Is De Kredietcrisis Voorbij?
From the desk of The Brussels Journal on Tue, 2007-09-25 14:56
Dit artikel werd geschreven door Paul Vreymans.
Is de beurscrash afgewend of staat erger nog voor de deur? We gaan na of de diepere oorzaken die tot de inzinking hebben geleid zijn verholpen. De fundamentele analyse die bankiers liever niet verklappen.
De kredietcrisis is een schoolvoorbeeld van waninvesteringen veroorzaakt door jarenlang laks monetair beleid, gekruid met politieke peptalk, sterk onderschatte inflatie, en door bankiers gecamoufleerde kredietrisico's.
De Europese Centrale Bank (ECB) speelt een centrale rol in de ongebreidelde kredietexpansie. Ten behoeve van de achterblijvers in het Europees peloton heeft de ECB te lang een inflatoir lage rente gehandhaafd en geldgroei laten ontsporen. (Zie ook: The Euro: the Gamble with People's Prosperity that went terribly wrong http://workforall.net/the_Euro-gamble.html. ) De ECB heeft daarmee de wereldwijde kredietexplosie die was ingezet door de FED nog zwaar versterkt.
1. Ontspoorde geldgroei in Europa en de VS
Bij de lancering van de Euro zijn de Eurolanden een dubbel monetair objectief overeengekomen om de financiële stabiliteit te waarborgen: een inflatiestreefdoel van 2%, en een jaarlijkse groei van de totale geldhoeveelheid M3 van ongeveer 4.5% als intermediaire doelstelling om deze inflatienorm te kunnen halen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat de groei van de geldhoeveelheid een vrij nauwkeurige voorspelling levert voor de inflatie drie jaar later, en dat begrenzing van de geldgroei tot 4,5% de inflatie tot ca 2% kan beperken.
Over de acht jaar van haar bestaan komt de ECB in de praktijk uit op een gemiddelde geldgroei op jaarbasis van 6.9%. Dit is méér dan de helft boven de vooropgestelde groeinorm. Amper acht jaar na haar oprichting bereikte de M3 geldgroei in Juli zelfs een voorlopige piek van 11,7% of zowat 10% boven het groeiritme van de reële economie. In Euroland jaagt m.a.w. momenteel een 11,7% ruimere geldhoeveelheid achter een hoeveelheid goederen en diensten die slechts met 1,7% is gegroeid tegenover vorig jaar. De inflatoire druk op de prijzen laat zich ook zonder complexe econometrische modellen op voorhand voorspellen.
Het laatst gekende geldgroeicijfer van 11,7% dateert daarbij nog van juli, juist vóór de massale liquiditeitsinjectie die de ECB nodig achtte om het acuut liquiditeitstekort tijdens de hefboomfondsencrisis te bezweren. Deze liquiditeitsinjectie zal geldhoeveelheid in Augustus een flinke opstoot geven, en de geldgroei vermoedelijk in de buurt van 14% brengen of zowat driemaal de herhaaldelijk bevestigde groeinorm van 4,5%.
Blijkbaar zit bij de ECB niemand nog om een procentje min of meer verlegen, en volgt hoeveelheid Euro's in omloop een exponentiele groei sinds Trichet het roer overnam.
2. Inflatie schromelijk onderschat
Tegen alle economische logica in blijft het ECB-inflatiecijfer merkwaardig genoeg rond de 2% hangen. Daarbij rijzen steeds meer twijfels over de representativiteit van de ECB-inflatiemaatstaf. Algemeen wordt aangenomen dat het ECB-inflatiecijfer (HICP) grof en systematisch de reële prijsstijgingen onderschat.
In Europa is het altijd al een heikel punt geweest of het indexcijfer representatief was voor de werkelijke kosten van levensonderhoud. De Europese overheden vonden wel altijd een goede reden om de snelst stijgende producten en "diensten" zoals olie, sigaretten en niet te vergeten belastingen uit de index te weren.
Daarbij komt dat het berekenen van een gemiddelde inflatie in Europa een bijna onmogelijke taak is. Daarbij vormt het wegen van het toenemend aandeel diensten in de familiebudgetten van differentieel verouderende bevolkingen en de weging van veranderende consumptiepatronen in de nog erg verschillend evoluerende economieën een quasi onoverkoombare moeilijkheid. Als gemiddelde verbergt het per definitie sowieso al veel grotere inflatiecijfers in enkele belangrijke Eurolanden.
Het ECB-inflatiecijfer houdt bovendien niet de minste rekening met de dalende kwaliteit van haar goederenkorf. De prijzen van de huidge laagkwalitatieve importartikelen worden vergeleken met hoogkwalitatieve lokale productie van weleer.
Maar veruit de belangrijkste kritiek op het ECB-inflatiecijfer is dat het enkel slaat op consumptieprijzen en geen rekening houdt met de explosieve prijsstijging van vastgoed en van investeringsgoederen in het algemeen. De vertekening daarvan is belangrijk omdat alleen al de hypothecaire afkorting voor het woonhuis veelal één derde van het Europees gezinsbudget opslorpt.
Daarnaast heeft het toenemend gebruik in de industrie van termijncontracten en optiecontracten de op ons afkomende schaarste aan grondstoffen lang verholen en prijsstijgingen uitgesteld. Al die financiële constructies hebben gemeen dat ze een virtueel aanbod van goederen creëren dat in realiteit (nog) niet bestaat, en waarvan de effectieve levering door geen enkele materiele waarborg is gegarandeerd. Daarbij zijn de tegenpartijen veelal dubieuze onbekenden die niet zelden opereren vanuit een of ander zolderkamertje. Dit virtueel aanbod heeft de prijzen lang kunnen drukken, en de op ons afkomende reële tekorten aan landbouwgrondstoffen, metalen en energie lang verborgen en de inflatiesprongen uitgesteld maar zeker niet afgelast.
3. M3-Geldgroeinorm overbodig?
Toch grijpt de banksector dit verdacht lage inflatiecijfer aan om de zin van de M3-geldgroeinorm te betwisten. Zo vraagt de doorgaans respectabele studiedienst van Goldman Sachs zich in een recente analyse ronduit af waarom de banksector zich nog langer door die hinderlijke M3-grens zou laten beperken als de inflatie toch laag blijft (The ECB and its Monetary Analysis, Goldman Sachs Economic Research). Laat de banksector toch vrij om geld te drukken zoveel ze nodig achten, en ja, waarom niet in de drukpersen niet wat sneller laten draaien? De economie kan er maar wel mee varen, zo beweren althans nog altijd sommige Keynesiaanse economisten. Zelfs de meest notoire Belgische economist en ooit nog ECB-presidentskandidaat Paul De Grauwe durft aan de meerwaarde van de M3-geldgroeinorm te twijfelen (Is Inflation Always and Everywhere a Monetary Phenomenon? Paul De Grauwe, Magdalena Polan, 2005). Uit de historiek van de herfinancieringrente blijkt trouwens dat de ECB de facto in haar rentebeleid sowieso toch al geen rekening meer houdt met de ontsporende geldgroei al evenmin trouwens als de Amerikaanse FED.
Bankiers schrikken er blijkbaar niet meer voor terug de oude economische wetmatigheden en zelfs het universele verband tussen prijspeil en geldhoeveelheid in vraag te stellen.
4. Virtuele alchemie maakt banken rijk en burgers arm
Dat de banksector maar al te graag die "hinderlijke" geldgroeinorm zou afschaffen is begrijpelijk. De virtuele alchemie van geldschepping waarbij ze papier tot goud omtoveren of ten minste tot reële koopkracht is voor hen immers een uitermate lucratieve bezigheid. Voor de productieve burger is het plaatje van een afschaffing van de groeinorm evenwel minder rooskleurig. Al de koopkracht die banken zich door het drukken van geld toe-eigenen, is immers koopkracht die geniepig is afgelengd van de burgers hun zuurverdiende koopkracht.
Als we al iets hardnekkig moeten verdedigen in ons huidig monetair stelsel zonder de minste gouddekking, is het wel die groeinorm. Ook al is de huidige ECB-norm met 4,5% ontegensprekelijk veel te hoog, het is de enige nog resterende rem op onbeperkte geldschepping en hyperinflatie. Het is onze enige garantie op een minimum aan monetaire stabiliteit.
Tot de gouddekking is hersteld kan alleen een gemiddeld geldgroeiritme dat het groeiritme van de reële economie benadert voor prijsstabiliteit zorgen. Een geldhoeveelheid die sneller toeneemt dan de groei van de reële economie is per definitie inflatoir en brengt de economie in gevaar.
Nee, niet de geldgroeinorm, maar de inflatienorm is een conceptuele misvatting. Het nefaste gevolg van een (hoge) inflatienorm is namelijk dat het gemiddelde prijspeil nooit meer kan dalen, waardoor het zelfhelend effect van het prijsmechanisme is ontkracht, en prijsdalingen in tijden van economische teruggang de reële vraag niet meer kunnen aantrekken en zo de economie uit het slop halen. Prijzen kunnen ook niet meer dalen in tijden van uitzonderlijke productiviteitssprongen zoals we die nu meemaken.
5. Valsmunterij
Zowat vijftien jaar al genieten we van een uitzonderlijke periode van productiviteitswinsten dank zij de globalisering, liberalisering en privatisering die zowel handelsbarrières hebben neergehaald als massaproductie mogelijk gemaakt. Ook de sneltrein van technologische innovaties heeft sterk bijgedragen tot de verhoging van de productiviteit. Denken we maar aan de robotisering, internet, GPS, mobiele communicatie, digitalisering, nano en biotechnologie enz.
Aan deze uitzonderlijke economische en technologische vooruitgang is het te danken dat we voor veel goederen zoals elektrische en huishoudtoestellen, textielwaren en vakantiekiekjes veelal nog slechts de helft betalen van de prijs van 20 jaar terug, en zelfs nog slechts één tiende voor mobilofoons, vliegtuigreizen, computers en printers. Dat ondanks die massale prijsdalingen het gemiddeld prijspijl is blijven stijgen is juist is aan die inflatienorm te wijten. De inflatienorm verhindert immers dat de welvaartsgroei voortvloeiend uit de productiviteitswinst bij de consument terecht komt. Een inflatienorm van 2% komt in de praktijk neer op een geïnstitutionaliseerde confiscatie van de welvaartsgroei voortvloeiend uit de vooruitgang. Wanneer een centrale Bank een inflatiedoelstelling van 2% wil bereiken, zal ze haar intrestvoeten verlagen en krediet makkelijk maken tot de vraag naar leningen toeneemt.
Door geld uit te lenen dat nergens werd ontleend, komt zodoende koopkracht in omloop waartegenover in de reële economie geen productie van goederen of diensten staat. Ten gronde heeft zulke geldschepping net hetzelfde effect als valsmunterij want daarmee ontfutselt de banksector een fractie van de koopkracht van het geld in omloop. De overmatige geldschepping ontwaardt immers beetje bij beetje en bijna onvoelbaar voortdurend zuurverdiende koopkracht aan de productieve bevolking.
6. Vastgoedzeepbel
Juist omdat gigantische hoeveelheden geld in omloop zijn die geen evenredige hoeveelheid nieuwe goederen en diensten aantreffen in de reële economie, kan het excessieve geld maar besteed worden aan de bestaande voorraad consumptiegoederen of reeds bestaande investeringsobjecten. Dit brengt ons tot het tweede nefast gevolg van de buitensporige geldschepping, namelijk dat we net zoals in de VS regelrecht op een barstenklare vastgoedzeepbel afstevenen.
In tijden van inflatie aanziet het grote publiek vastgoed als de beste investering. Daardoor is de vraag naar vastgoed in het laatste decenium sterk toegenomen en zijn de Europese prijzen veel sneller gaan stijgen dan de salarissen, veelal met stijgingspercentages boven de 10% per jaar. Gemakkelijke krediet, inflatoire lage rente en verlengde terugbetalingperiode tot 40 jaar hebben de maandelijkse afbetalingen voor een eigendomswoning evenwel kunstmatig laag gehouden. Niet veel boven de huurprijs zelfs, zeker als onervaren nieuwkomers op de woningmarkt ook nog eens eeuwig verder stijgende vastgoedprijzen en eeuwigdurende lage rente in hun raming verdisconteren.
In een vicieuze cirkel hebben zo inflatie, gemakkelijke krediet en stijgende woningprijzen geresulteerd in het huidige exorbitant prijsniveau dat Europa vandaag kent. Naar koopkracht gemeten ligt het Europees prijspeil nu al tussen 30% en 50% in rurale gebieden boven het Amerikaanse prijspeil dat een jaar terug al de eerste barsten vertoonde.
Dit piramidespel waarbij onervaren en goedgelovige nieuwkomers op de huizenmarkt de hete aardappel van een veel te dure gezinswoning en veel te zware afbetalingslast toegeschoven krijgen is gedoemd vroeg of laat te imploderen. Nu al worden beide gezinspartners voor de aankoop van een gezinswoning veroordeeld tot een krenterig bestaan van dertig of veertig jaar schuld-dwang-arbeid, daar waar vorige generatie de echtelijke woning meestal nog met één enkel salaris kon bijeensparen. En dat ondanks gigantische productiviteitswinst in de bouwsector.
Dit is bijna uitsluitend te wijten aan de buitensporige geldgroei. Vroeg of laat moet ook de Europese vastgoedzeepbel barsten. Bij de minste groeivertraging of stijging van de werkeloosheid dreigt een domino-effect. Al bij geringe aarzeling zullen de laatste kopers, die op het hoogste niveau hebben gekocht en veelal tot de limiet van hun aflossingscapaciteit zijn gegaan in moeilijkheden komen. Veelal hebben op aanraden van hun bank voor het goedkoopste alternatief van een hypotheek met variabele rente gekozen. Zij zullen de eerste zijn in afbetalingslast geraken en mogelijks tot verkoop worden gedwongen in een negatief gestemde markt waar potentiële kopers liever verdere prijsdalingen afwachten.
7. Spaartekort, overconsumptie en waninvesteringen
Het meest nefaste gevolg van het lakse monetair beleid van de ECB is evenwel dat de inflatoir lage rente het sparen ontmoedigt. In de meeste Eurolanden is de netto reële rente na aftrek van kosten, spaarbelasting en reële inflatie al enkele jaren quasi nul of zelfs negatief. Als gevolg van de lage spaarvergoeding heeft de gezinsspaarquote in de geïndustrialiseerde wereld een historisch minimum van 5% bereikt. In 1992 was dit nog 12,3% (bron: OESO). Ten gronde betekent de huidige lage spaarquote dat we de kosten van de vergrijzing en de pensioenlasten volledig op onze kinderen afwentelen, en we hen met een ondraagbare belastingdruk opzadelen.
Dat de Nationale Bank van België een nieuw dieptepunt van de Belgische spaarquote de week na de recentste beurscrash nog positief bleef verwelkomen als een toename van het consumenten-vertrouwen getuigt van cynisme en totaal gebrek aan verantwoordelijkheidszin. Dergelijke hoera-boodschappen versterken nog de illusie van probleemloze welvaart die hun excessieve kredietschepping al overmatig creëert.
8. Recept voor monetaire crisis
Het lakse monetair beleid gekruid met politieke peptalk verhult systematisch de monetaire instabiliteit en onevenwichten en genereert zo overoptimistische verwachtingen en overconsumptie.
Zolang geleend geld nog wordt besteed aan productiviteitverhogende investeringen, volstaat het inkomen uit die productieve investeringen meestal wel om de afkortingen te financieren. Anders wordt het, zoals veelal gebeurt op het einde van een periode van inflatoire euforie, wanneer overoptimistische consumenten geleend geld besteden aan luxe consumptie, alsmaar grotere auto's, villa's, yachten, funcars, vakantiereizen, champagnefestijnen, en vakantiehuizen.
Ook niet wanneer gemakkelijk krediet dat niet op reële lonen huren en dividenden is gebaseerd, maar op overoptimistische virtuele winsten op aandelen en onroerend goed wordt geïnvesteerd in speculatieve investeringen. Zoals zo vaak is gebeurd in geschiedenis, van de Hollandse tulpen mania tot aan de Internet bubble, waren het opnieuw desinformatie en gemakkelijk krediet die tot de huidige vastgoedluchtbel en verkeerde inschatting van kredietrisico's en overwaardering van de verraderlijke Amerikaanse CDO'S hebben geleid.
De buitensporige geldschepping tegen veel te verleidelijke kredietvoorwaarden eindigt onvermijdelijk in een depressie, omdat zelfs goedkoop krediet vroeg of laat moet worden afbetaald. Op het einde van elke euforische periode zitten veel consumenten op de limiet van hun afkortingscapaciteit. Al bij geringe groeivertraging, bij stijgende werkeloosheid of omslaan van de conjunctuur moeten velen met hun afkortingen in gebreke blijven omdat bestedingen in vergankelijke consumptie niet meer kan worden teruggedraaid en hen niets overblijft om te gelde te maken.
Maar ook de liquiditeit van dure en laagproductieve investeringen die in tijden van inflatoire boom onuitputtelijk lijkt, kan bij een conjunctuuromslag terstond opdrogen. Dure overnames en investeringen worden dan plots onverkoopbaar waardoor zich in een kettingreactie massaal falingen kunnen voordoen. Want ook in de bedrijfswereld leidt té lage rente, en veel te rooskleurige rentevooruitzichten tot overoptimistische winstverwachtingen, vooral dan nog bij de kwetsbaarste en zwaar verschuldigde bedrijven. Ook hier geldt dat de productie van investeringsgoederen in tijden van euforie het snelle krediet nauwelijks kan bijbenen. Nieuwe machines en fabrieken kunnen niet snel genoeg worden geleverd zodat managers dan maar bestaande bedrijven tegen steeds hogere prijzen en steeds lagere returns overnemen.
Niet zelden worden balansen op basis van veel te optimistische vooruitzichten opgesmukt, weer doorverkocht, naar de beurs gebracht, of dienen als waarborg voor weer nieuw krediet en overnames.
Zo draagt elke buitensporige kredietexpansie al van bij het beging de kiem in zich van euforie en financiële crisis die de reële economie aantast en kan uitmonden in een depressie.
9. Crash voorlopig afgewend
Depressies zij inderdaad geen geringe incidentjes uit een ver verleden. Denken we maar aan de Japanse financiële crisis amper twintig jaar geleden. Deze crash herleidde er de beurkoersen en onroerendgoedprijzen tot één kwart. Weinigen schijnen te beseffen hoe labiel ook de huidige financiële situatie is geworden als gevolg van de buitensporige geldschepping, en hoe dicht we begin augustus bij een reële instorting van het monetaire kaartenhuis stonden.
Toen op 9 augustus de gerenommeerde Franse grootbank BNP aankondigde dat zij de transacties van drie hefboomfondsen moest opschorten schokte het vertrouwen in het Europese banksysteem abrupt. Kort voordien hadden Duitse banken al moeten ingrijpen om IKB Deutsche Industriebank te redden en waren twee hefboomfondsen van de Amerikaanse hypotheekspecialist Bear Stearns over de kop gegaan. Plots wantrouwde iedereen iedereen, en durfde niemand nog aan niemand krediet verlenen. In enkele uren droogden de liquiditeiten op de Europese geldmarkt volledig op. Als de centrale banken niet massale liquiditeiten in de markt hadden gegooid tegen een rente ver beneden de marktrente hadden de zwaarst geëngageerde banken op de markt onmogelijk de nodige liquiditeiten kunnen vinden en zouden over kop zijn gegaan. Zelfs de grootste banken kenden de voorbije weken zware moeilijkheden. Ook zij staan voor miljarden verliezen op de derivaten op basis van onaflosbare rommelhypotheken en junkbonds.
Waarnemers menen dat de ECB met haar massale liquiditeitsinjectie de financiële wereld de verkeerde boodschap geeft dat ze bereid is zelfs de meest roekloze speculanten ter hulp te snellen. Niet bepaald een boodschap die beleggers en speculanten afschrikt zich te verder verschulden of alsmaar grotere risico's nemen. Onevenwichten blijven zo bestaan en verergeren, en de 'creatieve vernietiging' van speculatieve excessen blijft uit.
Speculanten hebben met hun derivaten en financiële constructies onbeheersbare hefbomen gehanteerd en buitensporige hausse posities ingenomen. Ze hebben de markten met hun speculaties opgejut, en ondoorzichtige financiële constructies opgezet waarmee ze niet zelden bona fide beleggers onwetend in hun avonturen hebben betrokken. Zolang alles goed ging hebben ze gigantische profijten binnengerijfd voor hun fondsen zowel als hun beheerders. Nu het mis gaat moet de centrale bank de speculanten geen tweede maal te hulp snellen met nóg zwaarder inflatoire ingrepen. Gokkende beursgangers moeten zelf de consequenties dragen van hun roekeloze inhaligheid.
Tot slot
Met haar massale liquiditeitsinjectie heeft de ECB de onafwendbare en louterende correctie alleen maar uitgesteld. Alleszins zijn de fundamentele onevenwichten van het monetair kaartenhuis door de liquiditeitskunstgrepen van de ECB niet hersteld. De geldhoeveelheid groeit nog altijd aan hetzelfde helse ritme. De rente en spaarquote blijft nog altijd onrustwekkend laag. Onze bevolking veroudert nog altijd even snel. Euroland stevent nog altijd af op onbetaalbaarheid van de vergrijzing en pensioenlast. De vastgoedmarkt is nog altijd even overprijsd en nog altijd even ontoegankelijk voor het modale arbeidersgezin. Miljoenen Amerikaanse woningen moeten nog altijd een koper vinden.
Hoe langer de centrale banken de onafwendbare correctie uitstellen met hun festijn van inflatoir lage rente, des te dieper zal de finale crisis worden en des te groter de weerslag op ons aller welvaart. Centrale banken moeten niet krampachtig de geringste correctie willen afwenden. Milde correcties zijn immers heilzaam omdat ze speculatieve excessen wegwerken, en mogelijks een diepe depressie zoals in 1929 vooralsnog kunnen voorkomen.
Goede huisvaders doen er goed aan de komende weken en maanden het rentebeleid en vooral de groei van de geldhoeveelheid nauwgezet op te volgen. Verdere ontsporing van de geldgroei is de onmiskenbare voorbode van naderend onheil en het sein om bewarende schikkingen te treffen. Vermoedelijk zullen Centrale Banken nog eens vuur met vuur bestrijden, en de monetaire zeepbel verder opblazen met nog méér inflatoire middelen. Zoals altijd zal de schade van hun monetair wanbeleid uiteindelijk toch weer door de hardwerkende burger moeten worden opgebracht.
Ik begrijp inderdaad ook
Submitted by Jos Verhulst on Tue, 2007-09-25 22:20.
Ik begrijp inderdaad ook niet hoe iemand de 'index' ernstig kan nemen indien daarin niet de huizenprijzen zitten. Iedere mens heeft toch sowieso een dak boven zijn hoofd nodig? Waarom hoort men bv. de vakbonden daarover zo weinig? Misschien heeft het te maken met de oorzaken van de huizenschaarste, zeker in de lagere segmenten van die 'markt'. Minette Marin noteerde, in een artikel in de Sunday Times (23/9): "Of the complex problems caused by mass immigration one of the easiest to see and to quantify is in housing. We all know there is a housing crisis and a terrible shortage of affordable homes". De socialisten beloven natuurlijk dat de staat het probleem gaat oplossen, door nieuwe huizen te produceren.
Blijkt dat één derde van de huizen waarvan de bouw door Brown voor de komende 20 j beloofd is, naar immigranten zullen gaan. En verder: in 2005 stemde 58% van de 'minorities' socialist, en 10% conservatief.
Trek zelf de lijntjes tussen de stippen.
http://www.timesonline.co.uk/tol/comment/columnists/minette_marrin/artic...