Een Verkozen Parlement Is Overbodig en Schadelijk

Wij leven niet in een democratie; zoveel is zeker. In een democratie berust de soevereiniteit bij de verzameling van de mondige burgers. Dat betekent dat er geen wetgevende autoriteit bestaat boven de burgers. Deze laatsten nemen dus soeverein hun beslissingen. Om te beginnen beslissen ze soeverein over de wijze waarop de politieke besluiten tot stand komen.

In principe kunnen democratische beslissingen op twee manieren worden gevormd.

Ofwel beslist de verzameling van mondige burgers over een vraagstuk op rechtstreekse wijze, via een volksvergadering of via een referendum. Ofwel laten de soevereine burgers de betrokken besluitvorming over aan een daartoe aangeduide permanente en representatieve  volksvergadering.

Men kan bijvoorbeeld de wetgeving standaard overlaten aan de permanente volksvergadering, tenzij de burgers via een handtekeningactie directe besluitvorming vragen. In dat laatste geval wordt een referendum ingericht.

Het spreekt vanzelf dat de primaire mogelijkheid, om soeverein te kunnen bepalen op welke wijze wordt beslist, determinerend is voor het wel of niet voorhanden zijn van democratie. In de EU-lidstaten is deze mogelijkheid niet voorhanden. De burgers worden gedwongen, enkele sporadische uitzonderingen daargelaten, om de besluitvorming over te laten aan een gekozen parlement.

Van zo’n parlement wordt dan beweerd dat het een ‘mandaat’ tot politieke besluitvorming heeft gekregen van de burgers. Deze bewering is de moeder van alle politieke leugens. Een onder dwang zogenaamd ‘verleend’ mandaat is immers helemaal geen mandaat. Net als een geschenk kan een mandaat alleen in vrijheid worden gegeven. Van een authentiek mandaat tot politieke besluitvorming kan slechts sprake zijn indien het alternatief, te weten niet mandateren doch rechtstreeks besluiten, daadwerkelijk voorhanden is. Wanneer men gedwongen wordt om een eigendom of een recht op te geven, dan wordt men getiranniseerd en bestolen, ook wanneer men in tweede lijn nog inspraak krijgt over de vraag wie precies op uw weggeroofd bezit of recht de klauw kan leggen.

Een systeem waarin de burgers niet direct mogen beslissen, doch min of meer mogen kiezen wie de beslissers zijn, duidt men het best aan als een ‘particratie’. In de praktijk zijn het immers de partijhoofdkwartieren die in zo’n situatie de beslissingen nemen (al bestaan er natuurlijk diverse cenakels die op hun beurt de partijleidingen beïnvloeden). De vertegenwoordigende verkiezingen kunnen in geen enkele reële zin als een ‘mandatering’ door de burgers worden beschouwd. Dit blijkt alleen reeds uit het feit, dat de overgrote meerderheid van de burgers absoluut geen vertrouwen stelt in de politieke kaste. Volgens de laatste cijfers krijgt deze kaste in België het vertrouwen van 18% van de burgers (in Nederland van 12%). Het is evident dat men onmogelijk in enige reële zin een mandaat kan verlenen indien (a) voor die zogezegde mandatering geen alternatief toegankelijk is en (b) de zogenaamd gemandateerde in werkelijkheid diep wordt gewantrouwd.

Bovendien is het wantrouwen van de kiezer jegens de politieke kaste compleet terecht, want de ‘verkozenen’ nemen daadwerkelijk allerhande beslissingen die diametraal ingaan tegen de wens van de meeste burgers. De politici zeggen, wanneer ze zo’n besluit nemen, dat ze ‘politieke moed’ hebben vertoond. Kenmerkend voor de verkiezingen is verder het maken van uitdrukkelijke beloftes, die nadien grandioos worden verbroken. De kiesbeloften van Leterme en het CD&V-N-VA-kartel bijvoorbeeld, liggen nog fris in het geheugen. Wanneer politici hun beloften aldus breken, verklaren zij over zichzelf dat ze ‘hun verantwoordelijkheid opnemen’ en ‘het landsbelang laten voorgaan’. Dag Jan.

Terloopse opmerking: België is niet alleen geen democratie, maar evenmin een particratie, zelfs niet in formele zin. De reden is dat de burgers van België zelfs in formeel-electorale zin slechts een partiële greep hebben op de samenstelling van het parlement. Een Vlaming kan bijvoorbeeld de PS niet electoraal afstraffen omdat hij helemaal niet kan kiezen tussen een stem voor de PS versus een stem voor de concurrenten van de PS. Toch maakt deze partij, in tegenstelling tot de partijen waarvoor de meerderheid van de Vlamingen stemmen, deel uit van de federale meerderheid die vervolgens wetten gaat produceren – steeds méér wetten trouwens – waaraan ook de Vlamingen zijn onderworpen. De afwezigheid van een nationaal georganiseerde particratie maakt België tot een speciaal despotisch systeem waarvoor geen geëigende term bestaat.

In een democratie hebben de burgers de mogelijkheid om op elk bestuursniveau desgewenst direct te beslissen. Dat is de evidentie zelve, doch het is niet genoeg. De burgers dienen ook over de garantie te beschikken dat de permanente volksvergadering een redelijke representatie vormt van de totale burgerverzameling. De keuze moet zijn: zelf direct beslissen, of de beslissing overlaten aan een representatieve groep burgers. De keuze mag niet zijn: zelf beslissen of de keuze overlaten aan een groep ‘verkozenen’ die absoluut niet representatief zijn voor de totale verzameling der burgers. Wanneer men het bindend referendum op volksinitiatief zou invoeren, blijft men zonder verdere maatregelen nog steeds opgezadeld met een corrupt indirect besluitvormingskanaal. Indien burgers de permanente vergadering moeten kiezen uit kandidatenlijsten die opgesteld werden door de partijhoofdkwartieren, is het resultaat onvermijdelijk dat de voorkeuren binnen de verzameling van verkozenen sterk zal afwijken van de meerderheidsvoorkeuren. Wanneer men kiest tussen kandidaten die door politieke partijen worden voorgesteld, bekomt men onvermijdelijk een parlement met buitenproportioneel veel partijleden, logeleden, juristen enz. Alleen reeds het feit dat op die manier een laag van beroepspolitici ontstaat, die onvermijdelijk eigen belangen heeft te verdedigen, zal een sterke discrepantie bewerken. De politieke kaste zal ‘publieke middelen’ (= onder staatsdwang bij de burgers weggeroofde rijkdom) naar zichzelf draineren, bijvoorbeeld onder de vorm van partij- en kabinettenfinanciering, en ze zal onstuitbaar steeds nieuwe bureaucratieën creëren waarin partijgetrouwen kunnen postvatten.

Het alternatief voor een particratisch parlement ligt voor de hand. Indien men een voldoende omvangrijk parlement samenstelt door loting uit de totale bevolking, slaat men twee vliegen in één klap. Enerzijds voorkomt men de eenzijdige en vertekende samenstelling die resulteert uit het particratisch systeem. Anderzijds belet men ook de vorming van een professionele politieke kaste, omdat niemand de eigen herverkiezing kan veiligstellen door zichzelf bovenaan een kieslijst te manoeuvreren.

Uiteraard dient men geen mensen uit te loten die niet wensen deel uit te maken van de permanente volksvergadering. De geijkte procedure op dit punt is de individuele registratie als kandidaat-volksvertegenwoordiger. Iedere kiesgerechtigde burger die zich laat registreren als kandidaat-lid van de permanente volksvergadering krijgt een lot toegewezen. Wie zich niet laat registreren, geeft daardoor te kennen geen belangstelling te hebben voor de taak van volksvertegenwoordiger en krijgt geen lot toegewezen. Wie zichzelf niet als volksvertegenwoordiger ziet fungeren, maar een medeburger die wél kandideert juist heel geschikt vindt, kan zijn lot op naam van die ander laten registreren, waardoor de kansen op trekking voor laatstgenoemde verhogen. Uiteraard mag deze overdracht niet publiek gebeuren, om het kopen van lotjes te verhinderen.

Vanzelfsprekend dienen in een aldus door trekking samengestelde volksvertegenwoordiging alle stemmingen in het geheim te geschieden. Stemmingen dienen altijd in het geheim te geschieden. Stemgedrag zal dus niet langer, zoals in het huidige parlement gebruikelijk, op allerlei wijzen gekocht kunnen worden. Het stemgeheim heeft een dubbele rol, te weten de bescherming van de stemmer tegen sociale druk en de voorkoming van stemmenhandel. De huidige zogenaamde volksvertegenwoordigers stemmen doorgaans niet in het geheim, en staan daardoor onder controle van hun partijbesturen. Er ontstaat een handel, waarbij partijgetrouw stemgedrag wordt afgekocht met toekenning van een verkiesbare plaats bij de volgende kiesronde. De geheime stemming op zich maakt aan dit typewanpraktijk reeds een einde.

Ook aan het absurde gedoe van de zogenaamde ‘coalitievorming’ zou door dit systeem een drastisch einde worden gebreid. Momenteel sluiten bepaalde partijen na de verkiezingen een zogenaamde ‘meerderheidscoalitie’, waarbij de verkozenen op andere lijsten dan uitgesloten blijven en tot de zogenaamde ‘oppositie’ worden veroordeeld. Deze praktijk, die neerkomt op het a posteriori toekennen van een ongelijk gewicht aan de door de burgers uitgebrachte stemmen, wordt ‘het spel van de democratie’ genoemd. In werkelijkheid heeft deze werkwijze geen enkele democratische legitimatie. Het gaat om een puur product van de particratie.

Het geijkte bezwaar tegen een geloot parlement luidt natuurlijk dat de aldus ontstane verzameling dom en onbekwaam zal zijn, dit in tegenstelling tot de verzameling van luciede geesten die door de partijbesturen aan de kiezers worden voorgesteld. In wezen is dit hetzelfde bezwaar dat ook geformuleerd wordt tegen het referendum op burgerinitiatief, waarvan de invoering volgens tegenstanders direct tot allerlei rampen zou voeren, zoals bijvoorbeeld belastingsverminderingen (op grond van dit wantrouwen heeft de Belgische politieke kaste zelfs niet-bindende gemeentelijke volksraadplegingen over fiscaliteit uitgesloten; de burgers zouden wel eens zelf kunnen gaan beslissen hoeveel de politici van hen mogen afpakken). Nog vroeger hoorde men argumenten van dit type tegen het stemrecht voor arbeiders of vrouwen. Het is evident dat het ‘domheidsargument’ niet consistent kan verdedigd worden, vermits een kiezer die bekwaam wordt geacht om te oordelen over de wetgevende bekwaamheid van een ander, a fortiori ook bekwaam moet zijn om zelf aan wetgevend werk deel te nemen. Politieke besluitvorming betreft immers ten gronde steeds morele inschattingen, en op dat domein is de mondige mens per definitie bevoegd. Zeker, bij allerlei aangelegenheden zullen technische aspecten komen kijken, waarbij de politieke beslisser zich door specialisten moet laten inlichten. Het is dan ook vereist dat bij politieke besluitvorming goede technische voorlichting toegankelijk is. Maar de uiteindelijke morele inschatting en waardering wortelt niet in deze techniciteiten, doch in een autonome, aan het menselijk individu gebonden bron. Het vermogen om te komen tot een morele inschatting is een algemeen menselijk vermogen, en een oordeel omtrent de bekwaamheid van de anderen op dit vlak, kunnen wij ons slechts vormen indien we zelf over dit vermogen beschikken.

Men zal ook aanvoeren dat een permanente volksvergadering, die elke paar jaar zo goed als volledig wordt vernieuwd, routine en ervaring zal missen. Deze opmerking snijdt hout, in de zin dat de leden van een geloot parlement inderdaad niet de levenservaring zullen hebben die voortvloeit uit een verblijf van tientallen jaren binnen de schoot van de particratie. Maar daar tegenover staat dat de leden van een geloot parlement in zeer grote mate zullen beschikken over de ervaring opgedaan in een normaal productief leven; en het is deze ervaring die men nodig heeft om het moreel oriënteringsvermogen te ontwikkelen dat vereist is om tot treffelijke politieke beslissingen te komen. Indien een individu opduikt waarin tienduizenden burgers uitzonderlijke wetgevende talenten ontwaren, dan kunnen ze de betrokkene trouwens langer in de wetgevende vergadering houden, door overdracht van hun lotje aan het feestvarken.

Kortom, de argumenten die worden aangevoerd tegen een geloot parlement zijn de traditionele anti-democratische argumenten tout court, en ze zijn niet tegen kritisch onderzoek bestand. Des te reëler zijn de voordelen. Deze vloeien voort uit de radicale ontmanteling van de machtsgreep van allerlei rentezoekers op het staatsbestel. Het gelieg, de gebroken beloftes, de weerzinwekkende blitzcarrières van allerlei dwaallichten met de juiste familienaam, de ontwrichting van de samenleving door wanbestuur, de onvoorstelbare verspilling van belastingsgeld (in België uitzonderlijk hoog omdat België ook een uitzonderlijk soort staat is), de neurotisering en debilisering van de gemeenschap door de geestelijke en ideologische bemoeizucht van de politieke kaste en haar ‘correctheid’: aan dit alles zou men in een reeks snelle stappen een drastisch einde kunnen toevoegen.

Helaas, het zijn juist genoemde rentezoekers en hun acolieten in de pers en aan de universiteiten, die de macht in handen hebben. Dientengevolge worden wij op 7 juni eerstkomend weer ter stembus geroepen, want de dames en heren die over zichzelf beweren dat ze de burgers ‘vertegenwoordigen’, hebben ter verantwoording voor hun machtsuitoefening een vers ideologisch schaamlapje nodig, onder vorm van een hernieuwd nepmandaat. De enige reële keuze waarvoor de kiezer zich daarbij geplaatst ziet is de volgende: ofwel neusknijpergewijs een stem geven aan diegene die vermoedelijk het minste stinkt, ofwel – in de zin van Saramago – de Stad der Zienden vervoegen.

Geheime stemming?

Geheime stemmingen in het parlement? Wedden dat binnen de korste keren de democratie formeel afgeschaft wordt?