Staatscultuur is Diefstal

Volgens een bericht in De Morgen (3 november; laat ons maar hopen dat het juist is) wenste minister van cultuur Bert Anciaux om voortaan zelf de laureaten aan te duiden van de met ons belastingsgeld betaalde ‘cultuurprijzen van de Vlaamse Gemeenschap’. Vermits het om prijzen van de Vlaamse Gemeenschap gaat, valt, aldus de kabinetschef van de minister, “moeilijk te ontkennen dat de minister vanuit democratisch oogpunt meer dan wie ook gemandateerd is om namens die Vlaamse Gemeenschap keuzes te maken”. Laat eens zien. Is Bert Anciaux werkelijk op enige wijze ‘democratisch gelegitimeerd’ om letterkundige prijzen uit te delen?

Het antwoord is negatief en daar zijn drie redenen voor.

Ten eerste: Anciaux is helemaal niet verkozen tot minister van cultuur. Indien Vlaanderen, op basis van precies dezelfde verkiezingsuitslag, zou bestuurd worden door een andere coalitie, gesloten tussen bijvoorbeeld CD&V, N-VA, Vlaams Belang en Groen! (om maar iets te noemen), met pakweg Gerolf Annemans als cultuurminister, dan zou die minister Annemans over precies evenveel of even weinig ‘democratische legitimatie’ beschikken als Bert Anciaux om letterkundige prijzen uit te delen.

Dit bewijst dat Anciaux helemaal niet ‘democratisch gelegitimeerd’ is, want wanneer men op democratische basis een functie bekleedt, dan impliceert zulks dat het ondemocratisch zou zijn, indien iemand anders op uw stoel zou zitten, quod non. Anciaux heeft zeker een particratisch mandaat, maar van enige democratische legitimatie is geen sprake, in de zin dat uit de stembusverhoudingen als zodanig op geen enkele manier kan afgeleid worden dat Anciaux meer aanspraak kan maken op ministerschap dan bijvoorbeeld Annemans. Een uitvoerend orgaan als een regering kan enkel als democratisch gelegitimeerd worden beschouwd, indien (bij wijze van minimumvoorwaarden) die regering volgens het Konkordanzprincipe is samengesteld (dus zonder uitsluiting van bepaalde groepen kiezers) en indien de kiezers ten overstaan van de regeringsleden minstens over een recall-recht beschikken (zodat de burgers een ongewenste minister kunnen afzetten).

In afwezigheid van deze voorwaarden worden de regeringsleden door de partijhoofdkwartieren eenzijdig opgedrongen aan de burgers, en beschikken de regeringsleden enkel over een particratische legitimatie. Uiteraard noemen de aldus aan de macht gekomen ministers zichzelf systematisch ‘democraten’, maar dat is duidelijk een leugen.

Ten tweede: Aanhangers van de particratische besluitvorming kunnen proberen om op te werpen dat Anciaux toch over een soort onrechtstreeks, bij de haren gesleurd en vergezocht mandaat beschikt, omdat zijn partij Spirit een zeker aantal stemmen heeft gehaald. In welke zin leidt dit tot legitimatie van Anciaux’s ministerschap? Wel, men zou kunnen zeggen dat de kiezers zodanig hebben gestemd dat ze een partijcoalitie die Bert Anciaux in de ministerzetel projecteert niet onmogelijk hebben gemaakt. Nu is het eigenlijk onmogelijk voor de burgers om zodanig te stemmen dat een welbepaald persoon niet tot minister kan worden gebombardeerd. Partijen kunnen immers volkomen onbekenden, die niet eens kandideerden bij de verkiezingen, toch een ministerportefeuille aanbieden, en ze doen dat ook af en toe. Doch laat ons hiervan abstractie maken en laat ons Bert Anciaux in hoger genoemde onrechtstreekse, bij de haren gesleurde en vergezochte zin als ‘democratisch gelegitimeerd’ beschouwen in zijn functie van minister van cultuur. Dan nog zou zijn plotse claim op de post van uitdeler van literaire prijzen in democratisch opzicht volledig in de lucht hangen. De partij van Anciaux heeft zich tegenover de kiezer immers niet geprofileerd als een beweging die vond dat de verdeling van literaire prijzen een staatstaak moet worden. De (overigens weinig talrijke) Spirit-kiezers stemden niet voor die partij omdat zij die partij de verstaatsing van de literaire prijzen hoorden bepleiten en daarmee instemden. Ook de andere partijen van de huidige coalitie maakten hier geen punt van tijdens de afgelopen kiescampagne. Zelfs in de meest indirecte, omwegsgewijze en niet-rechtstreekse zin kan dus geen sprake zijn van een ‘democratische legitimatie’ inzake toekenning van literaire prijzen, zelfs niet indien men zo ver gaat dat men Bert Anciaux ‘democratisch gelegitimeerd’ vindt in zijn hoedanigheid van  minister.

Ten derde en ten gronde: het uitdelen van literaire prijzen kan sowieso geen voorwerp zijn van democratische besluitvorming, zonder dat die democratische besluitvorming hierdoor zichzelf uitholt en ondermijnt.

Democratie is maar mogelijk indien in de samenleving een democratische cultuur voorhanden is die de individuele vrijheid primair stelt en die de democratische besluitvorming dus beperkt tot die aangelegenheden waar de mensen daadwerkelijk als gelijken kunnen beschouwd worden en waar de individuele menselijke verschillen en voorkeuren er niet toe doen. Wanneer de staat bijvoorbeeld één godsdienst gaat opleggen, dan overschrijdt die staat zijn bevoegdheden, ook indien de beslissing ‘democratisch’ is gelegitimeerd. Hetzelfde geldt wanneer die staat bepaalde godsdiensten gaat financieren en andere godsdiensten daarentegen als te bestrijden sekten gaat brandmerken (wat de Belgische staat doet). Ook al zou een meerderheid van burgers per referendum met zo’n regeling instemmen, dan zou het besluit in diepere zin nog altijd niet-democratisch zijn omdat godsdienstige voorkeur een individuele aangelegenheid is waarmee de staat zich niet moet moeien.

Democratie kan maar bestaan indien die democratie zichzelf beperkt op basis van vrij door de burgers ontwikkeld inzicht. Daarom kan democratie alleen bestaan binnen één welbepaalde culturele bedding, namelijk die van de speciale cultuur die – in Hegels woorden – ervan uitgaat dat de vrijheid het ‘Idee’ (of het laatste doel) is van het recht (die Idee des Rechts ist die Freiheit; wat meteen ook meebrengt dat democratie onverenigbaar is met een ‘multiculturele samenleving’). Is die bedding afwezig, dan vernietigt de democratie zichzelf in de kortste keren. Het baat niet om op dit vlak de democratie met grondwetten, internationale verdragen en diens meer zogezegd tegen zichzelf te beschermen. Een democratie die zogenaamd tegen zichzelf beschermd wordt, is al geen democratie meer want er is dan sprake van een ‘beschermer’ die boven de democratie staat, terwijl democratie – indien dit woord enige reële inhoud wil hebben – wel degelijk op volkssoevereiniteit berust, nonobstant allerhande academische dienaren van de macht, die in de kranten van het regime om de haverklap het tegendeel beweren.

En net zoals de staat zich niet met godsdienst moet bemoeien, heeft de staat ook niets te maken met de beoordeling van literaire verdiensten. De staat moet niet in mijn plaats en met mijn belastingsgeld bepalen wat de goede en te bekronen boeken zijn. Indien individuele burgers, alleen of in groep, hun geld willen steken in de uitreiking van gelijk welke prijs, dan is dat hun volste recht. Maar niet met mijn geld. De eenvoudige waarheid is dat in een authentieke democratie helemaal geen ministerie van cultuur kan bestaan omdat cultuur geen taak is van de rechtstaat. Staatscultuur is diefstal, zo simpel is dat.


Ik zou niet té veel rekenen

Ik zou niet té veel rekenen op juistheid bij De Morgen.
Hun artikel (3/11) over de rellen in Frankrijk dient als een voorbeeldfunctie.
In de titel is er sprake van 3 dode 'jongeren'; in de tekst blijken er maar 2 doden te zijn..of hebben we hier te maken met 'Linkse'rekenkunde; een oeroude socialistische traditie.