt u het recht om mijn naam ridicuul te noemen?
Indien u de oorsprong van die naam niet kent, stel ik voor om in het vervolg je spot met andermans naam voor uzelf te houden.
We leven in 2006 en niet in 1950. Ik vrees dat u uw respect voor anderen ergens in die periode bent kwijtgespeeld en vind het erg dat iemand van 21 u erop moet wijzen dat iedereen uniek is. En ik nog meer door mijn 'ridicule' naam... Veel van uw leeftijdsgenoten hebben een dubbele naam (denk maar aan alle Jean-Baptisten, Jean-Maries, Marie-Antoinettes...) waarom zou de mijne dan belachelijk zijn? Yo (of Jo) is een bestaande naam, Mara is een bestaande naam, Yomara is een spaanse bestaande naam, dus waarom Yo-Mara niet gewoon aanvaarden als normale naam?

Jan, alleman noemt Jan of Evelien of Ann of Thomas of Jeroen. Ik heb nooit bij iemand in de klas gezeten die mijn naam had. Iedereen die mij ontmoet onthoud mijn naam, net omdat hij niet 'gewoontjes' is.
En daar, daar ben ik fier op!

vriendelijke groeten, Yo-Mara