Pleidooi tegen 'Respect'

De politieke kaste predikt ‘respect’. Het opleggen (‘enforcement’) van een ‘culture of respect’ wordt bijvoorbeeld nadrukkelijk gepredikt door Tony Blair [pdf]. Ook in Vlaanderen staan respectridders pal. Herman Van Rompuy pleit op zijn weblog (12 januari) voor ‘respect’, dat staat tegenover individualisme en bovendien afdwingbaar moet zijn door de wet: “Respect heeft betrekking op alles wat met identiteit te maken heeft: taal, cultuur, geaardheid, opvattingen, godsdienst, fysieke levenswijze (...) Respect moet afdwingbaar zijn door de wet (...) In Vlaanderen is er nog teveel schroom omdat we nog altijd gevangen zijn in het politiek-correcte denken. Bij ons staat het individualisme nog centraal en niet het verantwoordelijkheidsgevoel. Respect moet ook hier een sleutelwoord worden.” Van Rompuy prijst Tony Blair.

Bart Claerhout (Tertio, 18 januari) heeft het ook over ‘respect’. Ook hij prijst Tony Blair, ook hij plaatst ‘respect’ tegenover ‘individualisering’, ook hij meent dat ‘respect’ betrekking heeft op “elkaars geaardheid, cultuur en identiteit” en ook hij vindt dat de staat dit ‘respect’ moet opleggen en afdwingen: “Om niet nog maar eens voor cultuurpessimist te worden aangezien, willen we allereerst benadrukken dat de individualisering en de bijhorende tolerantie (...) heel wat positieve kanten hebben. Toch mogen we niet blind blijven voor de minder fraaie nevenaspecten die met de individualisering gepaard gaan. De ontzuiling en de ontkerkelijking hebben tot een grote mate van ethisch relativisme geleid en tot een postmoderne instelling dat het een niet beter is dan het ander. Als alles relatief is, is de stap naar ‘alles moet kunnen’ snel gedaan (...). De grote uitdaging voor de overheid is nu hoe ze de samenleving opnieuw respect, fatsoen en individuele verantwoordelijkheid kan bijbrengen.”

‘Respect’ blijkt dus verschuldigd. Maar leidt deze eis niet tot contradicties? Neem bijvoorbeeld het schouwspel van de rituele slachtingen. Die horen bij de islam als godsdienst. De Franse minister van binnenlandse zaken Sarkozy antwoordde aan Brigitte Bardot, die protesteerde tegen de wijze waarop in het kader van islamitische ‘offerfeest’ schapen worden gedood, met de woorden: “le gouvernement ne peut pas interdire par décret, sans condition, l'abattage sans étourdissement, car cela méconnaîtrait directement la liberté religieuse (…) La seule voie d'action possible est celle de la persuasion. Mon objectif est de parvenir à une véritable évolution des esprits et donc des pratiques.” (TF1, 17 januari). We mogen hieruit besluiten dat (a) de manier waarop dieren worden gedood bij het offerfeest deel uitmaakt van de islam, vermits deze praktijk onder de noemer ‘religieuze vrijheid’ valt, en dat (b) Sarkozy deze praktijk afwijst. In De Standaard (11 januari) werd gemeld: “De Vlaamse minister-president, Yves Leterme (CD&V), vierde gisteren het islamitische Offerfeest mee bij een Turkse familie in Antwerpen. Daarmee wilde hij zijn respect tonen voor de islamitische gemeenschap.

Moet ik voor deze bloederige praktijk ‘respect’ opbrengen? Moet ik Leterme navolgen en uit ‘respect’ deelnemen aan zo’n offerfeest? De islamieten menen van wel. Zij dienen klacht in tegen Gaia omdat deze organisatie het gewaagd heeft om (met zwakke stem) te protesteren de rituele slachtingen. Maar kan ik niet evengoed zeggen dat diegene die mij het recht wil ontzeggen om mijn afkeer voor dit schouwspel uit te drukken, gebrek aan respect aan de dag legt tegenover mijn overtuiging? Natuurlijk wel.

Wie eist dat mensen ‘respect’ opbrengen voor elkaars opvattingen, religies, cultuur en levenswijze vraagt iets wat logisch onmogelijk is. Men kan van geen mens verlangen dat hij tegelijk gelooft dat 1+1=2 en 1+1=3. En wie gelooft dat 1+1=2 kan precies daardoor niet het minste authentiek respect opbrengen voor de hierop haaks staande opvatting dat 1+1=3. De eenvoudige waarheid is dat meningen, opvattingen, culturen en religies helemaal niet a priori op enig respect aanspraak kunnen maken. De bewering dat meningen, opvattingen en religies ipso facto recht hebben op ‘respect’ is intern tegenstrijdig. Men kan van niemand authentiek respect eisen voor meningen, opvattingen of gebruiken die als fout of schadelijk worden aanzien, want dat zou betekenen dat men van de betrokkene respect zou eisen voor datgene wat als leugen, dwaling of zonde wordt beschouwd. Zo’n eis is onverenigbaar met de inhoud zelf die door het begrip respect wordt gedekt.

In werkelijkheid dienen de protagonisten van het ‘respect’ (bewust of onbewust) een verborgen agenda. Deze agenda is dubbel en bestaat hierin, dat (a) sommige meningen en overtuigingen selectief zullen kunnen genieten van de eis tot ‘respect’, terwijl andere meningen wegens hun gebrek aan respect voor de eerste meningen zullen worden bestreden, en (b) dat de staat in het algemeen wordt gepromoot als opvoeder van de individuele mens.

Selectief ‘respect’

De promotoren van ‘respect’ selecteren, logisch noodgedwongen maar tegelijk ook doelbewust, het voorwerp van hun verontwaardiging. Neem bijvoorbeeld het ‘respect’ voor religies. Wij moeten heel erg veel ‘respect’ hebben voor sommige religies (zoals bijvoorbeeld het jodendom en de islam), minder respect voor andere (zoals bijvoorbeeld het katholicisme), terwijl wij nog andere religies slecht moeten vinden (de zogenaamde sekten). Wie vragen heeft bij het jodendom of de islam, of met deze religies wenst te spotten, maakt zich schuldig aan de doodzonden genaamd antisemitisme en islamofobie. Wie spot met het katholicisme wordt gesubsidieerd door Bert Anciaux. En de belastering van zogenaamde ‘sekten’ wordt door de staat en de politieke kaste rechtstreeks uitgevoerd [pdf].

Veronderstel dat mijn eigen antroposofische sekte het gebruik zou kennen om bij ieder pasgeboren kind het topje van de linkerpink af te snijden terwijl ook, ieder jaar bij de zonnewende op een altaar onder een eikenboom, een tweejarige haan zou worden gekeeld. Wat denkt u dat men hierover in het parlementaire sektenrapport zou hebben geschreven? Hoe denkt u dat bijvoorbeeld Herman Van Rompuy’s partijgenoten in de betrokken parlementaire commissie (kamerlid en CD&V-fractievoorzitter Pieter De Crem en de inmiddels naar de VLD overgelopen senator Luc Willems) deze hypothetische praktijken zouden beoordelen? Zouden zij hun ‘respect’ hebben uitgesproken? Het bestaan zelf van het sektenrapport toont aan dat het antwoord op deze vraag negatief luidt. Maar een godsdienst die besnijdenis van mannelijke baby's verlangt, kan niet alleen rekenen op ‘respect’ doch zelfs op tussenkomst van het ziekenfonds, en een religie die een offerfeest houdt, krijgt een respectvolle minister-president op bezoek. Meer nog: ik word door de staat verplicht om bij te dragen tot de financiering van dit soort religies (zoals ik ook moet meebetalen voor de belastering van mijn eigen overtuigingen). Dat is de lelijke waarheid achter de schijnheilige respect-façade: het ‘respect’ is noodzakelijkerwijs selectief, het staat in dienst van een agenda om het ene te promoten en het andere te verbieden.

Indien Yves Leterme meent ‘respect’ te moeten tonen voor de ‘islamitische gemeenschap’ uitgerekend op het ogenblik dat tot dit soort slachterij wordt overgegaan, waarom toont hij dan ook geen ‘respect’ jegens andere wereldbeschouwelijke gemeenschappen waarvoor de gemeenten geen afvalbakken voor illegaal slachtafval moeten plaatsen. Respect dat hij bijvoorbeeld kan tonen, niet eens door deze gemeenschappen net als de islam te subsidiëren, maar ten minste door de belasteringscentrum af te schaffen dat zijn partij tegen deze gemeenschappen heeft opgericht? De reden is duidelijk: zijn ‘respect’ is geen respect, maar taktiek. Dat blijkt uit het feit dat het selectief is.

Het is als met de discriminatiebestrijding. Omdat leven altijd discriminatie impliceert, en de consequente afschaffing van discriminatie dus op de afschaffing van het leven zelf zou neerkomen, zal de discriminatiebestrijding onvermijdelijk discrimineren: wanneer vrouwen minder verdienen dan mannen, dan is dat ‘discriminatie’, maar wanneer homo’s meer verdienen dan hetero’s, dan is dat geen discriminatie; wanneer allochtonen op school slechter presteren dan autochtonen, dan is die school racistisch, maar wanneer jongens het op school slechter doen dan meisjes, dan is die school niet sexistisch; wanneer een wet een blanke bevoordeligt tegenover een niet-blanke, dan is dat ‘racisme’, maar wanneer een wet de niet-blanke bevoordeligt tegenover de blanke, dan is dat ‘positieve actie,’ enz.

Door de staat opgelegd ‘respect’

Merk op hoe zowel Van Rompuy als Claerhout de afdwinging van het ‘respect’ als een taak voor de staat beschouwen. Dat betekent niets meer of niets minder dan dat de individuele zielen en geesten van de mensen volgens deze denkers onder staatscuratele worden geplaatst. De respectpredikers willen niet alleen ‘respect’ opleggen voor de organisaties, denkbeelden en praktijken die hun voorkeur wegdragen, zij willen ook in het algemeen de staat promoten als een instantie, die de burgers moreel moet opvoeden – bijvoorbeeld door hen ‘respect’ bij te brengen.

Door de staat uit te roepen tot morele opvoeder van de individuele burgers, streeft de politieke kaste (die de staat in handen heeft) een drastische uitbreiding na van haar macht. Niet enkel het uiterlijke, doch ook het innerlijke leven van de individuele mens dient volgens deze visie door de politieke elite te worden geleid. Het idee dat de staat de burgers moreel moet opvoeden, is logisch onverenigbaar met het democratisch ideaal. Een democratische staat heeft te wachten op wat de soeverein oordelende burgers aan morele oordelen voortbrengen, en op wat de burgers vanuit hun samengebrachte inzichten tot wet verheven wensen te zien. Indien de staat zelf de productie van morele inzichten uit de handen van de burgers wil nemen, dan maakt de staat in laatste instantie zijn eigen wetten. Dan wordt de staat zijn eigen doel en dan worden de individuele burgers de slaven van de staat. Dat politici zo graag tegen het ‘individualisme’ fulmineren, wordt verklaard door het feit dat zijzelf controle willen verwerven over de ‘for intérieur’ en het intieme moreel oordeel van de burgers.

Openlijk kan dit (nog) niet worden gezegd. Maar er is een retorische truk. Wandaden en misdrijven worden aangehaald om een ingreep op de zielen zelf te verantwoorden. Men ziet dit zeer duidelijk bij Blair’s respectplan. Zogenaamd ‘asociaal gedrag’ wordt aangegrepen om de noodzaak van ‘respect’ te onderlijnen, terwijl het eigenlijk alleen maar aankomt op het terugdringen van de materiële schade en last. De essentiële verwarring die door Blair, of door Van Rompuy en Claerhout wordt gepredikt, is die tussen het valse ‘respect’ voor innerlijke of geestelijke elementen (opvattingen, cultuur, religie...) en het terechte respect voor de materiële leefmogelijkheden van de andere. Ik moet de andere in materieel opzicht zijn leven laten leiden, en hij moet mij mijn leven laten leiden. Wie hiervan afwijkt, en zich als rover tegenover de ander opstelt, wordt van mens tot dier. Maar geenszins mag de ander mijn geest claimen, en bijvoorbeeld eisen dat ik zijn opvattingen ‘respecteer.’ En ikzelf mag niet de geest van de ander claimen.

De vrije mens hoeft geen door de staat afgedwongen neprespect, noch voor zijn gedachten en opvattingen, noch voor zijn geest. Hoe kan ik, in mijn hoedanigheid van vrij denkend individu, ook maar de minste geringste waarde hechten aan het soort ‘respect’ dat de staat jegens mij met geweld kan afpersen bij mijn medeburgers. Indien ik ook maar het minste zelfrespect heb, wijs ik dat soort waardeloos (want gestolen) ‘respect’ met de grootste beslistheid af. Het enige respect dat waarde heeft, is respect dat in vrijheid werd verdiend en geschonken. Door zogezegd ‘respect’ met boetes en gevangenisstraffen af te persen, maakt de politieke klasse en haar staat het juist onmogelijk dat mensen nog authentiek respect ontwikkelen, want authentiek respect kan alleen in vrijheid ontstaan. Overtuigingen, religies enz. moeten respect verdienen, en dat kan alleen in een omgeving waarin vrij kan worden gesproken en geoordeeld, zonder enige respectdwang.

Er is dus respect en ‘respect’. Authentiek respect is respect voor de individuele vrijheid. Authentiek respect is schroomvol tegenover de geest en legt geen inhouden of overtuigingen op. Dit authentieke respect is het vlees en het bloed van de rechtsstaat. Enkel en alleen de bescherming van de individuele vrijheid kan het doel zijn van de rechtsstaat. Daaraan, en aan niets anders, ontleent de rechtsstaat zijn betekenis. Respect voor de individuele vrijheid betekent dat de rechtsstaat de menselijke individuen toelaat om mens en individu te zijn. Menselijke individuen dienen met name vrij te kunnen spreken, vrij hun stem te kunnen uitbrengen bij democratische besluitvorming, en zij dienen zich vrij te kunnen verenigen. Deze vrijheden hebben, door hun aard zelf, een absoluut karakter. Mijn vrijheid van spreken hindert geenszins de vrijheid van spreken van de ander. De vrije stem die ik uitbreng, hindert geenszins de ander om in alle vrijheid zijn stem uit te brengen. En wanneer x en y en z zich uit vrije wil en met wederzijdse instemming verenigen, dan belemmeren zij daarbij geenszins het recht van a en b en c om zich eveneens uit vrije wil en met wederzijdse instemming te verenigen. Daarom moet volstrekt vrij kunnen gesproken worden, moet vrij kunnen gestemd worden (indien de burgers dit wensen ook rechtstreeks per referendum) en dienen bij het sluiten van private overeenkomsten alle vormen van discriminatie volledig toegelaten te zijn. De respectridders promoten hun vals ‘respect’ en hun eis voor een ‘cultuur van respect’, precies om deze vrijheden te kunnen ondergraven. Alle censuurwetten, alle beperkingen op de vrije stem, en alle bepalingen tegen private discriminatie beroepen zich op de één of andere wijze op een eis tot vals ‘respect’. Zij vernietigen daardoor de grondslagen zelf van onze beschaving.

In de crypte van het Panthéon in Parijs, op het grafmonument van Voltaire, staat te lezen: “Il agrandit l’esprit humain et lui apprit qu’il devoit être libre.” Deze Voltaire nu, heeft over het celibataire leven van katholieke pastoors en nonnen het volgende geschreven (in L’homme aux quarante écus): “Toutes les fois qu’on peut dire d’un état de vie, quel qu’il puisse être: si tout le monde embrassait cet état le genre humain serait perdu, il est démontré que cet état ne vaut rien, et que celui qui le prend nuit au genre humain qu’il est en lui.” Met andere woorden: dit celibataire leven is verwerpelijk, want indien iedereen aldus zou leven zou de mensheid ten gronde gaan (een redeneerwijze die ik overigens verwerp: indien iedereen loodgieter wordt, gaat de mensheid ook ten gronde, maar dat betekent niet dat het verwerpelijk is om loodgieter te worden). Het Franse parlementslid Vanneste zei precies hetzelfde als Voltaire, zowel in de Assemblée Nationale als daarbuiten, doch met betrekking tot homosexuelen (“Un jugement de valeur est universel s'il est fondé sur l'impératif catégorique de Kant: agis toujours selon une maxime qui peut être érigée en principe universel. Manifestement, l'homosexualité ne le peut pas, à moins de vouloir le suicide de l'humanité!”). Vanneste liep hiervoor een zware homofobie-veroordeling op. Zou de Franse staat dan ook niet beter het graf van Voltaire uit het Panthéon verwijderen? Er zijn tenslotte precendenten (Mirabeau en Marat).

Opdat de burgers van de individuele vrijheden zouden kunnen genieten, is het noodzakelijk dat de staat van diezelfde vrijheden totaal verstoken blijft. In de mate dat de staat het middel is waarmee de burgers hun wederzijdse vrijheid concreet vorm geven, dient te staat zich zelf te onthouden van gelijk welke interventie op het vlak van ideeën, opvattingen en culturen, dient de staat zich niet te bemoeien met het stemgedrag van de burgers en dient te staat zelf zich te onthouden van iedere vorm van discriminatie. Een democratische staat onthoudt zich van iedere actieve interventie in gelijk welk debat, doch wacht op de ideeën die door het vrije debat ontstaan, en die uiteindelijk uitkristalliseren in wetten. Een democratische staat onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie, juist om te kunnen garanderen dat de burgers zelf in alle vrijheid kunnen discrimineren.

Ik plaats het ‘respect’ dat door Van Rompuy en Claerhout wordt gepredikt tussen aanhalingstekens, want wat deze heren prediken is vals ‘respect’. Waarom? Nogmaals: omdat authentiek respect enkel in vrijheid kan worden verleend. Het pad naar authentiek respect is het pad van de vrijheid, en de crisis inzake respect die wel degelijk bestaat, vloeit voort uit het feit dat wij zo ver van dit pad zijn afgedwaald. Geen enkele mening, geen enkele opvatting, geen enkele geest heeft, louter op basis van zijn bestaan, enig a priori recht op respect. ‘Respect’ dat door staatsgeweld wordt afgedwongen is absoluut geen respect in de menselijke zin van het woord. Staatsgeweld kan wel een soort kruiperige onderhorigheid opleveren, die zelfs bij wijze van Stockholmsyndroom kan worden verinnerlijkt, maar respect is dat allemaal niet. Hoe vrijer een samenleving, hoe meer respect kan ontstaan en hoe efficiënter ideeën en opvattingen kunnen worden uitgewied die geen respect verdienen. De respectridders die met staatsgeweld hun ‘respect’ willen opdringen, roeien in werkelijkheid het respect uit, en wanneer het aldus ontstane gebrek aan respect vervolgens leidt tot uiterlijke symptomen als vandalisme, ‘asociaal gedrag’ en criminaliteit, is het enige antwoord dat ze kunnen verzinnen: nog meer staatsinterventie, nog meer staatsopvoeding, nog meer censuur. Voor de politieke kaste is deze evolutie allicht voordelig (want de macht van politici wordt groter); maar voor de samenleving is deze gang van zaken rampzalig. De staat kan mensen wel aliniëren en indoctrineren, maar de staat is onbevoegd en onbekwaam om mensen op te voeden. Probeert de staat dit toch, dan is verdere ontaarding en respectloosheid het resultaat. Of zoals Pascal zei: “Qui veut faire l'ange fait la bête.

Volledig akkoord. Waarom

Volledig akkoord. Waarom lees ik dit soort doordachte analyse nooit in onze "kwaliteitspers"? We kennen het antwoord intussen wel.