De Franstaligen Hebben het Nog Steeds niet Begrepen

Het was Benoît Lutgen die in verband met de affaire–Jambon nog eens de puntjes op de Franstalige i kwam zetten: «Er is geen enkele, maar dan ook geen enkele reden om te collaboreren». En dus moet Jan Jambon zijn klep houden, zoals dat heet, want de collaboratie «ligt gevoelig in Wallonië». Nochtans had Jan Jambon niets meer gezegd dan dat sommigen toch hun redenen (en niet: «goede» redenen) hadden om te collaboreren. De repliek «Een walgelijke vertoning» van Jaak Peeters bij de BRON kunnen we daarom alleen maar onderschrijven, maar mogen we toch even verder graven naar die Waalse gevoeligheden?

Na de schabouwelijk vertoning door PS-harpij Laurette Onkelinx in de Kamer is de conclusie duidelijk: niet alleen geldt le ridicule ne tue pas, we kunnen er nu ook aan toevoegen dat le ridicule se tue soi-même. Zou er immers in Vlaanderen nog iemand rondlopen die het mens serieus wil nemen of ermee geassocieerd zou willen worden? Misschien nog ergens bij één of andere dernier carré van de sp.a, die slechts om de veertien dagen eens uit de formaldehyde wordt gehaald, maar dat zal het dan zowat zijn.

Laten we echter niet vergeten dat het stukje theater dat Laurette Onkelinx ten beste gaf, ook niet meer dan dat was: theater. Het zijn de uitspraken van Benoît Lutgen die van groter belang zijn, omdat ze in rustig en in koele bloede gedaan werden.

Raak niet aan Franstalige gevoeligheden

Eerste luik van zijn reactie: de collaboratie ligt gevoelig in Wallonië, en dus dienen de Vlamingen in het algemeen, en Vlaamse politici in het bijzonder, zich te onthouden van uitspraken die de Franstalige dogma's over de collaboratie in vraag zouden kunnen stellen. En ze al zeker niet tegenspreken of zelfs weerleggen. Dat de collaboratie al evenzeer gevoelig ligt in Vlaanderen? Dat raakt zijn kouwe kleren natuurlijk niet. Alsof een Franstalige zich ooit ook maar iets zou moeten aantrekken van niet-Franstalige gevoeligheden, of er zich zelfs aan zou moeten storen. De suggestie alleen al!

Middenoostfronters

Tweede luik: in België bestonden er geen redenen om te collaboreren met de Duitse bezetter, en al zeker geen «goede» redenen. Dit is een opmerkelijke stelling in het licht van de tapijtbombardementen van de laatste maanden met redenen waarom IS-strijders wél naar Syrië en Irak mogen vertrekken, zonder dat we hen bij hun terugkeer zouden mogen vervolgen of zelfs nog maar met de vinger wijzen. Meer zelfs: het luttele feit alleen al dat we hen bij terugkeer wel eens zouden kunnen straffen in plaats van hen met open armen weer te ontvangen schijnt volgens sommigen al een gewettigde reden te zijn om naar Syrië te mogen vertrekken en daar wat christenen en jezidi's gratuit te gaan verkrachten en/of onthoofden. Waarom zou Benoît Lutgen het nog niet in zijn hoofd halen met dezelfde stelligheid van hierboven een gelijkaardige uitspraak te lanceren over de vele IS-strijders die vanuit België vertrekken? Daarvoor dienen we eens diep in de psyche van de Franstaligen te kijken.

Franse Beschaving en Verlichting

Een Franstalige verfranst immers niet omdat hij een doortrapte imperialist is die geen andere talen kan verdragen. Neen, hij doet dat omdat hij er nu eenmaal van overtuigd is dat Franstaligheid enerzijds en Beschaving en Verlichting anderzijds twee zijden van dezelfde –gouden– medaille zijn. Let wel: dit is niet eens een mening, maar voor hem een vaststaand feit waaraan niet getwijfeld kan worden. Er zit immers geen racisme in de stelling dat Frans superieur is aan Nederlands of ander Germaans gebrul, net zoals er ook geen racisme zit in de vaststelling dat een intelligente dolfijn een meer geavanceerde en dus hogere levensvorm is dan een simpele amoebe.

De voortdurende pogingen van de Franstaligen om het Frans in Vlaanderen ingang te doen vinden, in de hoop ooit Vlaanderen in zijn geheel te kunnen verfransen, heeft dus niets van doen met enige vorm van minachting voor het Menapisch dat in onze streken gebrald wordt, maar is een oprechte daad van liefdadigheid zodat ook wij eindelijk opgenomen zouden kunnen worden in de Franse Beschaving en Verlichting. Niet meer of niet minder. Onze afwijzing van hun goedbedoelde beschavingsopdracht houdt dan ook geen klein beetje een vernedering aan hun adres in. Wie, min of meer bij zijn verstand, wijst nu toch telkens opnieuw de Beschaving af? Zoiets zorgt uiteraard voor veel frustratie, en, inderdaad, «gevoeligheden».

Verzwarende omstandigheid?

En dus is de vraag niet of Vlaams-nationalisme een reden, laat staan een goede reden was om te collaboreren met de Duitse nazi's. Voor de Franstaligen is de vraag eerder: was Vlaams-nationalisme een verzwarende omstandigheid bij de collaboratie-misdaad, of was de collaboratie een verzwarende omstandigheid bij het Vlaams-nationalisme? Want voor hen valt het eigenlijk moeilijk uit te maken wat nu echt de ergste misdaad is: dat Vlaams-nationalisme dat de verfransing nog steeds blijft afwijzen, of collaboratie met nazi's.

En wat met het vernederende «Et pour les flamands la même chose» dan? Dat heeft natuurlijk nooit plaatsgevonden. Hoogstens was het alweer een uitnodiging om deel te nemen aan de Beschaving, en was het al behoorlijk vernederend voor de Franstalige officieren dat ze tijdens WO I überhaupt rekening dienden te houden met enkele Fransonkundige Vlamingen.

Collaboratie en… collaboratie

Het is daarbij typerend dat als men maar lang genoeg zoekt, perfect kan aantonen dat er nooit enige sprake was van een «Et pour les flamands la même chose» tijdens WO I. Vraag het maar aan Sophie de Schaepdrijver. De Standaard herinnerde er ons in dat verband op zaterdag 18 oktober aan dat gemakkelijk een gelijkaardige oefening gemaakt kan worden om aan te aantonen dat tijdens WO II geen enkele Vlaming collaboreerde omwille van enig Vlaams-nationalisme. Het waren ofwel idioten en arme sukkelaars (een kleine minderheid), ofwel doortrapte nazi's die volop dweepten met Adolf Hitler (de grote meerderheid). Maar als de citaten vermeld in het artikel “Hitler was hun held” de meest bezwarende citaten uit het boek Voor Vlaanderen, Volk en Führer waren, dan kunnen we niet zeggen dat we erg onder de indruk zijn van de bewijsvoering à charge.

Het is echter een pak veelzeggender dat een zogenaamde kwaliteitskrant die ooit nog het bekende AVV-VVK-logo op de voorpagina had prijken, zich zo gemakkelijk laat meeslepen en inschakelen in de Franse propagandamachine. Want het is gemakkelijk om achteraf vast te stellen wie de verzetshelden waren, en wie de collaborateurs, eens de uitslag van de oorlog bekend. Vraag het maar eens na in Charkiv, waar amper een paar maanden geleden nog de pro-Russische rebellen dappere verzetshelden waren, en pro-Oekraïeners vuile collaborateurs. Vandaag zijn de rollen er omgedraaid, en wil niemand er zich nog laten betrappen op enige sympathie voor Vladimir Poetin.

Wie zegt dat binnen enkele jaren ook in Vlaanderen de rollen niet omgekeerd kunnen zijn? Misschien zijn Belgische verzetshelden van vandaag, zoals bijvoorbeeld de auteur van het artikel Lieven Sioen of de auteur van het boek Aline Sax, dan wel de vuile collaborateurs met de Franstaligen? Hopelijk zullen de rechters tijdens hun proces niet al te veel in slaap vallen, en mild over hen oordelen.