Het Negationisme van de Anti-Racismewet
From the desk of Jos Verhulst on Sun, 2005-12-04 20:51
Wanneer werd de multiculturele samenleving in België formeel ingevoerd? Blijkbaar gebeurde dit begin 2003 toen de zogenaamde ‘wet Mahoux’ werd goedgekeurd (wet van 25 februari 2003 “tot versterking van de wetgeving tegen het racisme,” genoemd naar PS-senaatsfractievoorzitter Philippe Mahoux). Dat deze wet genoemde betekenis heeft, werd uitdrukkelijk uitgesproken door PS-senator Jean-François Istasse, en nog wel in de volgende plechtige bewoordingen (uiteraard in het Frans):
“Ik zet hier even mijn petje af van officieel verslaggever, om ten persoonlijken titel de heer Mahoux te feliciteren, die de auteur is van het oorspronkelijke wetsontwerp […] Sta me ook toe om vice-premier Laurette Onkelinx en de regering te feliciteren. Deze welgekomen wet komt er op een cruciaal ogenblik. Zij legt de grondslag voor de multiculturele samenleving waarnaar wij met ons gehele wezen streven.”
Het is tevens op grond van deze wet dat Kif Kif, daarin gevolgd door ondermeer de socialistische en groene partijen, klacht indiende tegen Filip Dewinter wegens ‘islamofobie.’
Deze wet, waarmee dus de multiculturele maatschappij in ons land werd gegrondvest (en de daaraan voorafgaande monoculturele, op Westerse inzichten en waarden gebaseerde maatschappij werd afgeschaft), vertegenwoordigt een radicale beschavingsbreuk. De wet bezegelt bijvoorbeeld, na de ouverture met de anti-negationismewet, definitief de afschaffing van de vrije meningsuiting. Dit wordt nu zelfs ontdekt door de hoofdredacteurs van onze kwaliteitskranten. Bart Sturtewagen schreef in De Standaard van 2 december:
“Het gemak waarmee men naar het wapen van de repressie grijpt, wordt stilaan huiveringwekkend. Op deze manier is de gedachtenpolitie niet ver meer af [...] Het beangstigende aan dit politiek correcte zelotisme is dat ook mensen die zich met iedere vezel in hun lijf verzetten tegen discriminatie en haat, zich moeten afvragen wanneer voor hen de klop op de deur komt.”
Sturtewagen vindt het vanzelfsprekend héél goed dat zijn medemensen worden vervolgd wanneer hun uitspraken zijn grenzen overschrijden (“Er zijn ongetwijfeld grenzen aan het democratische debat”). Maar nu realiseert hij zich dat hijzelf – hoewel zich ongetwijfeld met iedere vezel in zijn lijf verzettend tegen discriminatie en haat – niettemin op zijn beurt grenzen van anderen zou kunnen overschrijden, en dat voelt koud aan. Het is nochtans een oud inzicht: vrijheid van spreken bestaat, of bestaat niet; tertium non datur. Ons spreekrecht wordt bevoogd of niet, en het kan niet een beetje bevoogd zijn [pdf], evenmin als een vrouw een beetje zwanger kan zijn. Wanneer Siegfried Verbeke niet beschikt over vrij spreekrecht, dan beschikt niemand over vrij spreekrecht; zo simpel is het.
Omdat deze wet zo onwaarschijnlijk belangrijk is, en als weinig andere wetten het geestelijk klimaat in onze samenleving tijdens de komende decennia zal bepalen, is het nodig om ze in al haar geledingen nauwkeurig te onderzoeken. Ik beperk me hier tot één aspect, een ogenschijnlijk detail, namelijk het feit dat deze censuurwet (net als de anti-negationismewet) op een bepaald gebied wettelijk vastlegt en fixeert wat wetenschappelijke waarheid is en wat niet. Deze wet drukt namelijk uit dat er, geheel in overeenstemming met de politiek-correcte heilsleer, wetenschappelijk gezien geen menselijke rassen bestaan. De wet van 25 februari 2003 verving de term “ras” in de oudere wet systematisch door de term “zogenaamd ras,” en dit gebeurde uitdrukkelijk met de bedoeling om te proclameren dat het begrip “ras” onwetenschappelijk is. In de toelichtingen lezen we terzake:
“Aan de term 'ras' wordt het bijvoeglijk naamwoord 'zogenaamd' toegevoegd om duidelijk te wijzen op het feit dat het concept ras met geen enkele wetenschappelijke realiteit overeenstemt […] De genetische en biologische studies hebben voldoende aangetoond dat de mensheid niet in rassen kan opgesplitst worden. Het geloof daarentegen, dat er verschillende menselijke rassen bestaan, voedt in een zekere mate de racistische ideologieën. Het gebruik van dit begrip door de wet verleent het een ongepaste grond. Bijgevolgd is het wenselijk de terminologie van de wet zo aan te passen dat elke verwarring vermeden wordt. Daarom opteren wij voor het toevoegen van het adjectief “zogenaamd” om er op te duiden dat dit onderscheid enkel bestaat in de geest van de racist en dus niet met de werkelijkheid overeenstemt.”
Het punt schijnt in de ogen van onze politieke voogden bijzonder belangrijk te zijn, want er werd tijdens de besprekingen herhaaldelijk op teruggekomen. Zo zei Agalev-senator Meryem Kaçar tijdens de parlementaire debatten op 12 december 2002 [pdf]:
“Het woord 'ras' wordt in de wettekst voorafgegaan door het adjectief 'zogenaamd' om duidelijk te maken dat het wetenschappelijk gezien onzinnig is ervan uit te gaan dat er onder mensen verschillende rassen bestaan.”
Recente bevindingen wijzen er nochtans op dat menselijke rassen, geheel in overeenkomst met het gezond verstand, wel degelijk bestaan. Mensen vertonen groepsgewijs genetisch bepaalde verschillen die ontstonden doordat in het verleden de populaties grotendeels geïsoleerd waren en zich afzonderlijk ontwikkelden. Mensen klasseren zichzelf en elkaar spontaan volgens ras, en deze klassering komt ook overeen met wat genetisch wordt vastgesteld.
Amerikaanse onderzoekers (Tang e.a., (2005) “Genetic Structure, Self-Identified Race/Ethnicity, and Confounding in Case-Control Association Studies,” in American Journal of Human Genetics, 76, p.268-275 [pdf]) deden dit jaar de proef met 3.636 personen, waarbij 326 stukjes DNA werden vergeleken. Die DNA-analyse liet zien dat de proefpersonen in vier groepen clusterden, die mooi overeenkwamen met de vier raciale categorieën (blank, oost-aziatisch, latino, zwart) die in de VS doorgaans worden gehanteerd. Slechts 5 van de 3.636 ondervraagden bleken volgens het DNA tot een andere categorie te behoren dan diegene waartoe ze zichzelf rekenden. De DNA-analyse had evengoed meer of minder dan vier clusters kunnen opleveren, er hadden eventueel helemaal geen duidelijk gescheiden clusters kunnen optreden, en de proefpersonen zouden zich – indien rassen niet bestaan – natuurlijk op grote schaal tot verkeerde raciale categorieën moeten bekennen. Dat gebeurde allemaal niet. De manier waarop mensen zichzelf en anderen tot het ene of andere ras rekenen komt in werkelijkheid op verbluffend nauwkeurige wijze overeen met de raciale indeling die zich aftekent via DNA-analyse.
Nu staat het onderzoek betreffende de genetische basis van de menselijke rassen al enkele decennia onder zeer intense ideologische druk, want volgens de politiek-correcte leer bestaan rassen niet. Mede daardoor zijn er heel wat studies verschenen waarin het bestaan van menselijke rassen werd betwijfeld of ontkend. Volgens de commentaar van de Stanford School of Medicine zou die discussie met de hierboven vermelde studie van Tang e.a. in grote lijnen achter de rug moeten zijn: “This work comes on the heels of several contradictory studies about the genetic basis of race. Some found that race is a social construct with no genetic basis while others suggested that clear genetic differences exist between people of different races. What makes the current study [...] more conclusive is its size.” Het is inderdaad van belang dat men in dit soort onderzoek voldoende kenmerken in de analyse opneemt, iets wat vaak niet gebeurde. We komen verder nog terug op dit punt.
Niet alleen is er een uitstekende overeenkomst tussen ras (zoals dat de visu door mensen wordt geïdentificeerd) en de waargenomen clustering van DNA-verschillen, maar er raken ook meer en meer genetisch bepaalde verschillen bekend die bij de uiteenlopende rassen in uiteenlopende mate voorkomen. In september jl. verschenen in Science twee artikels waarin twee genen worden geïdentificeerd die de ontwikkeling van de hersenen mee lijken te bepalen. Voor deze genen (microcephaline en ASPM) zijn bepaalde allelen ontdekt die bij de populaties ten zuiden van de Sahara verhoudingsgewijs weinig voorkomen en die, gezien de snelheid waarmee ze zich verspreiden, geacht worden een selectief voordeel op te leveren dat, gezien de aard van de betrokken genen, waarschijnlijk met de hersenfuncties samenhangt. “It seems likely that people with the [ASPM]-allele have some sort of cognitive advantage,” schrijft prof. John Hawks op zijn blog.
De betrokken variant van microcephaline zou ongeveer 37.000 jaar geleden zijn verschenen, wat samenvalt met de eerste tekenen van woonkernen en landbouw; de variant van ASPM zou ongeveer 5.800 jaar geleden zijn opgedoken, en samenvallen met de eerste verschijning van steden en schriftgebruik. Over microcephaline schrijven de auteurs: “Microcephalin has continued its trend of adaptive evolution beyond the emergence of anatomically modern humans. If selection indeed acted on a brain-related phenotype, there could be several possibilities, including brain size, cognition, personlity, motor control or susceptibility to neurological/psychiatric diseases.”
Er duiken nog andere voorbeelden op van dit soort genetisch bepaalde verschillen tussen populaties. Blijkens recent onderzoek, waarover dit jaar in de buitenlandse pers uitvoerig werd bericht (bijvoorbeeld in The Economist, 2 juni, of de New York Times, 3 juni) zou de relatief hoge IQ-score van uit Centraal Europa afkomstige joden een erfelijk kenmerk zijn, ontstaan doorheen eeuwen van natuurlijke selectie en samenhangend met bepaalde erfelijke ziekten (doordat de genetische kenmerken die de intelligentie verhogen tegelijk ook de kans op bepaalde ziektebeelden vergroten). Het is duidelijk dat men op dit gebied het meeste nog moet ontdekken en dat veel vermoedens en hypothesen die thans worden uitgesproken fout zullen blijken. Voor ons betoog is echter alleen van belang dat genoemde wetenschappelijke bevindingen diametraal ingaan tegen het wetenschappelijk negationisme inzake menselijke rassen, zoals dat door de wet Mahoux juridisch wordt vastgelegd.
Het is absoluut onwaar dat er een soort consensus zou bestaan omtrent het niet-bestaan van menselijke rassen (dit afgezien van het feit, dat zelfs ‘wetenschappelijke consensus’ geenszins een waarheidsgarantie inhoudt). Hier is een recente met typische omzichtigheid geformuleerde karakterisering van de situatie (Jorde & Wooding, Nature Genetics 36, p.S28, 2004) [pdf]:
Few concepts have as tarnished and contentious a history as “race”. Among both the scientific and lay communities, the notion that humans can be grouped into different races has been enshrined by some and dismissed by others. Even the definition of race varies considerably, depending on context and criteria. Nevertheless, race continues to be used in a variety of applications. Forensic databases in the US are typically organized according to traditional racial and ethnic categories (e.g., African-American, European-American, Hispanic). [...] biomedical scientists are divided in their opinions about race. Some characterize it as “biologically meaningless” or “not based on scientific evidence”, whereas others advocate the use of race in making decisions about medical treatment or the design of research studies.
Het minste wat men kan zeggen is dat er omtrent het bestaan en de relevantie van menselijke rassen op wetenschappelijk vlak onenigheid bestaat, zodat de wet Mahoux – die deze knoop reeds doorhakt en zich daarbij op de wetenschap zelf beroept – in dit opzicht op een leugen is gebaseerd, zoals dat trouwens hoort voor een censuurwet.
Oorsprong
Hoe is dit rare raciale negationisme eigenlijk ontstaan? De geschiedenis is lang en complex, maar wie hierover snel iets meer wil weten, leest best het artikel van Edwards (“Human genetic diversity: Lewontin’s fallacy,” in BioEssays 25, pp. 798-801, 2003) [pdf].
In 1972 lanceerde de marxistische bioloog Richard Lewontin (“The apportionment of human diversity” in Evolutionary Biology 6, pp.381-398, 1972) het idee dat raciale verschillen niet reëel zijn omdat voor alle mogelijke bestudeerde kenmerken de gemiddelde verschillen tussen de individuen binnen een populatie veel groter blijken dan de verschillen tussen de populatiegemiddelden. Deze bewering wordt steeds opnieuw herhaald, ook in algemene of populair-wetenschappelijke tijdschriften. Een andere bioloog uit dezelfde marxistische stal, namelijk Stephen Jay Gould, leverde een belangrijke bijdrage tot de verspreiding van deze opvatting.
Lewontin lanceerde zijn bewering ongetwijfeld vanuit ideologische motieven. Hij is een dogmatische materialist, wat hij ook ongeremd verkondigt (“Billions and billions of demons” in The New York Review, p. 31, 9 januari 1997):
We take the side of science in spite of the patent absurdity of some of its constructs, in spite of its failure to fulfill many of its extravagant promises of health and life, in spite of the tolerance of the scientific community for unsubstantiated just-so stories, because we have a prior commitment, a commitment to materialism. It is not that the methods and institutions of science somehow compel us to accept a material explanation of the phenomenal world, but, on the contrary, that we are forced by our a priori adherence to material causes to create an apparatus of investigation and a set of concepts that produce material explanations, no matter how counter-intuitive, no matter how mystifying to the uninitiated. Moreover, that materialism is an absolute, for we cannot allow a Divine Foot in the door.
Niet-materialisten kunnen, zoals ik elders heb uiteengezet [pdf] de grondslag en het toepassingsgebied voor het gelijkheidsbeginsel afleiden uit het niet-stoffelijk aspect van de mens, maar de socialistisch denkende materialist (die omwille van zijn socialisme één of andere vorm van gelijkheidsbeginsel nodig heeft) kan niet anders dan de verschillen op stoffelijk niveau tussen de mensen òf ontkennen, òf toeschrijven aan maatschappelijk onrecht.
Dat is dus wat Lewontin deed. Om de ‘logica’ van zijn ‘wetenschappelijk’ bewijs te vatten, kunnen we kijken naar de bijgaande figuur.
Veronderstel dat men twee populaties heeft, een rode en een blauwe, ieder met 50 individuen. We meten van deze honderd individuen de lengte en het gewicht, en maken hiervan een grafiek. Er verschijnen twee gescheiden puntenwolkjes. Het is duidelijk dat we met twee onderscheidbare populaties te doen hebben. De leden van de rode populatie zijn voor iedere welbepaalde lichaamslengte systematisch magerder: zij wegen gemiddeld beduidend minder dan leden met dezelfde lichaamslengte die behoren tot de blauwe populatie. Wanneer wij de lengte of het gewicht van de individuen afzonderlijk beschouwen, dan stellen wij een zeer aanzienlijke overlapping vast tussen beide populaties (die overlappingspatronen zijn in de figuur voorgesteld op de beide assen). Weliswaar zijn de leden van de blauwe populatie gemiddeld zwaarder, en de leden van de rode populatie gemiddeld wat langer, maar de verschillen tussen de individuen binnen beide populaties zijn groot in vergelijking met de spreiding tussen de individuen binnen beide populaties. We stellen zowel inzake lichaamslengte als inzake gewicht een sterke overlapping van de verdelingen vast, zodat we niet in staat zijn om – op basis van de kennis van òf de lichaamslengte òf het gewicht van een individu – treffelijk te voorspellen tot welke populatie dat individu behoort.
Dit verandert echter wanneer wij én de lengte én het gewicht van de individuen samen beschouwen. Wanneer wij deze twee kenmerken samen in rekening brengen, kunnen wij zeer goed voorspellen tot welke populatie (rood of blauw) een gegeven individu moet behoren.
De rasnegationisten die Lewontin aanhalen kijken niet naar de tweedimensionele puntenwolkjes in de grafiek, doch enkel naar de ééndimensionele puntenwolkjes op de assen. Met andere woorden: zij blijven (in ons voorbeeld) blind voor de informatie die besloten ligt in het feit dat lengte en gewicht in beide populaties een verschillend verband vertonen. Gehamerd wordt op het feit dat kennis van ofwel lengte ofwel gewicht van een individu niet toelaat om een betrouwbare voorspelling te maken omtrent de populatie waartoe dat individu behoort, en verzwegen wordt het feit dat kennis van én lengte én gewicht van een individu zeer goed toelaat om de populatie te identificeren waartoe het individu behoort. De bioloog Armand Marie Leroi legde een en ander aldus uit in de New York Times (14 maart 2005):
The error is easily illustrated. If one were asked to judge the ancestry of 100 New Yorkers, one could look at the color of their skin. That would do much to single out the Europeans, but little to distinuish the Senegalese from the Solomon Islanders. The same is true for any other feature of our bodies. The shapes of our eyes, noses and skulls; the color of our eyes and our hair; the heaviness, height and hairiness of our bodies are all, individually, poor guides to ancestry. But this is not true when the features are taken together. Certain skin colors tend to go with certain kinds of eyes, noses, skulls and bodies. When we glance at a stranger’s face we use those associations to infer what continent, or even what country, he or his ancestors came from – and we usually get it right. To put it more abstractly, human physical variation is correlated; and correlations contain information. Genetic variants that aren’t written on our faces, but that can be detected only in the genome, show similar correlations. It is these correlations that Dr. Lewontin seems to have ignored.
Eigenlijk is de fout die Lewontin maakt zo elementair, dat de indruk van kwaadaardigheid en doelbewuste misleiding ontstaat (Lewontin is wiskundig immers zeer beslagen).
Samengevat: de raciale categorieën waarin mensen zichzelf en elkaar spontaan onderverdelen, blijken volgens heel wat onderzoekers (1) overeen te komen met genetische realiteiten en (2) praktische en maatschappelijke relevantie te kunnen vertonen (bv. medische relevantie, cognitieve effecten...).
Het is hier absoluut niet mijn bedoeling om het laatste woord uit te spreken inzake menselijke rassen. Integendeel, ik wijs erop dat het laatste woord absoluut niet gesproken is. Ik geloof evenmin dat de raciale achtergrond van een individu op enige wijze relevant is voor de waarde en de betekenis van dat individu, omdat ik geloof dat de wezenskern van de mens geestelijk is (ik vrees wel dat in een materialistische cultuur een of andere vorm van rassenobsessie, tegenwoordig doorgaans in politiek-correcte gedaante [pdf], bijna onvermijdelijk de kop zal opsteken). Mijn punt is dat onze politieke voogden liegen en de leugen inbouwen in de wet wanneer zij beweren dat het laatste wetenschappelijke woord inzake menselijke rassen reeds gesproken is.
De bewering van de heersende kaste dat met het begrip ras geen enkele wetenschappelijke werkelijkheid overeenkomt en dat daarom dient te worden gesproken over “zogenaamd ras” in plaats van kortweg “ras” is een wettelijk vastgelegde leugen. De wet van 25 februari 2003 is in dit opzicht een monument dat de hubris vereeuwigt van onze politieke kaste die zichzelf bevoegd acht om bij wet wetenschappelijke knopen door te hakken en zogenaamde wetenschappelijke waarheden juridisch te betonneren. Wie zijn misprijzen voor de Belgische politieke kaste door een of andere ongelukkige omstandigheid voelde afzwakken, hij herleze ter genezing de wet Mahoux, en de toelichtingen daarbij.
ras
Submitted by ik ben (not verified) on Thu, 2005-12-08 21:52.
Het woord racisme verwijst naar ras, maar als ras wettelijk niet bestaat hoe moet/mag/kan ik dan het woord racisme interpreteren?
Als een verwijzing naar iets die niet bestaat?
Als "zogenaamd" racisme?
IQ
Submitted by Liever Anoniem (not verified) on Mon, 2005-12-05 18:43.
Wetenschappelijk zeer sterk artikel van Jos Verhulst. Het vergt bovendien moed om dit te schrijven. Ik zal er onder de dekmantel van de anonimiteit zelfs nog een schepje bovenop doen: in het decembernummer van het gerenomeerde wetenschappelijke tijdschrift 'Intelligence'verschijnt deze maand een artikel waarin de correlatie tussen huidskleur en IQ berekend wordt. (Het is hierbij -om statistische redenen - belangrijk te vermelden dat de gegevens geagregeerd zijn per land.) Men bekwam een correlatiecoëfficiënt van maar eventjes -0,92. Voor de leken in statistiek: dit is in de sociale wetenschappen uitzonderlijk hoog. En intelligentie is zeer belangrijk om ontwikkeling van een land te kunnen begrijpen...ziet men de implicaties?