Het Destructieve Streven van Vandenbroucke

Dienen scholen om te leren? Vele gewone stervelingen menen van wel, maar ‘progressieven’ zien dit anders. Tinne Van der Straeten zet in het septembernummer van Kompas (infokrant van de Vlaamse Groenen!) de puntjes op de i: “De voornaamste opdracht voor het Vlaamse onderwijs is interculturaliseren.” Voilà.

Onderwijsminister Frank Vandenbroucke spreekt meer omfloerst: “Ik wil geen elitescholen meer. Of beter: alle scholen moeten elitescholen worden, net zoals alle scholen ook gelijkekansenscholen moeten zijn” (Het Laatste Nieuws, 24 augustus). Scholen waar té goed geleerd wordt, moeten dus weg.

‘Interculturaliseren’ en ‘gelijkekansenscholen’ zijn politiek-correcte neologismen. In mijn woordenboek staan ze niet. Het zijn nieuwspraaktermen ingevoerd om een harde werkelijkheid toe te dekken. Die werkelijkheid luidt dat de beste scholen weg moeten. Vandenbroucke wil de gehate witte ‘elitescholen’ uitroeien. Want zijn verbetering achteraf, in het citaat hierboven, is natuurlijk Orwelliaanse nieuwspraak. Een elite is per definitie exclusief. Wanneer iedereen tot de zogenaamde elite behoort, is in werkelijkheid de elite uitgeroeid en de progressieve gelijkschakeling voltrokken. In die gelijkgeschakelde wereld zullen de socialistische gelijkschakelaars natuurlijk een heel pak gelijker blijken dan de uitgeroeide elite, maar dat had u al begrepen.

In Vlaanderen treft men een bepaalde categorie leerlingen aan die door Vandenbroucke ‘gelijkekansenleerlingen’ (nog een nieuwspraakwoord) worden genoemd. Deze leerlingen verschillen van de ongelijkekansenleerlingen doordat ze komen uit gezinnen “waar armoede is of geen Nederlands wordt gesproken of niemand werkt.” Die hebben “meer ondersteuning nodig.” Vandenbroucke wil blijkens het interview in Het Laatste Nieuws deze leerlingen voor de scholen financieel zo interessant maken dat ze zullen vechten om zo’n kind binnen te halen. Het wordt dus erg interessant om thuis geen Nederlands te spreken, want dan zullen uw kinderen voor de scholen meer waard zijn dan hun leeftijdgenoten die thuis onnozelweg in het Nederlands converseren.

De gelijkekansenleerlingen zijn volgens Vandenbroucke voor hun scholen een “last.” Scholen zonder gelijkekansenleerlingen hebben het relatief gemakkelijk en dat is blijkbaar schandalig. De minister:

“Ik vind dat het niet kan dat scholen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ontlopen door geen gelijkekansenleerlingen te willen. De last moet door alle scholen worden gedragen.”

Op wie moet de ‘last’ van de gelijkekansenleerlingen in concreto worden afgewenteld? Het grootste gewicht dient natuurlijk gedragen door de ongelijkekansenleerlingen uit de vernietigde elitescholen. Die moeten een trager lestempo en wellicht ook (gezien de ‘last’) een minder aangename klasomgeving voor lief nemen, ten voordele van de gelijkekansenleerlingen. De ongelijkekansenleerlingen moeten met andere woorden gaan fungeren als gunstige leeromgeving voor de gelijkekansenleerlingen. Vandenbroucke is echter een positivo. De instrumentalisering van de ongelijkekansenleerlingen ten voordele van de gelijkekansenleerlingen geldt in zijn ogen als een ontmoeting:

“Scholen zouden toch bij uitstek de plaats in de samenleving moeten zijn, waar mensen uit alle rangen, standen en klassen elkaar ontmoeten.”

Het wordt duidelijk wat met ‘interculturaliteit’ wordt bedoeld: de ongelijkekansleerlingen moeten minder mogelijkheid tot leren krijgen en dienen daarentegen, ondanks de daarmee gepaard gaande ‘last’ willens nillens tijd te investeren in het ‘ontmoeten’ van de ‘gelijkekansleerlingen.’ Die ‘ontmoeting’ is belangrijker dan de mogelijkheid om efficiënter en in aangenamer omstandigheden te kunnen leren. Want u weet intussen: ‘interculturaliseren’ en niet leren is de hoofdopdracht van elke school.

Waarom wil Vandenbroucke de topscholen elimineren? Wat is volgens de minister mis met het Vlaams onderwijs? Geen gemakkelijke vraag. Hier zijn in alvast enkele citaten (uit hetzelfde HLN-interview):

“We zijn wereldtop voor wiskunde en talen, maar de kloof tussen autochtone Vlaamse leerlingen en allochtone leerlingen is nergens ter wereld zo groot. We doen het zelfs slechter dan het gemiddelde van de industrielanden, Turkije inbegrepen.”

“Ons onderwijs is wereldtop, behalve voor leerlingen van allochtone afkomst, die thuis geen Nederlands spreken. Deze leerlingen doen het nergens ter wereld zo slecht als in Vlaanderen. We zitten zelfs onder het niveau van de industrielanden, inbegrepen landen als Turkije.”

Ik vind deze passages onbegrijpelijk. Hoe kan men bv. de kloof tussen autochtone en allochtone leerlingen in Vlaanderen en Turkije vergelijken? De uiteenlopende landen worden immers met totaal andere soorten allochtone groepen geconfronteerd. Zijn er bijvoorbeeld veel Marokkaanse allochtonen in Turkije? Ik betwijfel het. Ik heb ook bij het kabinet van de minister geïnformeerd. Waren de citaten wel correct? Ik kreeg geen antwoord. In de Vlaamse Onderwijsindicatoren (editie 2004, pp. 217-219) wordt het Vlaamse onderwijs in elk geval als volgt gekarakteriseerd:

“De grote variatie in Vlaanderen komt er [...] vooral door de topleerlingen die uitzonderlijk hoog presteren: geen enkel land heeft zoveel leerlingen op die niveaus, terwijl onze zwakste leerlingen het nog altijd beter doen dan de zwakste leerlingen in een gemiddeld land. We hebben dus minder zwakke leerlingen dan een gemiddeld land en bovendien presteren onze zwakke leerlingen beter dan die in een gemiddeld land. Onze sterke leerlingen zijn echter veel talrijker én sterker dan de sterke leerlingen in een gemiddeld land. Dat maakt de variatie in Vlaanderen groter dan gemiddeld”.

Het zijn dus niet de zwakkeren die abnormaal zwak zijn (integendeel), maar de topgroep is in Vlaanderen door die vermaledijde elitescholen heel omvangrijk en uitzonderlijk goed en dat werkt grote niveauverschillen in de hand. En dat is natuurlijk zeer verfoeielijk, want onsocialistisch.

Over die beter dan gemiddeld presterende zwakke leerlingen spreekt Vandenbroucke de journalisten niet toe. Blijkbaar fixeert hij de aandacht op een deelgroep van die zwakke categorie: de anderstalige allochtonen. En kijk: die doen het relatief slecht, zelfs in vergelijking met andere landen, waaruit volgt dat de scholen zich aan discriminatie en achterstelling schuldig maken, en daarmee is het geschikte ideologische aangrijpingspunt gevonden voor een socialistische interventie in het onderwijs.

Het PISA-rapport vergelijkt de gemiddelde leerperformantie voor de autochtone en in het buitenland geboren allochtone leerlingen in een rits landen. Voor België ligt (uiteraard dankzij Vlaanderen; het door de socialisten gedomineerd Waals onderwijs is een ramp) het autochtone gemiddelde relatief hoog, en het gemiddelde voor de allochtonen relatief laag. Maar betekent zulks dat de allochtone leerlingen, zoals de minister beschuldigend uitkraamt, “bij ons minder kansen krijgen dan elders” (De Standaard, 1 september)? Laat eens kijken. Er zijn landen waar er vrijwel geen verschil bestaat tussen de leerprestaties van autochtonen en in het buitenland geboren allochtonen. Letland, Rusland, Canada en Australië zijn zo’n gevallen. Waarom liggen de kaarten in bijvoorbeeld Letland anders dan hier? Het antwoord is doodsimpel: Letland heeft totaal andere allochtonen dan Vlaanderen. Om op dit punt een zinnige internationale vergelijking te kunnen maken, dient men eerst vooral in de diverse landen de allochtone groepen zelf te vergelijken. Men dient hun gemiddelde intelligentie, hun cultuur en hun maatschappelijke achtergrond nauwkeurig in kaart te brengen en te verrekenen. Zoniet bedondert men de boel.

Zoals iedere zogezegde progressief gaat Vandenbroucke uit van de opvatting dat talenten en leerbekwaamheid bij alle populaties overal ter wereld volstrekt gelijk verdeeld zijn. Ieder groepsverschil inzake leerresultaten wordt bijgevolg volautomatisch afgeschilderd als het resultaat van ‘achterstelling’, ‘discriminatie’ en ander onrecht. In werkelijkheid kunnen inzake leervermogen grote verschillen voorhanden zijn tussen allochtonen en autochtonen, of tussen allochtonen in uiteenlopende landen. Het omvangrijkste Vlaamse onderzoek op dit gebied (het LOSO-onderzoek, uitgevoerd aan de KUL) onthulde voor autochtone versus allochtone leerlingen een IQ-verschil van twee standaarddeviaties voor verbale intelligentie, en van één standaarddeviatie voor niet-verbale intelligentie. Dat is een kolossale kloof. Hetzelfde LOSO-onderzoek liet ook zien dat allochtone leerlingen in vergelijking met autochtonen helemaal niet slechter af zijn op onze scholen indien verschillen inzake IQ en socio-economische status (die correleert met het IQ) worden verrekend. Integendeel: de allochtone leerlingen doen het wat beter, wat niet te verwonderen is vermits zij de afgelopen jaren ook positief werden gediscrimineerd (bv. via het zogenaamde ‘onderwijs met voorrangsbeleid’ ofte OVB. Diverse Nederlandse onderzoekingen leverden vergelijkbare resultaten op. De politiek-correcte kaste houdt dit soort gegevens uiteraard angstvallig verborgen. De autochtone bevolking en de scholen van chronisch racisme te betichten is zoveel gemakkelijker, en zoveel handiger bovendien wanneer het erop aankomt, de eigen machtsuitoefening ideologisch te verantwoorden (Vraag: waarom mag de politieke kaste, die het vertrouwen geniet van nog geen kwart van de bevolking, macht uitoefenen over het onderwijs, dat door de grote meerderheid van de burgers wordt vertrouwd? Antwoord: omdat het onderwijs racistisch is).

De medaille heeft ook een keerzijde. De begaafde ongelijkekansenleerlingen die Vandenbroucke in minder goede scholen wil stoppen, zodat ze ook hun stuk van de ‘last’ te dragen krijgen, worden zelfs in hun gehate en uit te roeien elitescholen reeds ernstig benadeeld. Een goedbegaafde leerling, met een IQ van pakweg 125, is immers perfect in staat om de leerstof van de middelbare school te verwerken op pakweg vier (in plaats van zes) jaar. Indien zo’n kinderen dagelijks drie tot vier uur leren, zouden zij hun middelbaar diploma veel sneller en met minder tijdverlies kunnen behalen dan ze nu doen, zelfs in de ‘elitescholen.’ Ervaringen met thuislerende kinderen leveren hiervan het bewijs (voor een overzicht zie: H. Blok “De effectiviteit van thuisonderwijs: een overzicht van de onderzoeksresultaten,” Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, vol. 14, p. 151-163, 2002). Ons huidig onderwijsbestel beknot dus op verregaande wijze de ontplooiingsmogelijkheden van de hoger begaafden. Dit valt weinig op omdat in alle industrielanden de overgrote meerderheid van de leerlingen in een schoolsysteem zijn opgenomen dat mikt op een afronding van de middelbare studies rond 18 jaar. Het wordt hoog tijd dat dit onrecht openlijk aan de kaak wordt gesteld. Net zoals ook het onrecht moet aangeklaagd worden waaraan jongens in ons gefeminiseerd onderwijs worden blootgesteld. Jongens zijn gemiddeld minstens even intelligent als meisjes, maar in onze middelbare scholen doen ze het een stuk minder goed. Dat is echte discriminatie, echter van het politiek incorrecte type, zodat Vandenbroucke er geen woorden aan vuilmaakt.

De socialistische gelijkschakelingsideologie, waarvan Vandenbroucke een typische exponent blijkt te zijn, zal niet enkel leiden tot veel leed en frustratie bij tienduizenden jongeren, maar zal maatschappelijk ook contraproductief blijken. In een productieve benadering dient men de verschillen inzake talent niet onder de mat te vegen, maar juist volledig tot zichtbaarheid te laten komen. Omdat in Vlaanderen relatief vele sterke scholen bestaan, met een hoge concentratie aan goedbegaafde leerlingen, presteert ons onderwijs ten opzichte van andere landen behoorlijk sterk. Maar ook in Vlaanderen zou het nog veel beter kunnen indien men de goedbegaafden de mogelijkheid zou geven om hun talent ten volle te benutten en te ontplooien. Alle jonge mensen zouden de gelegenheid moeten krijgen om zich te ontwikkelen in een leer- en leefomgeving die optimaal met hun individuele aanleg overeenkomt. Meer, en niet minder diversificatie en segregatie kan tot verbetering leiden. Maar zo’n verbetering zou tevens leiden tot een wereld die minder met het socialistische streven in overeenstemming is. En dus zal het niet mogen kunnen, en zal de leugenfabriek verder blijven draaien.

zwemmen of verzuipen!

(Vlamingen in het buitenland)
Wij zijn een allochtoon gezin van de eerste generatie. Onze dochter en onze zoon kwamen op resp. 9 en 11 jaar in een vreemd land met een totaal vreemde taal. Zij hebben in het begin en in totaliteit 8u bijles gekregen samen met allochtonen uit nog een ander land.
Wel, onze kinderen zijn primussen op school(en daarbuiten) en toch spreken wij thuis Vlaams.
Sociaal gezien zijn wij hier totaal achtergesteld en nergens positief gediscrimineerd(integendeel) en trachten wij zo goed en zo kwaad als mogelijk de eindjes aan mekaar te knopen zonder hulp van eender welke staatsinstantie.
Uiteraard is dit een steekproef die je niet kan veralgemenen, gezien de kwaliteit van genen van de vader... en een moeder die er ook best mag wezen.
Maar wij leven hier (nu toch nog) en onze satellietschotel staat ook enkel gericht op de plaatselijke media. Wij hebben ons van bij den beginne ook zo goed als mogelijk geïntegreerd binnen de autochtonengemeenschap en geen Vlaamse of Nederlandse clubjes opgezocht.
Zwemmen of verzuipen!
't Wordt tijd dat ook in Vlaanderen de allochtonen gaan beslissen waartoe ze willen behoren en dan hopelijk snel de zwembandjes afgooien en leren zwemmen, zodat wij de badmeesters terug elders kunnen inzetten.

Cogito

Eens te meer een aanwijzing dat het antiracisme-mechanisme in werkelijkheid een egalisatiemechanisme is.
Antiracisme = egalitarisme.