Jos De Man Over De Twijfelachtige Toekomst Van De Democratie

VANBURGERTOTONDERDAAN_WEBSITE.JPG

Wanneer een grijze wijze man het woord neemt, kunnen we beter luisteren. Jos De Man heeft het allemaal meegemaakt, een oud-linkse die het als advocaat en journalist helemaal kon waarmaken. Anders dan zovelen die vandaag rechtse standpunten innemen, heeft hij daarover geen complexen, want hij heeft ook links zijn sporen ruimschoots verdiend, en links weet dat. Daarom zwijgt het zijn nieuwste boek dood: ondanks de rijke inhoud en hoge kwaliteit is elk werk van een ex-linkse (en op sommige punten trouwens nog altijd linkse) moeilijk van antwoord te dienen. 

EU-parlement

In zijn boek Van burger tot onderdaan. Het  failliet van de democratie (ASP, Brussel 2012, 343 pp.) stelt meester De Man dat België en Europa ver gevorderd zijn op de weg van democratie naar despotisme. Dat geldt voor verschillende geledingen van de Europese bureaucratie, bv.: “Het Straatburgse Hof heeft zich boven wetten en verdragen verheven. Het beveelt voorlopige maatregelen, terwijl het daartoe geen bevoegdheid heeft. (…) Het is pure machtsoverschrijding.” (p.155)

Terwijl de instellingen minder democratisch worden, is ook de omzeiling van bestaande democratische instellingen een manier om de democratie buiten spel te zetten: “Een ander aspect van postdemocratisch bewind is de onstuitbare groei van de bureaucratie. Ambtenaren laten een lawine van reglementen en decreten los op de nietsvermoedende burger. Zo wordt de wetgevende bevoegdheid van parlementen omzeild. De Europese Unie is in dit opzicht de wereldkampioen.” (p.56)

Het nationale parlement heeft nog weinig te zeggen, het is allesbehalve soeverein bevoegd voor de nationale wetgeving, bv.: “De voormalige bondspresident Roman Herzog vroeg zich in 2007 af of zijn land nog een parlementaire democratie was. 84% van alle Duitse wetgeving stamt uit Brussel, zo merkte hij op.” (p.86) Dat zou nog gaan als er op Europees niveau een parlement voor de wetgeving bevoegd was, maar dat is slechts zeer gedeeltelijk het geval. 

De nationale parlementaire instellingen met een zekere democratische legitimiteit staan steeds meer bevoegdheden af aan het Europese pseudoparlement en aan de Commissie die de echt wetgevende bevoegdheden heeft.  De pas afgetreden Tsjechische president Vaclav Klaus trok van leer tegen “het geloof dat men de traditionele Europese waarden kan behoeden terwijl men de instellingen afschaft die deze waarden hebben mogelijk gemaakt.” (p.100)   

Net toen de EU van het Nobelcomité de vredesprijs kreeg, haalde De Man de mythe van de EU als vredestichtster onderuit: “De bewering dat de Europese Gemeenschap, later Europese Unie, de vrede onder haar lidstaten heeft bewaard, is ongegrond. (…) De slogan ‘nooit meer oorlog’ is overigens geen hinderpaal wanneer men het wapengekletter uitvoert naar Afghanistan, of wanneer de Libische bevolking op aandringen van Nicolas Sarkozy en zijn adviseur, de alomtegenwoordige dandy Bernard-Henri Lévy, moet gebombardeerd worden om de Libische bevolking te beschermen.” (p.102)

 

Tijdens het debat op de Boekenbeurs hield oud-Europarlementslid Dirk Sterckx tegen De Man vol dat het EU-parlement wél democratisch is. Tja, er zijn wel elementen van de democratie in de Europese instellingen (het zou er nog aan ontbreken), en mensen als Guy Verhofstadt halen die dan aan om te bewijzen dat de EU wel degelijk democratisch is. Maar hetzelfde gold voor de Sovjet-Unie, dat heuse verkiezingen voor een heus parlement organiseerde. Sommige Oostbloklanden hadden zelfs een formeel multipartisme, met partijen “bevriend met de Communistische Partij”. Als de DDR formeel een democratie was, dan mag de EU er ook één heten, en omgekeerd.

De economische crisis heeft het democratisch deficit nog eens in het licht gesteld en verergerd: “In Griekenland werd het laatste restje democratie opgeruimd toen premier Papandreou in november 2011 het referendum weer afblies dat hij zelf pas had aangekondigd. Pathetisch had hij geroepen dat de wil van het volk bindend was. Onder Europese druk slikte hij zijn woorden weer in om plaats te ruimen voor de bankier Papademos.” (p.110-111) Ook in Italië zette de EU haar niet-verkozen mannetje Mario Monti op de plaats van de verkozen premier Silvio Berlusconi.

Sedert zij de uitslag van het Franse en Nederlandse referendum over de EU-grondwet genegeerd heeft, gaat de EU steeds openlijker tegen de democratie in. De crisis heeft de laatste schaamlapjes doen wegwaaien.

 

De crisis

Wanneer het over de oorzaak van de huidige crisis gaat, dansen onze economen en mediacraten om de hete brij heen. Niet zo Jos De Man: “De primaire oorzaak [van de crisis] was de ineenstorting van de huizenmarkt. Onder invloed van pressiegroepen van minderheden, in het bijzonder het uiteindelijk als malafide ontmaskerde Afro-Amerikaanse Acorn, hebben opeenvolgende Amerikaanse presidenten, van Carter tot George W. Bush, de hypotheekmaatschappijen en banken ertoe aangezet, en onder dreiging met sancties verplicht, leningen tegen gunstvoorwaarden te verstrekken aan lieden die geen enkele waarborg konden bieden.” (p.39) 

Dit was de “’billijkheid’  bij het verlenen van kredieten door het opleggen van recordboetes en schadevergoedingen. Hier was echter geen sprake  van billijkheid, wel van doorgeschoten democratisering, en meerbepaald van een absurde invulling van het grondrecht op eigendom... De banken en hypotheekmaatschappijen waren niet vrij, ze werden gedwongen leningen te verstrekken aan insolvente personen.” (39).

Zodus, de beroepsmensen van de rassenrelaties hebben de economische crisis uitgelokt. Maar het is veel gemakkelijker om tegen het “kapitalisme” te fulmineren en in de oude socialistische zekerheden te blijven geloven, zoals de Occupy/Indignados-beweging doet. Onze media reppen dus met geen woord over de echte oorzaak en richten de schijnwerper liever op (inderdaad kwalijke) nevenverschijnselen als de megabonussen voor mislukte bankiers. 

 

Democratie

Europeanen genieten weinig beslissingsmacht, maar: “Bij deze weinig opbeurende analyse mag niet uit het oog worden verloren dat de democratie altijd een wankele constructie is geweest, met congenitale feilen. Zo is ze gegrondvest op de fictie dat zij zou voortvloeien uit het vrije debat tussen geïnformeerde burgers. Vele burgers zijn niet geïnformeerd.” (p.68) 

Er bestaat echter een oplossing voor dit probleem: “In dit opzicht worden de voordelen van directe democratie duidelijk. Het invoeren van het referendum zou niet alleen het democratisch tekort, maar ook het informatiedeficit enigszins compenseren.” (p.69) Daarom is De Man ondanks alles democraat in hart en nieren: “Het referendum is de toetssteen van de democratie. Het is de pure uiting van de wil van het volk. De burgers beslissen wat er moet gebeuren en de regering voert uit.” (p.69)

Meermalen haalt de auteur het voorbeeld van de Zwitserse democratie aan. Hoe komt het dat Zwitserland samenblijft? “Wel, het heeft, behalve met hun tradities en hun eeuwenoud samenhorigheidsgevoel ook met hun staatsbestel te maken. Het is geschoeid op een leest van directe democratie, met referenda en een strikte toepassing van het subsidiariteitsbeginsel.” (p.69) Daarentegen: “De Europese Unie hanteert het omgekeerde model. De beslissingsmacht wordt opgezogen door het niet eens verkozen centraal gezag. Het volk heeft niets te willen en niets te mopperen.” (p.69-70)

De auteur baseert zich op Lee Harris: “Toch wil hij de idee – hij noemt ze zelf een ‘begoocheling’ – dat het volk zichzelf kan besturen, niet opgeven. Want de enige rem op de onstilbare machtshonger van de elite is hun vrees dat het volk er een keer zo grondig van baalt dat het de elite eruit gooit.” (p.67-68)

Hij gaat in tegen Hans Hermann Hoppe, die uit libertarische de democratie principieel verwerpt. Diens diagnose van de politieke problemen in een democratie is wel grotendeels juist: “Dat de leiders in een sociaaldemocratie rechten zonder plichten invoeren, heeft volgens Hoppe ook te maken met electorale berekening. Het lakse immigratiebeleid is een gevolg van deze mentaliteit.” (p.64) 

Maar hij gelooft niet in Hoppe’s alternatief voor de democratie: “Hoppe is geen aanhanger van de democratie. Hij pleit voor een maatschappij van privaatrecht, waar geen privileges bestaan. In een democratie zijn die er uiteraard wel. Ze zijn niet met de persoon verbonden – iedereen is gelijk voor de wet – maar met de functie. (…) Niemand zou het recht hebben belastingen te heffen of rechtmatige eigenaars te onteigenen. Het is een idyllisch plaatje. Het libertaire bestel dat Hoppe voor ogen staat, is heel misschien denkbaar in een kleine besloten gemeenschap van gelijkgestemde individuen. Net zoals linkse utopieën die uitgaan van een ‘nieuwe mens’, geheel opgetrokken uit solidariteit, die dan gauw even ‘gemaakt’ zal worden, poneert Hoppe een niet-bestaand mensentype, dat de zeven hoofdzonden zou hebben afgeschaft. In de reële wereld moet men zich behelpen met de democratie, of wat ervan overblijft.” (p.65) 

Libertariërs als Hoppe zijn de “marxisten van rechts” genoemd, in die zin dat zij van de goedheid van de menselijke natuur uitgaan. De Man gaat uit van de feilbaarheid van de mens, en hij houdt de democratie hoog als het minst slechte correctiesysteem. 

 

Het postdemocratische regime

Onze democratieën waren al niet heel democratisch, ook niet toen zij hun tegenstanders “ondemocratisch” noemden, maar nu komen zij er steeds openlijker voor uit. Een typisch en trendsettend voorbeeld waren de regeringen van New Labour (1997-2010), rolmodel van onze paarse regeringen-Verhofstadt. En het gaat niet alleen om de toenmalige cultuur van de perceptie die de werkelijkheid moest doen vergeten, en die belichaamd werd in de spin doctors Alastair Campbell resp. Noël Slangen. De Man gelooft, net als de orthodoxe marxisten, niet in de New Labour-filosofie van de Derde Weg: “Bij een geldmarkt zonder grenzen horen politici zonder scrupules. Tony Blair is het prototype.” (p.54) 

Die man, Blair, lijdt aan “delusions of honesty”, aldus Theodore Dalrymple. In False Dawn wijst filosoof John Gray op de contradictie in zijn missie, die in “gedereguleerde markt verzoenen met sociale cohesie” bestond. (p.55) Maar: “In de wereld van Blair, en van vele politici, bestaat de pers niet om kritisch te berichten over overheden en bedrijfsleiders, maar om door hen bespeeld te worden.” (p.56)

De Derde Weg leidde tot niets anders dan totale uitverkoop, ook in het buitenlands beleid: “En alweer ging hij verder dan Thatcher. Zij had in de Falklands haar eigen oorlog gevoerd. Blair voerde in Irak een Amerikaanse oorlog. Downing Street werd de echokamer van het Witte Huis.” (p.57)

New Labour belichaamde en verergerde een mentaliteit bij de jongeren, die tot uiting kwam toen daarna de Conservatief-Liberale regering aangetreden was, met de warenhuisrellen in de zomer van 2011. Hoppe drukt  barbarij en beschaving uit in termen van time preference, tijdsvoorkeur, en de plunderingen waren een uiting van een zeer verminderde tijdsvoorkeur. Omdat de hedendaagse consumptiemens altijd onmiddellijke bevrediging nastreeft, stelt Dalrymple deze diagnose: “De westerse mens is in feite een kind.” (p.62) De Man voegt eraan toe: “De herverdeling heeft bovendien een nadelig effect in de rangen van de productieve bevolking. Zij krijgen de indruk dat zij gestraft worden voor hun prestatie.” (62) 

Hij is niet optimistisch voor de nabije toekomst: “De tendens om over te schakelen van de productie naar de onproductieve activiteiten zal versterkt worden, leidend tot een voortdurend stijgende graad van time preference en een voortschrijdend beschavingsdeficit – infantilisering en tenietgaan van het moreel besef – in de burgermaatschappij.” (p.63)   

 

Islamofobie

Het slagveld tussen de volkswil en de utopieën van een bepaalde elite is het immigratie- en integratiekwestie. De uitspraken van Verhofstadt tegen het Franse identiteitsdebat, of de visie van Herman Van Rompuy, getuigen van angst: “Het is in politiek correcte kring een Pavlovreflex geworden om uitspraken en initiatieven die niet stroken met de eigen ideologie te duiden als een uiting van angst,van een… fobie. De verlichte ‘elite’ verkrampt telkens wanneer de kiezer zich niet naar haar voorschrift gedraagt. Zij is het brein, het volk de onderbuik. Zij is redelijk, het volk is bang.” (p.277)

Het toegepaste aantiracisme is nu de staatsideologie van de EU geworden. Het kaderbesluit 2008/913/JHA van de Europese Raad tegen “racisme en xenofobie” eist dat de lidstaten uitingen hiervan met minimum 1 jaar celstraf beteugelen: “Klacht of geen klacht, de racist – lees de tegenstander van het multiculturalisme en zijn vele kwalijke uitwassen – zal ontmaskerd worden en voor de rechter gesleept. Kaderbesluit 2008/913/JHA spant de garrot aan waarmee de meningsvrijheid langzaam zal worden gewurgd.” (p.343)

Naar aanleiding van het (met een boete beëindigde) proces tegen Elisabeth Sabaditsch-Wolf stelt de auteur: “In alle gedingen tegen islamcritici ontwaren we hetzelfde patroon: zij staan terecht wegens hun politieke opvattingen, die als haat, laster of discriminatie worden gekwalificeerd. Een mening die men niet kan noch wil weerleggen noch tolereren, wordt dan handig verpakt als ‘haat’.” (p.341)

Over Guy Verhofstadt vertelt men de grap: “Hoe zie je dat Verhofstadt staat te liegen? – Zijn lippen bewegen.” Hij heeft een lange weg afgelegd, van islamofoob en direct-democratisch revolutionair in de tijd van zijn Burgermanifesten tot EU-toppoliticus nu:  “Later heeft hij, toen een passage uit het Tweede Manifest werd geciteerd waarin hij de islam onverenigbaar noemde met de democratie, aangevoerd dat deze tekst een jeugdzonde was. Verhofstadt was dan 39 jaar geworden, en partijleider met beleidservaring.” (p.103) Het was dus zeker geen “jeugdzonde”. 

De Man ontleedt de taalmanipulaties die dit anti-democratisch beleid aanvaardbaar moeten maken, bv. het slagwoord diversiteit: “De term diversiteit is een vlag die verschillende ladingen dekt.” Naast verschil in talent en etnisch verschil in het personeelsbestand van een bedrijf is er nog deze: “Een derde, politiek correcte betekenis van diversiteit wordt gekleurd door de these van het slachtofferschap. Minderheden zijn kansarm omdat ze verdrukt worden, en wel door de machtsstructuren van de blanke, heteroseksuele man.” (p.264)

Onderzoeksresultaten bewijzen dat de immigratie, die in de tiijd van de gastarbeid voor de bedrijven nog rendabel was, sinds lang een enorm dure verliespost geworden is: “Conclusie: diversiteit is een kostenfactor die geen voordeel oplevert.” (p.265)

 

Rasverschillen

Intelligentie wordt bepaald door twee (groepen van) factoren, samen te vatten als nature en nurture, d.w.z. erfelijkheid en beïnvloeding door de omgeving. Beide hebben hun belang. Wie geestdriftig is voor de nu slecht geziene beklemtoning van de erfelijkheidsfactor, veronachtzaamt wel eens het belang van de omgevingsinvloed, bv.: “Hoe intelligentie door de omgeving beïnvloed wordt, ziet men in Groot-Brittannië waar kinderen van hindoes betere resultaten halen dan Britse leerlingen en waar de Pakistaanse jongeren, die genetisch nauwelijks van de hindoes verschillen, ver achteraan bengelen. De beslissende factor is hier de religie. De islam met zijn pretentie van alwetendheid en zijn afkeer van nieuwsgierigheid en kritisch onderzoek, is een buffer tegen wetenschappelijke ontwikkeling.” (p.256)

Dat mocht wel eens gezegd worden, maar het verketteren van de erfelijkheidsfactor komt vandaag veel meer voor. De Man wijst er echter op dat het beste wetenschappelijk onderzoek hier geen twijfel over laat bestaan. Bedenk dat CGKR-voorzitter Jozef De Witte het als een bewijs van “racisme” (bij de inheemsen, natuurlijk) zag dat vele Vlamingen blijkens peilingen in de erfelijke factor van intelligentie geloven, een wetenschappelijk vastgesteld feit. Het officiële beleid wordt geïnformeerd door neo-lysenkoïstische pseudowetenschap, zoals onder Trofim Denisovitsj Lysenko, de bioloog van Jozef Stalin.

Onderwijsminister Pascal Smet vindt dat de scholen een afspiegeling van de samenleving moeten zijn en dat autochtone sterke leerlingen moeten fungeren als gangmaker voor de zwakkeren/allochtonen. De Man noemt dit “onzin”, en met verwijzing naar de bevindingen van prof. Jaap Dronkers betoogt hij dat “een grotere etnische diversiteit in het middelbaar onderwijs de prestaties van zowel de allochtone als de autochtone leerlingen ongunstig beïnvloedt”. (p.257) Deze wetenschappelijke vaststelling wordt door het onderwijsbeleid straal genegeerd, maar: “Men begrijpt dat autochtone ouders zich zelden geroepen voelen om de kansen van hun eigen kinderen te hypothekeren ten bate van de gelijke kansen van de migrantenkinderen.” (p.259) Ook de progressieve politici Femke Halsema en Wouter Bos sturen hun eigen kinderen naar “witte” scholen.

De cijfers vertellen een duidelijk verhaal: “Finland bevindt zich aan de top van de PISA-ranglijst in gezelschap van Japan, Zuid-Korea, Taiwan en Singapore, stuk voor stuk landen die legale en administratieve borstweringen hebben opgetrokken tegen de golven van de immigratie.” (p.255) Vergelijken we het homogene Finland met het vergelijkbare maar militant multiculturele Zweden, dan zien we een succesverhaal tegen één van voortschrijdende neergang.

In Duitsland voorspelt Theo Sarrazin een achteruitgang in gemiddeld intelligentiepeil van de bevolking. Bij migrantenkinderen, nu nog altijd een minderheid, zit een ruime meerderheid van zij die de school zonder diploma verlaten. “De migranten – hoofdzakelijk moslims – zijn vruchtbaarder dan de autochtonen. Hun kinderen halen slechte resultaten op school. Dus daalt het IQ van de totale bevolking. Duitsland wordt dommer.” (p.254)

Meer en meer landen voeren immigratiebeperkingen in. Maar hier is de oude wijze man, die de grote tijd nog heeft meegemaakt, werkelijk uitgesproken pessimistisch: “Betekent dit dat de benarde situatie in Duitsland en Europa ingrijpend zal gewijzigd worden? Het antwoord in neen. Duitsland heeft eerder al, net als bijvoorbeeld Nederland en Denemarken, beperkingen uitgevaardigd op gezinsmigratie. Overal in Europa, behalve in het door marskramers bestuurde België en het van politieke correctheid dol geworden Zweden, staan herzieningen van het asielrecht op het getouw. Veel zal het niet uithalen. Om drie redenen: Ten eerste, de EU en de Europese gerechtshoven zullen de pogingen van de naties om schoon schip te maken blijven dwarsbomen. Ten tweede, de illegalen uit Afrika zijn niet te stuiten zolang er geen fort Europa wordt gebouwd. Ten derde, zelfs zonder bijkomende inwijking is de toekomst van Europa al door de demografie beslecht.” (p.254)

 

Besluit

Of het nog veel verschil zal uitmaken, is iets dat we slechts kunnen hopen, maar de invoering van een authentieke democratie is wel een minimumvoorwaarde om het tij te keren. Een eerste prioriteit is het herstel van het steeds verder beknibbelde recht op vrije meningsuiting, conditio sine qua non voor een geïnformeerd burgerschap dat soeverein de macht kan uitoefenen. Jos De Man voert de goede strijd. Want alleen democratie zal ons kunnen redden.

Kritiek op H Hoppe onterecht - deel 2

H. Hoppe verkiest inderdaad een verlichte monarch boven "democratie". Er bestaan hier veel misverstanden over. Laat me toe dit nader toe te lichten.

Hans Hermann Hoppe is van oordeel dat een verlichte monarch beter zorg draagt voor de rechten van zijn ondergeschikten, dan dat  democratratieen dit doen.  Voorbeeld: Singapore en Hong Kong zijn geen democratieen, maar halen een peil van welvaart en welzijn dat de Westerse democratieen evenaart.  Ook China haalt nu met rasse schreden het niveau van welvaart en welzijn van het Westen bij.  Hoe kan dit? Democratie was toch het ideaal dat verantwoordelijk is voor de welvaart en welzijn van de landen van het Westen?

 

Met democratie bedoeld H. Hoppe,  dat mensen willekeurige wetten stemmen, en zo gelijk wat van rechten kunnen afnemen van om het even wie.  Een voorbeeld hiervan is de rijkentaks.

 

Met bovenstaande bewering zegt Hans Hermann Hoppe helemaal niet dat verlichte monarchie ziet als de best mogelijke organisatie van de samenleving. Integendeel, hij is voorstander van een samenleving op basis van vrijwillige samenlwerking , die initiatie van geweld verbiedt. Zoals ik het begrijp gaat Hans Hermann Hoppe uit dat een sameleving het hoogste niveau van welvaart en welzijn bereikt indien het recht op zelfbeschikking van elk individu over zij eigen leven, vrijheid en producten van die vrijheid  ten volle wordt gerespecteerd. Dit is de samenleving op basis van vrijwilligheid.

 

Er komen meer en meer feiten aan het licht die de positie van Hans Hermann Hoppe ondersteunen:

 

- alle beschikbare dat tonen inderdaad aan dat naarmate het recht op zelfbeschikking van elk individu over zij eigen leven, vrijheid en producten van die vrijheid  meer wordt gerespecteerd, dat alle parameters waarmee welvaart en welzijn worden gemeten (BNP/capita, levensduur, overlevingskans kinderen, ....) , op ondubbelzinnige wijze omhoog gaan.

 

- De realiteit toont aan dat ALLE democratische samenlevingen langzamerhand meer en meer het recht op zelfbeschikking van elk individu over zij eigen leven, vrijheid en producten van die vrijheid beknotten, waardoor  die samenlevingen net de basis van hun welvaart en welzijn gaan ondergraven, en dus instabiel zijn.

 

 

 

 

Een monarch, of hij nu

Een monarch, of hij nu verlicht zou zijn of niet, kan evenzeer "willekeurige wetten" afkondigen als parlementen in een democratie. En de statistische kans dat 1 individu ( de monarch in kwestie) zijn gezond verstand zou kunnen verliezen is veel groter dan dat een meerderheid van een bevolking dat zou doen. Daarenboven, een echte democratie, i.e. waar de inhoud van meningen nooit wordt gecriminaliseerd, heeft een correctiemechanisme, terwijl autocratie dat niet heeft.

Het voorbeeld van China, met het Politbureau in de rol van Verlichte Monarch" is absurd, en berust op een pover beoordelingscriterium, i.e. tijdelijke snelle economische groei (altijd gemakkelijk van een laag vertrek punt). China is vandaag nog steeds een zeer onvrije maatschappij voor een gewoon individu en wordt gekarakteriseerd door een extreme vorm van machtswillekeur, arbitraire rechtspraak, en ongelijkheid in zowel rechten als welvaart.

Een samenleving op basis van "vrijwillige samenwerking" is een pure utopie. De mens kan zowel goed als slecht handelen, en simpele empirische observatie vanaf de kleuterschool tot in elke 'walk of life' toont dat er steeds vele slechterikken zullen rondlopen in elke mensenmaatschappij. Onze enige hoop kan berusten op morele opvoeding die tot voldoende morele kiezers kan leiders om echte democratie, met regelmatige correcties, te kunnen behouden op enkele zeldzame plaatsen/culturen in de wereld.

De bewering van Piet de Pauw

De bewering van Piet de Pauw dat de opvattingen van H.H. Hoppe verenigbaar zijn met de democratie, berust op een misvatting. De titel van zijn boek ‘Democracy, the God that failed’ zegt wat dat betreft al genoeg. Hoppe verkiest de (verlichte monarchie) boven de democratie, maar verwerpt beide staatsstelsels.

Kritiek op Hans-Hermann Hoppe onterecht

Grotendeels akkoord met het artikel van Koenraad Elst. De kritiek op Hans-Hermann Hoppe lijkt me eerder vanuit een misbegrijpen van Hans-Hermann Hoppe te zijn gegeven. Hans-Hermann Hoppe gaat uit van de fundamentele rechten van de mens(recht op zelfbeschikking). Dit heeft niets te maken met de goedheid of slechtheid van de mens. misdaad is waar dit recht op zelfbeschikking wordt geschonden, en daar dient het rechtssysteem voor. Democratie past volkomen in dit beeld, daar waar het op de correcte wijze is geimplementeerd, zoals bv het systeem gemeentevrijheid vroeger in Zwitserland.