Het signaal van het Europees Burgerinitiatief

Greenpeace brengt met een petitie gericht tot de Europese Commissie een voorziening van sommige parlementaire systemen onder de aandacht, namelijk het recht van burgers om hun wetgevende macht om bespreking van een voorstel te verzoeken. De vraag is of dat petitierecht iets aan het democratisch deficit van de EU, of van andere bestuursniveau’s waarvoor het bestaat, kan veranderen.

Greenpeace benadert de Europese Commissie (EC) met een petitie voor een verbod op of minstens een sterk ontradend beleid tegenover genetisch gewijzigde  gewassen (ggg’s). Het initiatief wordt kracht bijgezet door miljoenen handtekeningen van EU-burgers. Daarmee loopt de eco-actiegroep vooruit op een in het verdrag van Lissabon voorziene regeling voor burgerinspraak, het Europees Burgerinitiatief (EBI). In een gelijkaardige procedure voorziet ook de Belgische grondwet. Het betekent dat een voldoende groot aantal burgers het parlement resp. de EC kan verzoeken om een bepaald voorstel op zijn of haar agenda te zetten. Verder niets.

We gaan hier even voorbij aan het verschil dat het Belgische parlement tenminste door de bevolking verkozen is, terwijl de EC als machtigste regelgevende instantie in de EU alleen door de uitvoerende macht van de lidstaten geselecteerd is. Mocht het EBI de macht van de EC naar de burger overhevelen, dan zou dat onderscheid minder belang hebben. Maar dat is volstrekt niet het geval.

Met democratie heeft die procedure gewoon niets te maken. Het volk oefent langs deze weg immers geen enkele macht uit. De EC kan met dat verzoekschrift eigenmachtig doen wat ze wil, zonder dat het volk rekenschap kan eisen. Ze kan het gedane voorstel zoals gevraagd inderdaad bekijken en zelfs bespreken, er vervolgens eens goed om lachen en het tenslotte verticaal klasseren. Alle moeite om handtekeningen te verzamelen is dan verspild geweest. Dat lijkt alvast het lot van het Greenpeace-verzoekschrift, met de formalistische rechtvaardiging dat de schikkingen betreffende het EBI nog niet in werking zijn.

Bijkomend nadeel van zo’n botte weigering is dat zij demotiverend werkt op toekomstige burgerinitiatieven. Al is dat eigenlijk een voordeel: uiteindelijk gaan meer mensen daardoor de begoocheling kwijt raken dat zulk stamelen en bedelen bij de poort iets met volkssoevereiniteit te maken heeft.

Zelfs als de EC, of in vergelijkbaar geval het Belgische parlement, wel ernstig op een verzoekschrift ingaat , is dat niet noodzakelijk een goede zaak vanuit democratisch oogpunt. Zo is het bv. niet zeker dat de meerderheid van de EU-bevolking tegen het op de markt brengen van ggg’s gekant is. Als de EC aan de huidige petitie gevolg zou geven, zou dat er als een democratische geste uitzien, die het openlijk engagement van miljoenen burgers tegemoetkomt. Ze zou met dergelijk vertoon van “participatieve democratie” des te beter kunnen rechtvaardigen dat ze de enige procedure vermijdt die echt de wil van de meerderheid kenbaar maakt, namelijk het referendum. En in de feiten zou ze de wil van een activistische minderheid in beleid omzetten, niet die van een vastgestelde meerderheid.  

Mocht het verzoekschrift aan de EC echt tot de geplogenheden gaan behoren, dan zal de EC ongetwijfeld af en toe eens op  de gedane voorstellen ingaan om aldus een schijn van democratische gezindheid te wekken. Dan kan ze des te beter de volkswil inzake de echt hete hangijzers, bijvoorbeeld de toetreding van Turkije, negeren.

Het verzoekschrift aan de machthebbers is een typisch verschijnsel uit het leenroerig tijdvak, toen de heersers langs informele kanalen kennis namen van de wensen van diverse bevolkingslagen. Vaak hielden ze daar ook rekening mee, voor zover verenigbaar het hun eigenbeleidskeuzen. In jeugdfilms over de middeleeuwen is er vaak wel een scène waarin de koning door een raadsheer gewaarschuwd wordt: ”Het volk mort.” Een slechterik als Filips de Schone grinnikt dan eens goed, maar betere vorsten kijken dan ernstig, zichtbaar gepijnigd door de zorg om het volkswelzijn. Heel soms richt het volk zelf een smeekbede tot de koning, vooral als die hun laatste hoop is tegen onderdrukkers van lagere rang. Nog somser geeft hij ook gehoor aan hun bede. Maar niemand maakt zich wijs dat dat dan democratie is.

Moslims en vooral ongelovige islamvrienden bezweren ons tegenwoordig dat de islam pro democratie is, aangezien de profeet “beraadslaging” (sjoera) aanbeval. Emirs en sultans deden dan ook aan sjoera, namelijk met hun generaals, hun bankier, hun geestelijk raadsman en nog zo een paar notabelen. Maar uiteraard behielden zij zelf, of minstens dat beperkte kringetje rond hen, de macht. Er was geen sprake van volkssoevereiniteit. Zulke hofraad was geen democratie, en evenmin is het EC-bewind een democratie.

Na Zwarte Zondag en tijdens de Witte Beweging was er veel te doen over “het signaal van de kiezer”. De politieke klasse moest eens wat meer luisteren naar die kiezer. Net zoals een vader al eens moet luisteren naar wat zijn kinderen te vertellen hebben, om vervolgens natuurlijk zelf de beslissingen te nemen die zij moeten gehoorzamen. De verhouding is daar zeer duidelijk: enerzijds de soeverein die rechtens de macht heeft, anderzijds de onderdanen die wel een signaal mogen geven maar het natuurlijk niet in hun hoofd moeten halen om macht uit te oefenen. Ook het verzoekschrift of EBI is zo’n louter “signaal”, dat een vals gevoel van machtsdeelname moet geven, om des te beter de bestaande machtsverhoudingen in stand te houden.